Het Science Centre Delft gaat samen met het Museon in Den Haag, het Natuurhistorisch Museum Rotterdam en het Leidse Boerhaave Museum een programma van workshops aanbieden aan basisscholen uit de regio, het Techniekmenu. Dat moet bij de kinderen belangstelling voor bèta en techniek losmaken.
De drie musea en het Science Centre richten zich op kinderen in de groepen zes, zeven en acht. Zij gaan gedurende het schooljaar bij alle vier een dagdeel langs. Daar krijgen ze workshops die passen binnen één thema. Het Techniekmenu start met een pilotjaar, waarin twee thema’s centraal staan, te weten duurzaamheid/energie en bioscience. In het eerste jaar doen acht scholen mee, twee uit iedere stad.
De workshops die de kinderen in 2013-2014 krijgen, komen uit het bestaande aanbod van de instellingen. Na het proefjaar komen er nieuwe thema’s en workshops, die onderling op elkaar worden afgestemd en die aansluiten op de einddoelen van de basisschool. “Zo wordt één thema, bijvoorbeeld klimaat, vanuit vier verschillende kanten belicht”, vertelt Michael van der Meer, hoofd van het Science Centre van de TU Delft en initiatiefnemer van het Techniekmenu. “En dat mag best breed worden geïnterpreteerd.”
De workshops voor de kinderen zullen net als nu grotendeels bestaan uit praktisch bezig zijn. Na het pilotjaar zijn alle scholen uit de regio welkom. De initiatiefnemers willen het concept daarnaast uitdragen naar science centres en musea in andere delen van Nederland.
Niet alleen de leerlingen krijgen workshops aangeboden, ook de kennis van hun docenten wordt bijgespijkerd. Dat zal gebeuren via het Wetenschapsknooppunt LDE van de universiteiten van Delft, Leiden en Rotterdam. Van der Meer: “Er is op de pabo’s te weinig aandacht voor natuur en techniek. Wij kunnen de leerkrachten professionaliseren en ze handgrepen aanreiken voor hoe ze met hun leerlingen kunnen ontwerpen en bouwen en hoe ze zelf onderzoekjes kunnen opzetten. Ook kunnen we onderwerpen aandragen.”
Het eerste jaar wordt volgens Van der Meer gebruikt om de organisatie en logistiek op orde te krijgen. De instellingen gaan bijvoorbeeld zelf het busvervoer regelen. Tevens moet blijken of het Techniekmenu voorziet in een behoefte. Na de eerste evaluatie rond de Kerst komt er een plan voor de toekomst. Dat is onder meer nodig om structurele financiering los te kunnen krijgen, bijvoorbeeld bij de Rijksoverheid.
Van der Meer denkt dat het Techniekmenu daarvoor ondanks de bezuinigingen goede papieren heeft. Het kabinet heeft immers zelf zijn handtekening gezet onder het Techniekpact, waarvan één van de doelen is om het techniekonderwijs te versterken. “Wij kunnen aan die vraag voldoen. Leerlingen komen met verschillende instellingen en aspecten van wetenschap en techniek in aanraking.”
Het pilotjaar wordt gefinancierd door de gemeenten Delft, Den Haag en Leiden.
Comments are closed.