Education

Suïcidaal tussen studenten

Iemand die tussen studenten woont, blijkt ernstige psychische problemen te hebben. Het komt voor, ook in Delft, en het hoeft niet altijd tot problemen te leiden. Maar als de toestand van zo iemand verslechtert en tot langdurige overlast leidt, biedt de wet weinig houvast voor een snelle oplossing.

Ruim negen jaar heeft H. aan de Van Hasseltlaan gewoond. Nu is hij weg, tot opluchting van zijn buren. Het is onduidelijk of H. nu de intensieve begeleiding krijgt die hij volgens iedereen hard nodig heeft.

Deze winter gaf de rechter in een uitzettingsprocedure toestemming aan Duwo om H. uit zijn woning te zetten. Daarbij speelde de overlast die hij omwonende studenten de afgelopen tien, elf maanden had bezorgd een doorslaggevende rol. Duwo kon de rechter een uitgebreid dossier met door studenten opgetekende incidenten voorleggen, variërend van stankoverlast en slapen in de gang tot nachtelijke schreeuwpartijen en het regelmatig intrappen van de eigen deur.

De vervuilde woning van H. is leeggehaald. Er is een nieuw slot op de deur geplaatst. H. zelf was afwezig. Hij vertoefde de laatste tijd met enige regelmaat enkele maanden elders, mogelijk bij vrienden of familie in Groot-Brittannië. In Nederland had H., een Somalische vluchteling, geen sociaal netwerk.

“We hebben geen idee waar H. uithangt”, zegt Aad Schelfhorst, die namens Duwo als sociaal beheerder van het studentencomplex aan de Van Hasseltlaan optreedt. “Het zou wrang zijn als hij op straat rondzwierf. Duwo heeft alles gedaan om hem zijn woning te laten behouden. Op een gegeven moment was hij te ver heen. Er is een grens aan de ondersteuning die we kunnen bieden.”

H. was in behandeling bij de Geestelijke Gezondheidszorg Delfland (GGZ). Hij kreeg in 2005 elke week bezoek van het GGZ-team dat patiënten behandelt die intensieve begeleiding nodig hebben. Maar H. was een ‘zorgmijder’ . in de regio Delfland een groep van zo’n 150 mensen. Vaak was hij niet thuis en nam hij zijn medicijnen niet in.
Springen

Van 1996 tot 1999 woont H. op de achtste verdieping van de Van Hasseltlaan, waar in die tijd nog niet zoveel studenten wonen als nu. Duwo weet aanvankelijk niet dat H. begeleid wordt door de GGZ.

Na verloop van tijd klaagt H. over suïcidale neigingen. Hij is bang dat hij van de flat zal afspringen. “Je zou een verband kunnen vermoeden met traumatische gebeurtenissen die hij in Somalië heeft meegemaakt”, zegt Schelfhorst. H. wil op een lage etage wonen. Omdat de GGZ het verzoek ondersteunt, gaat Duwo akkoord. H. krijgt een woning in Blok K, op de eerste verdieping, waar bijna alle bewoners studenten zijn. De eerste jaren lijkt het relatief goed te gaan. De overlast blijft incidenteel. Wel herinnert de overbuurman zich dat H. soms al op de gang liep te ‘brabbelen en te brullen’, iets dat later veel vaker zal voorkomen. Ook ontvangt H. nachtelijk bezoek: mensen met wie hij khat zou kauwen. Deze legale drug kan bij langdurig gebruik psychoses veroorzaken.

Eind oktober 2004 gaat het mis. Buurman Eli, die na een studie IO nog in het studentencomplex woont, hoort laat op de avond ‘een enorm kabaal.’ “Met een andere bewoner ben ik gaan kijken waar dat geluid vandaan kwam. Het kwam uit de woning van H.”

De buren kunnen slechts vermoeden wat zich in de woning afspeelt, en achten het onverstandig om aan te bellen. Eli: “Het kabaal hield urenlang aan. Ik heb die nacht niet kunnen slapen.” In een paar uur tijd heeft H. het interieur van zijn woning vernield, zo zal de volgende ochtend blijken. De televisie en de pc, de meubels en het glaswerk: alles is kapot gegooid of geslagen.

Als Eli die ochtend H. met een afwezige blik in de ogen voor diens woning ziet zitten, besluit hij Duwo te bellen. “Ik had geen idee wat er in hem omging, en maakte me zorgen.” Tot op de dag van vandaag weet Eli niet wat H. precies mankeert. “Dat kon de GGZ me niet vertellen omdat het privacygevoelige informatie is. Daar heb ik begrip voor. Maar door die onzekerheid ga je je wel dingen afvragen. Hoort hij misschien stemmen die hem zeggen om met een mes door de gang te lopen?” Een andere buurman: “Na een incident had ik altijd moeite me te concentreren.”

De uitbarsting van H. blijft niet zonder gevolgen. Nadat de door Eli gebelde Schelfhorst is komen kijken, schakelt Duwo de GGZ in. Met een rechterlijke machtiging wordt H. opgenomen in een open inrichting, waar hij medicatie krijgt. H. verblijft er twee maanden. Daarna gaat hij terug naar zijn woning. “H. had intensieve begeleiding nodig, deze flat was geen geschikte omgeving voor hem”, zegt Eli. “Maar de GGZ en Duwo herhaalden steeds: we kunnen hem alleen blijven helpen als hij zelf wil meewerken. Er ontstond een patstelling.”

Eli is kwaad en teleurgesteld als hij merkt dat H. begin 2005 weer naast hem woont. “Ik dacht dat hij definitief was opgenomen. Dat zou voor hem zelf ook het beste geweest zijn.” Al snel zorgt H. weer voor overlast, al lopen de meningen uiteen over de vraag op welk moment de situatie zo ernstig werd dat een uitzettingsprocedure onvermijdelijk was. Eli: “Ik kan H. niets verwijten. Ik verwijt Duwo dat ze te lang gewacht hebben met structureel ingrijpen.”Volgens Schelfhorst was Eli aanvankelijk de enige die intensief klaagde over de overlast. “Overlast is tot op bepaalde hoogte subjectief. Deze buurman leek gefixeerd op elk geluid dat hij bij H. hoorde. Niet iedereen tilde er zo zwaar aan. Ik heb studenten gesproken die zeiden: ja, ik zie die man wel eens in de gang liggen, en dan stap ik gewoon over hem heen.” Volgens Eli berust de indruk van Schelfhorst dat hij in het begin de enige klager was op een misverstand. “In het begin hadden we niet door dat elke student zelf zijn klachten over de overlast aan Duwo moest melden.”
Onleefbaar

Begin 2005 acht Duwo de tijd rijp voor een uitzettingsprocedure. Schelfhorst: “We hadden geen keuze meer. De situatie was onleefbaar geworden.” Studenten klaagden al lange tijd over zaken als urinestank en nachtelijke schreeuwpartijen. Zulke klachten zijn essentieel voor Duwo om toestemming van de rechter te krijgen om H. zijn woning uit te zetten. Maar als H. plotseling voor een aantal maanden naar . waarschijnlijk – Groot-Brittannië vertrekt, moet de eerste uitzettingsprocedure worden gestaakt.

In april 2005 is H. weer terug. Eli begint bij de lokale pers en politiek aandacht te vragen voor de situatie. Dat levert publiciteit en vragen aan de wethouder op, maar uiteindelijk is het de rechter die het verlossende woord spreekt. Een tweede uitzettingsprocedure blijkt succesvol.

Bert Mostert is plaatsvervangend geneesheer-directeur bij GGZ-Delfland. Hij zegt niet over specifieke gevallen te kunnen spreken, omdat hij dan de privacy van de patiënt schendt. Hij kan niet zeggen of hij weet waar H. zich momenteel bevindt, en of H. op dit moment nog in behandeling is bij GGZ-Delfland. “Ik kan wel vertellen dat we in dit soort gevallen alles in het werk stellen om mensen hulp te blijven bieden.”

De recente aanpassingen in de wet die de gedwongen opname van mensen met ernstige psychische problemen regelt, hebben voor veel controverse gezorgd, vertelt Mostert. De nadruk zou te sterk bij de autonomie van de patiënt zijn gelegd. Mostert: “De GGZ loopt aan tegen de beperkingen die de wet nu oplegt. In de praktijk is het niet eenvoudig om te bewijzen dat iemand een gevaar vormt voor zichzelf en zijn omgeving, voordat er daadwerkelijks iets ernstigs is gebeurd. Bovendien is de ‘stok achter de deur’ van een gedwongen opname ons uit handen geslagen. Zonder dat argument blijkt het soms lastig om mensen te behandelen die in hun eigen belang wel behandeld zouden moeten worden. Er gaan nu stemmen op om de wet aan te passen. Dat lijkt me geen slechte zaak.”

Toch noemt Mostert de huidige wet ‘werkbaar’. “Soms moeten we de grenzen van de wet opzoeken. Als iemand voor hevige overlast zorgt, maar er volgens de strenge criteria van de wet nog geen sprake is van ‘maatschappelijke teloorgang’ of ‘gevaar voor zichzelf en anderen’, vragen we soms toch al om een rechterlijke machtiging om de persoon in kwestie voor een bepaalde tijd op te nemen. Soms wordt dat gehonoreerd. Deze wetgeving is zodanig geformuleerd, dat niet elke rechter haar op dezelfde wijze toepast.”

Het gebrek aan geschikte woonruimte voor mensen met sociale of psychische problemen is een ‘kernprobleem’, zegt Mostert. “Daar gaan we de komende jaren met Stichting Woonbegeleiding en de woningbouwcorporaties aan werken.”

Eli noemt het optreden van de GGZ te passief. “Als ik belde dat ze nu langs konden komen om H. zijn medicijnen te geven, hadden ze het altijd te druk.” Probeerde hij zelf H. aan te sporen zijn medicijnen in te nemen? “Onmogelijk. Hij was niet meer aanspreekbaar. Bovendien wist ik nauwelijks iets over zijn medicatie.”

Inmiddels is de voormalige woning van H. door nieuwe bewoners betrokken. De ingetrapte deur herinnert nog aan zijn verblijf.

“Ik zie H. wel eens in de gang liggen, en dan stap ik gewoon over hem heen.”

In Delft houden vier woningbouwcorporaties elk jaar maximaal 75 woningen uit hun voorraad vrij voor mensen met sociale of psychische problemen. Dat is een afspraak met de gemeente Delft. Het aandeel van Duwo is klein: minder dan 25 procent.

“Het is geen beleid van Duwo om mensen met psychische problemen in studentenflats te plaatsen”, benadrukt Aad Schelfhorst, die namens Duwo als sociaal beheerder van het studentencomplex aan de Van Hasseltlaan optreedt. Het komt voor dat mensen uit deze groep tussen studenten wonen. Denk bijvoorbeeld aan een oud-student die in een studentenhuis is blijven wonen en geen werk vindt, vereenzaamt en afwijkend gedrag gaat vertonen. “Dat is geen reden om in zo’n geval meteen aan een uitzettingsprocedure te denken”, zegt Schelfhorst. “Er is een verschil tussen last en overlast.”

Ruim negen jaar heeft H. aan de Van Hasseltlaan gewoond. Nu is hij weg, tot opluchting van zijn buren. Het is onduidelijk of H. nu de intensieve begeleiding krijgt die hij volgens iedereen hard nodig heeft.

Deze winter gaf de rechter in een uitzettingsprocedure toestemming aan Duwo om H. uit zijn woning te zetten. Daarbij speelde de overlast die hij omwonende studenten de afgelopen tien, elf maanden had bezorgd een doorslaggevende rol. Duwo kon de rechter een uitgebreid dossier met door studenten opgetekende incidenten voorleggen, variërend van stankoverlast en slapen in de gang tot nachtelijke schreeuwpartijen en het regelmatig intrappen van de eigen deur.

De vervuilde woning van H. is leeggehaald. Er is een nieuw slot op de deur geplaatst. H. zelf was afwezig. Hij vertoefde de laatste tijd met enige regelmaat enkele maanden elders, mogelijk bij vrienden of familie in Groot-Brittannië. In Nederland had H., een Somalische vluchteling, geen sociaal netwerk.

“We hebben geen idee waar H. uithangt”, zegt Aad Schelfhorst, die namens Duwo als sociaal beheerder van het studentencomplex aan de Van Hasseltlaan optreedt. “Het zou wrang zijn als hij op straat rondzwierf. Duwo heeft alles gedaan om hem zijn woning te laten behouden. Op een gegeven moment was hij te ver heen. Er is een grens aan de ondersteuning die we kunnen bieden.”

H. was in behandeling bij de Geestelijke Gezondheidszorg Delfland (GGZ). Hij kreeg in 2005 elke week bezoek van het GGZ-team dat patiënten behandelt die intensieve begeleiding nodig hebben. Maar H. was een ‘zorgmijder’ . in de regio Delfland een groep van zo’n 150 mensen. Vaak was hij niet thuis en nam hij zijn medicijnen niet in.
Springen

Van 1996 tot 1999 woont H. op de achtste verdieping van de Van Hasseltlaan, waar in die tijd nog niet zoveel studenten wonen als nu. Duwo weet aanvankelijk niet dat H. begeleid wordt door de GGZ.

Na verloop van tijd klaagt H. over suïcidale neigingen. Hij is bang dat hij van de flat zal afspringen. “Je zou een verband kunnen vermoeden met traumatische gebeurtenissen die hij in Somalië heeft meegemaakt”, zegt Schelfhorst. H. wil op een lage etage wonen. Omdat de GGZ het verzoek ondersteunt, gaat Duwo akkoord. H. krijgt een woning in Blok K, op de eerste verdieping, waar bijna alle bewoners studenten zijn. De eerste jaren lijkt het relatief goed te gaan. De overlast blijft incidenteel. Wel herinnert de overbuurman zich dat H. soms al op de gang liep te ‘brabbelen en te brullen’, iets dat later veel vaker zal voorkomen. Ook ontvangt H. nachtelijk bezoek: mensen met wie hij khat zou kauwen. Deze legale drug kan bij langdurig gebruik psychoses veroorzaken.

Eind oktober 2004 gaat het mis. Buurman Eli, die na een studie IO nog in het studentencomplex woont, hoort laat op de avond ‘een enorm kabaal.’ “Met een andere bewoner ben ik gaan kijken waar dat geluid vandaan kwam. Het kwam uit de woning van H.”

De buren kunnen slechts vermoeden wat zich in de woning afspeelt, en achten het onverstandig om aan te bellen. Eli: “Het kabaal hield urenlang aan. Ik heb die nacht niet kunnen slapen.” In een paar uur tijd heeft H. het interieur van zijn woning vernield, zo zal de volgende ochtend blijken. De televisie en de pc, de meubels en het glaswerk: alles is kapot gegooid of geslagen.

Als Eli die ochtend H. met een afwezige blik in de ogen voor diens woning ziet zitten, besluit hij Duwo te bellen. “Ik had geen idee wat er in hem omging, en maakte me zorgen.” Tot op de dag van vandaag weet Eli niet wat H. precies mankeert. “Dat kon de GGZ me niet vertellen omdat het privacygevoelige informatie is. Daar heb ik begrip voor. Maar door die onzekerheid ga je je wel dingen afvragen. Hoort hij misschien stemmen die hem zeggen om met een mes door de gang te lopen?” Een andere buurman: “Na een incident had ik altijd moeite me te concentreren.”

De uitbarsting van H. blijft niet zonder gevolgen. Nadat de door Eli gebelde Schelfhorst is komen kijken, schakelt Duwo de GGZ in. Met een rechterlijke machtiging wordt H. opgenomen in een open inrichting, waar hij medicatie krijgt. H. verblijft er twee maanden. Daarna gaat hij terug naar zijn woning. “H. had intensieve begeleiding nodig, deze flat was geen geschikte omgeving voor hem”, zegt Eli. “Maar de GGZ en Duwo herhaalden steeds: we kunnen hem alleen blijven helpen als hij zelf wil meewerken. Er ontstond een patstelling.”

Eli is kwaad en teleurgesteld als hij merkt dat H. begin 2005 weer naast hem woont. “Ik dacht dat hij definitief was opgenomen. Dat zou voor hem zelf ook het beste geweest zijn.” Al snel zorgt H. weer voor overlast, al lopen de meningen uiteen over de vraag op welk moment de situatie zo ernstig werd dat een uitzettingsprocedure onvermijdelijk was. Eli: “Ik kan H. niets verwijten. Ik verwijt Duwo dat ze te lang gewacht hebben met structureel ingrijpen.”Volgens Schelfhorst was Eli aanvankelijk de enige die intensief klaagde over de overlast. “Overlast is tot op bepaalde hoogte subjectief. Deze buurman leek gefixeerd op elk geluid dat hij bij H. hoorde. Niet iedereen tilde er zo zwaar aan. Ik heb studenten gesproken die zeiden: ja, ik zie die man wel eens in de gang liggen, en dan stap ik gewoon over hem heen.” Volgens Eli berust de indruk van Schelfhorst dat hij in het begin de enige klager was op een misverstand. “In het begin hadden we niet door dat elke student zelf zijn klachten over de overlast aan Duwo moest melden.”
Onleefbaar

Begin 2005 acht Duwo de tijd rijp voor een uitzettingsprocedure. Schelfhorst: “We hadden geen keuze meer. De situatie was onleefbaar geworden.” Studenten klaagden al lange tijd over zaken als urinestank en nachtelijke schreeuwpartijen. Zulke klachten zijn essentieel voor Duwo om toestemming van de rechter te krijgen om H. zijn woning uit te zetten. Maar als H. plotseling voor een aantal maanden naar . waarschijnlijk – Groot-Brittannië vertrekt, moet de eerste uitzettingsprocedure worden gestaakt.

In april 2005 is H. weer terug. Eli begint bij de lokale pers en politiek aandacht te vragen voor de situatie. Dat levert publiciteit en vragen aan de wethouder op, maar uiteindelijk is het de rechter die het verlossende woord spreekt. Een tweede uitzettingsprocedure blijkt succesvol.

Bert Mostert is plaatsvervangend geneesheer-directeur bij GGZ-Delfland. Hij zegt niet over specifieke gevallen te kunnen spreken, omdat hij dan de privacy van de patiënt schendt. Hij kan niet zeggen of hij weet waar H. zich momenteel bevindt, en of H. op dit moment nog in behandeling is bij GGZ-Delfland. “Ik kan wel vertellen dat we in dit soort gevallen alles in het werk stellen om mensen hulp te blijven bieden.”

De recente aanpassingen in de wet die de gedwongen opname van mensen met ernstige psychische problemen regelt, hebben voor veel controverse gezorgd, vertelt Mostert. De nadruk zou te sterk bij de autonomie van de patiënt zijn gelegd. Mostert: “De GGZ loopt aan tegen de beperkingen die de wet nu oplegt. In de praktijk is het niet eenvoudig om te bewijzen dat iemand een gevaar vormt voor zichzelf en zijn omgeving, voordat er daadwerkelijks iets ernstigs is gebeurd. Bovendien is de ‘stok achter de deur’ van een gedwongen opname ons uit handen geslagen. Zonder dat argument blijkt het soms lastig om mensen te behandelen die in hun eigen belang wel behandeld zouden moeten worden. Er gaan nu stemmen op om de wet aan te passen. Dat lijkt me geen slechte zaak.”

Toch noemt Mostert de huidige wet ‘werkbaar’. “Soms moeten we de grenzen van de wet opzoeken. Als iemand voor hevige overlast zorgt, maar er volgens de strenge criteria van de wet nog geen sprake is van ‘maatschappelijke teloorgang’ of ‘gevaar voor zichzelf en anderen’, vragen we soms toch al om een rechterlijke machtiging om de persoon in kwestie voor een bepaalde tijd op te nemen. Soms wordt dat gehonoreerd. Deze wetgeving is zodanig geformuleerd, dat niet elke rechter haar op dezelfde wijze toepast.”

Het gebrek aan geschikte woonruimte voor mensen met sociale of psychische problemen is een ‘kernprobleem’, zegt Mostert. “Daar gaan we de komende jaren met Stichting Woonbegeleiding en de woningbouwcorporaties aan werken.”

Eli noemt het optreden van de GGZ te passief. “Als ik belde dat ze nu langs konden komen om H. zijn medicijnen te geven, hadden ze het altijd te druk.” Probeerde hij zelf H. aan te sporen zijn medicijnen in te nemen? “Onmogelijk. Hij was niet meer aanspreekbaar. Bovendien wist ik nauwelijks iets over zijn medicatie.”

Inmiddels is de voormalige woning van H. door nieuwe bewoners betrokken. De ingetrapte deur herinnert nog aan zijn verblijf.

“Ik zie H. wel eens in de gang liggen, en dan stap ik gewoon over hem heen.”

In Delft houden vier woningbouwcorporaties elk jaar maximaal 75 woningen uit hun voorraad vrij voor mensen met sociale of psychische problemen. Dat is een afspraak met de gemeente Delft. Het aandeel van Duwo is klein: minder dan 25 procent.

“Het is geen beleid van Duwo om mensen met psychische problemen in studentenflats te plaatsen”, benadrukt Aad Schelfhorst, die namens Duwo als sociaal beheerder van het studentencomplex aan de Van Hasseltlaan optreedt. Het komt voor dat mensen uit deze groep tussen studenten wonen. Denk bijvoorbeeld aan een oud-student die in een studentenhuis is blijven wonen en geen werk vindt, vereenzaamt en afwijkend gedrag gaat vertonen. “Dat is geen reden om in zo’n geval meteen aan een uitzettingsprocedure te denken”, zegt Schelfhorst. “Er is een verschil tussen last en overlast.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.