Nooit eerder hebben Nederlandse universiteiten zoveel mensen laten promoveren als vorig jaar. Een recordaantal van 3736 promovendi schreef een proefschrift en verkreeg de doctorstitel.
Al jaren stijgt het aantal promoties, maar in collegejaar 2009/2010 was de toename nogal spectaculair: ruim dertien procent meer dan het jaar ervoor, blijkt uit nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Opmars
Er promoveren nog altijd minder vrouwen dan mannen, maar dat zal waarschijnlijk niet lang meer duren. Vrouwen zijn al jaren bezig aan een opmars. Er promoveren al bijna vijf keer zoveel vrouwen als in 1990. In de wetenschapsgebieden welzijn en gezondheid zijn vrouwelijke promovendi al vijf jaar in de meerderheid.
Het is niet bekend waarom er opeens zoveel meer doctorstitels konden worden verleend. “Misschien vallen er minder promovendi uit en ronden ze hun proefschrift sneller af”, speculeert Malou Willemars van het Promovendi Netwerk Nederland. “De universiteiten hebben enkele jaren geleden geïnvesteerd in de begeleiding van promovendi. Ook zijn ze iets kortere trajecten gaan aanbieden: misschien dat vorig jaar promovendi van driejarige trajecten tegelijk met promovendi van vierjarige trajecten hun titel kregen.”
Bursalen
Er zijn steeds meer promovendi aan de universiteiten. Onder het universitaire personeel is het aandeel promovendi verdubbeld van zeventien procent in december 1999 naar 34 procent in december 2009.
Promovendi zijn in dienst bij de universiteiten en hebben een tijdelijk contract. Sommige universiteiten willen hun liever een studiebeurs dan salaris geven, omdat dit goedkoper is. Maar de rechter fluit hen telkens terug. Nu lijkt de regering de universiteitsbestuurders te hulp te schieten: staatssecretaris Halbe Zijlstra wil promotietrajecten voor ‘bursalen’ wettelijk mogelijk maken.
De drie partijen zullen samen een contributiesysteem bedenken, zodat er minder gedoe is over de kosten voor de onderzoeksscholen, die toch al relatief gering zijn. Hiermee reageren ze op een rapport over de toekomst van de landelijke onderzoeksscholen geschreven door een commissie die ze zelf in het leven hadden geroepen.
Het rapport was al in december klaar en lekte begin februari uit, maar de drie partijen konden het moeilijk eens worden over een gemeenschappelijke reactie. Nu is het alsnog gelukt, en de geest van samenwerking ademt erin door. Zelfs masteropleidingen kunnen landelijk gaan samenwerken: “Universiteiten hebben inmiddels een eerste stap gezet in de wiskunde en de geesteswetenschappen.”
Maar uit de gezamenlijke verklaring wordt niet duidelijk wie de meerwaarde van een onderzoeksschool precies moet vaststellen. De scholen mogen wel het stempel van goedkeuring vragen aan de Erkenningscommissie Onderzoekscholen als ze daar “behoefte” aan hebben, maar het is kennelijk niet verplicht. Dus de ECOS kan de doorslag niet geven.
Verder willen de universiteiten hun eigen graduate schools met masteropleidingen en promotietrajecten niet tekort doen. Landelijke onderzoeksscholen en lokale graduate schools sluiten elkaar niet uit, schrijven de partijen expliciet. Onderzoeksscholen zijn vooral van belang voor het opleiden van promovendi “in die vakgebieden waar de kritische massa en kritische expertise op het niveau van de afzonderlijke universiteiten ontbreekt.”
De commissie had inderdaad gewezen op een lastig probleem: kleine vakgebieden hebben bij uitstek baat bij landelijke onderzoeksscholen, maar kunnen die door geldgebrek vaak moeilijk in de lucht houden. Maar hoe kleiner een vakgebied is, hoe minder een universiteit erom zal treuren als het verdwijnt. De invulling van begrippen als ‘meerwaarde’ en ‘kritische massa’ zullen dus een cruciale rol gaan spelen.
Comments are closed.