Opinion

OOD is een bedreiging voor onderwijsverbetering

Met verbazing heb ik het gedeelte over studieadvies en ombudsfunctie in het OOD-reorganisatierapport gelezen. Op het gebied van studieadvisering moeten vier van de negentien voltijdbanen weg.

br />
Deze plannen staan haaks op de uitkomsten van ‘Focus op Onderwijs’. Dit plan om het onderwijs te verbeteren vraagt juist om een uitbreiding van het aantal studieadviseurs. En in het jaarverslag 2003 van de TU staat over studiebegeleiding: ‘Voor de uitvoering hiervan zijn extra investeringen in de menskracht voor begeleiding en advisering van studenten noodzakelijk.’

Door te snijden in het aantal studieadviseurs komt van de mooie plannen van ‘Focus op Onderwijs’ weinig terecht. Waarom wordt eerst het belang van goede studiebegeleiding onderkend, maar vervolgens het aantal studiebegeleiders verminderd?

Volgens het OOD-rapport is reductie op de studieadvisering mogelijk door ‘concentratie van kerntaken en door inbedding van het studieadvies in het geheel van studentondersteunende activiteiten’. De kerntaken van studiebegeleiders zijn volgens het rapport: ‘het voorlichten, adviseren en begeleiden van studenten inzake aanpak van de studie, studievoortgang en wijze van studeren’.

Studiebegeleiding kan deels worden gedaan door docent- en studentmentoren. Zij kunnen de verkennende rol van de studieadviseur overnemen, maar deze mentoren moeten door de studieadviseurs worden begeleid en aangestuurd. Maar voor het uitvoeren van belangrijke taken die niet als kerntaken in het rapport genoemd zijn (helpen bij keuzemogelijkheden en het doorsturen naar de studentendecaan of .psycholoog) kunnen geen mentoren ingezet worden. De lijst van kerntaken schiet dus tekort.

De norm die aan de hand van de kerntaken is opgesteld is één studieadviseur per duizend studenten. Behalve voor Bouwkunde, want daar wordt de norm gesteld op één studieadviseur per 1300 studenten. Een goede norm is volgens het platform van studieadviseurs ongeveer één studieadviseur op zevenhonderd studenten. Bij een norm van één op duizend heeft een studieadviseur al eigenlijk te weinig tijd om de taken uit te voeren, maar een norm van één op 1300 betekent echt het einde van de open deuren van de studieadviseurs.

En waarom worden er twee verschillende normen gehanteerd? Hebben studenten op Bouwkunde minder begeleiding nodig?

Ook het aantal studentendecanen en de ombudsman ontsnappen niet. Deze reductie moet worden gecompenseerd door de bijdrage van de studieadviseurs aan de algemene taken op het hoofdgebouw, waar zij circa tien procent van hun tijd moeten gaan besteden. Ik hoor nu al regelmatig klachten van studenten dat er op veel faculteiten een tekort aan studiebegeleiding is.

Cees Daleboudt, voorzitter van de ondernemingsraad, meldt echter in Delta 31 dat hij de reductie van studieadviseurs goed verdedigbaar vindt. “Nu doen de studieadviseurs veel oneigenlijk werk.”

Maar het is juist belangrijk dat studieadviseurs zich niet alleen op hun zogenaamde kerntaken richten. Studieadviseurs moeten een informeel open-deurenbeleid hebben, zodat studenten te allen tijde bij hun studieadviseur binnen kunnen lopen voor vragen en problemen.

Ik maak me zorgen dat er niet genoeg belang aan studiebegeleiding wordt gehecht in de reorganisatieplannen. Bovendien is het teleurstellend dat zelfs de ondernemingsraad dit niet inziet.

Karen Hofman is lid van de studentenraad namens Oras.

Met verbazing heb ik het gedeelte over studieadvies en ombudsfunctie in het OOD-reorganisatierapport gelezen. Op het gebied van studieadvisering moeten vier van de negentien voltijdbanen weg.

Deze plannen staan haaks op de uitkomsten van ‘Focus op Onderwijs’. Dit plan om het onderwijs te verbeteren vraagt juist om een uitbreiding van het aantal studieadviseurs. En in het jaarverslag 2003 van de TU staat over studiebegeleiding: ‘Voor de uitvoering hiervan zijn extra investeringen in de menskracht voor begeleiding en advisering van studenten noodzakelijk.’

Door te snijden in het aantal studieadviseurs komt van de mooie plannen van ‘Focus op Onderwijs’ weinig terecht. Waarom wordt eerst het belang van goede studiebegeleiding onderkend, maar vervolgens het aantal studiebegeleiders verminderd?

Volgens het OOD-rapport is reductie op de studieadvisering mogelijk door ‘concentratie van kerntaken en door inbedding van het studieadvies in het geheel van studentondersteunende activiteiten’. De kerntaken van studiebegeleiders zijn volgens het rapport: ‘het voorlichten, adviseren en begeleiden van studenten inzake aanpak van de studie, studievoortgang en wijze van studeren’.

Studiebegeleiding kan deels worden gedaan door docent- en studentmentoren. Zij kunnen de verkennende rol van de studieadviseur overnemen, maar deze mentoren moeten door de studieadviseurs worden begeleid en aangestuurd. Maar voor het uitvoeren van belangrijke taken die niet als kerntaken in het rapport genoemd zijn (helpen bij keuzemogelijkheden en het doorsturen naar de studentendecaan of .psycholoog) kunnen geen mentoren ingezet worden. De lijst van kerntaken schiet dus tekort.

De norm die aan de hand van de kerntaken is opgesteld is één studieadviseur per duizend studenten. Behalve voor Bouwkunde, want daar wordt de norm gesteld op één studieadviseur per 1300 studenten. Een goede norm is volgens het platform van studieadviseurs ongeveer één studieadviseur op zevenhonderd studenten. Bij een norm van één op duizend heeft een studieadviseur al eigenlijk te weinig tijd om de taken uit te voeren, maar een norm van één op 1300 betekent echt het einde van de open deuren van de studieadviseurs.

En waarom worden er twee verschillende normen gehanteerd? Hebben studenten op Bouwkunde minder begeleiding nodig?

Ook het aantal studentendecanen en de ombudsman ontsnappen niet. Deze reductie moet worden gecompenseerd door de bijdrage van de studieadviseurs aan de algemene taken op het hoofdgebouw, waar zij circa tien procent van hun tijd moeten gaan besteden. Ik hoor nu al regelmatig klachten van studenten dat er op veel faculteiten een tekort aan studiebegeleiding is.

Cees Daleboudt, voorzitter van de ondernemingsraad, meldt echter in Delta 31 dat hij de reductie van studieadviseurs goed verdedigbaar vindt. “Nu doen de studieadviseurs veel oneigenlijk werk.”

Maar het is juist belangrijk dat studieadviseurs zich niet alleen op hun zogenaamde kerntaken richten. Studieadviseurs moeten een informeel open-deurenbeleid hebben, zodat studenten te allen tijde bij hun studieadviseur binnen kunnen lopen voor vragen en problemen.

Ik maak me zorgen dat er niet genoeg belang aan studiebegeleiding wordt gehecht in de reorganisatieplannen. Bovendien is het teleurstellend dat zelfs de ondernemingsraad dit niet inziet.

Karen Hofman is lid van de studentenraad namens Oras.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.