Opinion

Onderzoekscholen bedreigen de universiteit

Minister Ritzen heeft de weg geopend naar het loslaten van de relaties tussen faculteiten en onderzoekscholen. Het Delftse college van bestuur heeft het probleem wel onderkend, maar doet er niets aan.

En de universiteitsraad vond onlangs het behoud van monumentale panden meer tijd waard dan een discussie over de organisatie van het onderzoek. ,,Onderzoekscholen zijn geen oplossing voor een probleem, maar een probleem op zich”, aldus een studentenvertegenwoordiger in de universiteitsraad.

,,Verzet is dom.” Die schokkende opmerking maakte rector K.F. Wakker onlangs in de u-raadscommissie voor onderwijs en onderzoek. Hij probeerde zonder enige nuance de sceptici op het gebied van onderzoekscholen op de vingers te tikken.

Onderzoekscholen (OZS) zijn niet meer van deze tijd, maar met die gedachte stond studentenpartij Aag onlangs volledig alleen in de universiteitsraad. De Aag vreest dat, als er niets gebeurt, onderzoekscholen direct bij zullen dragen tot het einde van de TU Delft als universiteit.

Onderzoekscholen zijn door Ritzen bedacht. De doelstellingen van een willekeurige OZS zijn in het kort: opleiden van aio’s en oio’s en het doen van vernieuwend toponderzoek. Zie het maar als een universiteitsbrede of landelijke vakgroep waar je niet kunt afstuderen. Onderzoekscholen zijn er niet voor niets. Het is voor hoogleraren belangrijk om ‘gezien’ te worden in de academische wereld, en veel van hen zorgen daarvoor door te werken in een landelijke onderzoekschool.

Het onderzoek dat iemand doet wordt nog altijd beter gewaardeerd dan zijn normale onderwijstaak, en het is dan ook niet vreemd dat juist dat laatste aspect nogal eens in de verdrukking raakt. Juist door de zware nadruk op onderzoek in onderzoekscholen wordt de wederzijdse koppeling tussen onderwijs en onderzoek onder druk gezet.
Weg geopend

Op papier is een OZS een platte organisatie. Dat papier zou eigenlijk de enige manier moeten zijn waaraan je kunt zien dat de OZS bestaat. Er is (enkele uitzonderingen daargelaten) geen eigen gebouw en geen eigen personeelsbeleid. De medewerkers werken gewoon in dienst van een faculteit en niet in dienst van de wetenschappelijk directeur van de OZS. De faculteiten moeten zich eigenaar kunnen voelen van de OZS waarin ze meedoen – dat is de gedachte.

Dat kan echter op korte termijn drastisch veranderen. In de voorgestelde wet Modernisering Universitaire Bestuursorganisatie (MUB), wordt naast het afschaffen van de democratie op universiteiten ook de weg opengelaten om omderzoekscholen verregaand te verzelfstandigen. Een directeur van een OZS kan in de toekomst ‘beheersbevoegdheden’ krijgen, wat inhoudt dat hij zelf personeel kan aannemen en ontslaan. De minister heeft als toelichting op dit plan gezegd dat het niet zijn bedoeling is om onderwijs en onderzoek in defaculteit te ontkoppelen, maar hij heeft verder geen enkele maatregel genomen om het te voorkomen.

Ik ben van mening dat ontkoppeling rampzalige gevolgen zal hebben voor de TU en ik denk dat verzelfstandiging daarom koste wat kost moet worden voorkomen. In de huidige situatie dreigt al bijna al het onderzoek in onderzoekscholen terecht te komen. Een verzelfstandiging van onderzoekscholen zal de essentiële koppeling tussen onderwijs en onderzoek vernietigen en dat betekent volgens mij het einde van de universiteit.
Aantal stijgt

Minister Ritzen zit met de onderzoekscholen in zijn maag. Van zijn oorspronkelijke idee dat er zo’n twintig onderzoekscholen gevormd zouden worden voor toponderzoek, is nagenoeg niets terechtgekomen. Er zijn momenteel rond de honderd door de Akademie van Wetenschappen erkende onderzoekscholen en hun aantal stijgt nog steeds. Ritzen heeft een paar maanden geleden een plan gelanceerd voor stimulering van de beste onderzoekscholen. Overigens moet dat met geld gebeuren dat eerst is afgepakt van de universiteiten. Van een oplossing voor het probleem is echter geen sprake; een karakteristiek die meer van Ritzens plannen hebben.

Het college van bestuur van de TU heeft aangegeven niet erg blij te zijn met dit plan, waarschijnlijk met als achterliggende gedachte dat de TU er financieel op achteruit zal gaan, omdat we maar een enkele ‘top-onderzoekschool’ zullen hebben. De kritiek op Ritzens plannen blijkt zich voornamelijk toe te spitsen op bijsturing van het huidige beleid. Zelfs met de huidige problemen staat de gedachte achter het onderzoekbeleid vreemd genoeg niet ter discussie.

Zelfs de voorzitter van ons cvb, dr. N. de Voogd, is het eens met de gedachte dat onderzoekscholen achterhaald zijn. In Delta van 6 juni 1996 zei hij: ,,Als wij echter doorgaan met het vestigen van onderzoek tussen de universiteiten (onderzoekscholen) en buiten instellingen (topinstituten) dan dreigen wij een richting in te slaan die kan leiden tot een ontkoppeling van universitair onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Dat is een risico dat wij niet moeten nemen.”
Gebouwen

Dat zijn cvb vervolgens voorstelt weer twee nieuwe onderzoekscholen in te stellen en dat de andere partijen in de universiteitsraad daarmee zonder slag of stoot akkoord gaan is tekenend voor de discussie rond onderzoekscholen. Dat de discussie rond onderzoekscholen in de laatste u-raadsvergadering tevens slechts een fractie van de tijd in beslag nam in vergelijking met de discussie rond het behouden van oude gebouwen in de TU-wijk, geeft wel aan waar de aandacht van de raad op dit moment ligt. Monumentale panden zijn blijkbaar een stuk interessanter dan het primaire proces van onderzoek. Op de Aag na heeft de raad zich neergelegd bij het feit ‘dat het nu eenmaal zo is, en dat we daar niets aan kunnen veranderen’.

In de nabije toekomst is een nieuwe visie op het onderzoekbeleid noodzakelijk wil de TU als universiteit blijven bestaan. We moeten niet doorgaan met het instellen vanonderzoekscholen. Onderzoekscholen zijn geen oplossing voor een probleem, maar een probleem op zich.

Minister Ritzen heeft de weg geopend naar het loslaten van de relaties tussen faculteiten en onderzoekscholen. Het Delftse college van bestuur heeft het probleem wel onderkend, maar doet er niets aan. En de universiteitsraad vond onlangs het behoud van monumentale panden meer tijd waard dan een discussie over de organisatie van het onderzoek. ,,Onderzoekscholen zijn geen oplossing voor een probleem, maar een probleem op zich”, aldus een studentenvertegenwoordiger in de universiteitsraad.

,,Verzet is dom.” Die schokkende opmerking maakte rector K.F. Wakker onlangs in de u-raadscommissie voor onderwijs en onderzoek. Hij probeerde zonder enige nuance de sceptici op het gebied van onderzoekscholen op de vingers te tikken.

Onderzoekscholen (OZS) zijn niet meer van deze tijd, maar met die gedachte stond studentenpartij Aag onlangs volledig alleen in de universiteitsraad. De Aag vreest dat, als er niets gebeurt, onderzoekscholen direct bij zullen dragen tot het einde van de TU Delft als universiteit.

Onderzoekscholen zijn door Ritzen bedacht. De doelstellingen van een willekeurige OZS zijn in het kort: opleiden van aio’s en oio’s en het doen van vernieuwend toponderzoek. Zie het maar als een universiteitsbrede of landelijke vakgroep waar je niet kunt afstuderen. Onderzoekscholen zijn er niet voor niets. Het is voor hoogleraren belangrijk om ‘gezien’ te worden in de academische wereld, en veel van hen zorgen daarvoor door te werken in een landelijke onderzoekschool.

Het onderzoek dat iemand doet wordt nog altijd beter gewaardeerd dan zijn normale onderwijstaak, en het is dan ook niet vreemd dat juist dat laatste aspect nogal eens in de verdrukking raakt. Juist door de zware nadruk op onderzoek in onderzoekscholen wordt de wederzijdse koppeling tussen onderwijs en onderzoek onder druk gezet.
Weg geopend

Op papier is een OZS een platte organisatie. Dat papier zou eigenlijk de enige manier moeten zijn waaraan je kunt zien dat de OZS bestaat. Er is (enkele uitzonderingen daargelaten) geen eigen gebouw en geen eigen personeelsbeleid. De medewerkers werken gewoon in dienst van een faculteit en niet in dienst van de wetenschappelijk directeur van de OZS. De faculteiten moeten zich eigenaar kunnen voelen van de OZS waarin ze meedoen – dat is de gedachte.

Dat kan echter op korte termijn drastisch veranderen. In de voorgestelde wet Modernisering Universitaire Bestuursorganisatie (MUB), wordt naast het afschaffen van de democratie op universiteiten ook de weg opengelaten om omderzoekscholen verregaand te verzelfstandigen. Een directeur van een OZS kan in de toekomst ‘beheersbevoegdheden’ krijgen, wat inhoudt dat hij zelf personeel kan aannemen en ontslaan. De minister heeft als toelichting op dit plan gezegd dat het niet zijn bedoeling is om onderwijs en onderzoek in defaculteit te ontkoppelen, maar hij heeft verder geen enkele maatregel genomen om het te voorkomen.

Ik ben van mening dat ontkoppeling rampzalige gevolgen zal hebben voor de TU en ik denk dat verzelfstandiging daarom koste wat kost moet worden voorkomen. In de huidige situatie dreigt al bijna al het onderzoek in onderzoekscholen terecht te komen. Een verzelfstandiging van onderzoekscholen zal de essentiële koppeling tussen onderwijs en onderzoek vernietigen en dat betekent volgens mij het einde van de universiteit.
Aantal stijgt

Minister Ritzen zit met de onderzoekscholen in zijn maag. Van zijn oorspronkelijke idee dat er zo’n twintig onderzoekscholen gevormd zouden worden voor toponderzoek, is nagenoeg niets terechtgekomen. Er zijn momenteel rond de honderd door de Akademie van Wetenschappen erkende onderzoekscholen en hun aantal stijgt nog steeds. Ritzen heeft een paar maanden geleden een plan gelanceerd voor stimulering van de beste onderzoekscholen. Overigens moet dat met geld gebeuren dat eerst is afgepakt van de universiteiten. Van een oplossing voor het probleem is echter geen sprake; een karakteristiek die meer van Ritzens plannen hebben.

Het college van bestuur van de TU heeft aangegeven niet erg blij te zijn met dit plan, waarschijnlijk met als achterliggende gedachte dat de TU er financieel op achteruit zal gaan, omdat we maar een enkele ‘top-onderzoekschool’ zullen hebben. De kritiek op Ritzens plannen blijkt zich voornamelijk toe te spitsen op bijsturing van het huidige beleid. Zelfs met de huidige problemen staat de gedachte achter het onderzoekbeleid vreemd genoeg niet ter discussie.

Zelfs de voorzitter van ons cvb, dr. N. de Voogd, is het eens met de gedachte dat onderzoekscholen achterhaald zijn. In Delta van 6 juni 1996 zei hij: ,,Als wij echter doorgaan met het vestigen van onderzoek tussen de universiteiten (onderzoekscholen) en buiten instellingen (topinstituten) dan dreigen wij een richting in te slaan die kan leiden tot een ontkoppeling van universitair onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Dat is een risico dat wij niet moeten nemen.”
Gebouwen

Dat zijn cvb vervolgens voorstelt weer twee nieuwe onderzoekscholen in te stellen en dat de andere partijen in de universiteitsraad daarmee zonder slag of stoot akkoord gaan is tekenend voor de discussie rond onderzoekscholen. Dat de discussie rond onderzoekscholen in de laatste u-raadsvergadering tevens slechts een fractie van de tijd in beslag nam in vergelijking met de discussie rond het behouden van oude gebouwen in de TU-wijk, geeft wel aan waar de aandacht van de raad op dit moment ligt. Monumentale panden zijn blijkbaar een stuk interessanter dan het primaire proces van onderzoek. Op de Aag na heeft de raad zich neergelegd bij het feit ‘dat het nu eenmaal zo is, en dat we daar niets aan kunnen veranderen’.

In de nabije toekomst is een nieuwe visie op het onderzoekbeleid noodzakelijk wil de TU als universiteit blijven bestaan. We moeten niet doorgaan met het instellen vanonderzoekscholen. Onderzoekscholen zijn geen oplossing voor een probleem, maar een probleem op zich.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.