Staatssecretaris Zijlstra wil dat de Nationale Studentenenquête meer informatie geeft over het aantal contacturen en de groepsgrootte bij werk- en hoorcolleges. Hij vindt dat ‘onmisbare informatie’ over de kwaliteit van het hoger onderwijs.
De bewindsman schrijft dit in antwoord op vragen van VVD-kamerlid Anne Wil Lucas. Zij reageerde op klachten van de makers van de Keuzegids Universiteiten. De opleidingsoordelen die daar in staan, zijn mede gebaseerd op de Nationale Studentenenquête, die in opdracht van de stichting Studiekeuze123 gemaakt wordt.
Studenten werd tot nog toe altijd gevraagd naar de groepsgrootte bij werk- en hoorcolleges en naar de hoeveelheid lesuren die ze hadden. Maar in de jongste editie van de Nationale Studentenenquête werden deze vragen alleen nog aan de instellingen zelf gesteld. Hun antwoorden ontbreken nog voor tachtig procent en zijn bovendien niet toetsbaar, is de ervaring van de Keuzegids-redactie.
Ze maakte samen met de Landelijke vereniging van schooldecanen bezwaar tegen het schrappen van de vragen en is kritisch over het feit dat daaraan geen gehoor werd gegeven. Ze vindt dat er sprake is van een ‘verlies aan transparantie’ bij een organisatie ‘die door de overheid wordt gefinancierd om precies die transparantie te vergroten’.
Staatssecretaris Zijlstra lijkt het daarmee eens. Hij roept het bestuur van Studiekeuze123 op om de informatievoorziening aan te passen of aan te vullen. Het aantal contacturen en de groepsgrootte bij een opleiding zijn volgens hem een belangrijke indicator van de kwaliteit van het hoger onderwijs. En een onmisbaar element van studiekeuzevoorlichting.
Dat blijkt uit een landelijke vergelijking van rendement en herinschrijving aan de bacheloropleidingen van Nederlandse universiteiten. De resultaten lopen flink uiteen en ‘selectie en verwijzing’ in het eerste studiejaar lijken geen noemenswaardig effect te sorteren.
De Universiteit Maastricht komt het best uit de bus. Van de Maastrichtenaren die zich na het eerste studiejaar meteen herinschrijven aan dezelfde opleiding haalt 72,8 procent binnen vier jaar het bachelordiploma. Dit hoge aandeel is overigens mede te danken aan de buitenlandse studenten in Maastricht: vaker dan Nederlandse vwo’ers maken zij hun opleiding op tijd af.
Voor de technische instellingen zien de cijfers er juist beroerd uit. Van de Delftse herinschrijvers haalt slechts 18,9 procent binnen vier jaar het bachelordiploma. In Eindhoven (21,7 procent) en Twente (28,3 procent) doen ze het weinig beter.
‘Het aandeel studenten van de TU Delft dat uiteindelijk zijn diploma haalt, zit op het landelijk gemiddelde’ , zegt de universiteit in een reactie. ‘Maar de studieduur is lang. Dat kan te maken hebben met de zwaarte van de opleiding, maar ook met de cultuur onder studenten en docenten: er wat langer over doen zou niet erg zijn. De TU Delft denkt dat beide moeten worden aangepakt: studeerbaarheid en cultuur.’ Daar is de universiteit ook al jaren mee bezig, aldus de woordvoerder.
De cijfers over het studiesucces van bachelorstudenten waren al wel per opleiding bekend en de scores zijn terug te vinden in de Keuzegids Hoger Onderwijs en de website www.studiekeuze123.nl. Maar een landelijke vergelijking van instellingen was er nog niet. Nu heeft de Universiteit Maastricht de cijfers op een rij gezet en zij wilde haar rapport op verzoek van het HOP best openbaar maken.
Opvallend genoeg blijkt er geen verband te bestaan tussen een strenge selectie in het eerste jaar en de prestaties van het cohort in latere jaren. Of er nu veel studenten in het eerste jaar vertrekken of weinig: het zegt niets over het rendement van de overblijvers. Zo heeft rechten aan de UvA bedroevende cijfers: nipt de helft (55 procent) overleefde in 2004 het eerste studiejaar, maar slechts een kwart van de overblijvers (26 procent) kwam binnen vier jaar over de eindstreep. Landelijk haalde destijds 66 procent van de rechtenstudenten het eerste jaar, waarvan veertig procent vier jaar later het bachelordiploma rechten op zak had.
Omgekeerd kwam tachtig procent van de Utrechtse eerstejaars psychologie het studiejaar ongeschonden door, waarvan vervolgens 77,1 procent binnen vier jaar het bachelordiploma uitgereikt kreeg.
Alles bij elkaar is er een voorzichtige opwaartse trend zichtbaar. Van de herinschrijvers-na-één-jaar die in 2002 waren gestart, haalde 43,9 procent in vier jaar tijd het bachelorpapiertje van dezelfde opleiding. Dat steeg naar 46,6 procent voor de lichting die twee jaar later van start ging. De survival rate in het eerste jaar zit daarentegen in een dalende lijn. In 2002 schreef 73,1 procent zich na het eerste studiejaar opnieuw in en dat daalde gestaag tot 69,2 procent voor de lichting van 2007.
Het is niet duidelijk wat dit alles zegt over de uitval in het hoger onderwijs als geheel. Studenten die zich niet opnieuw inschrijven, kunnen zijn overgestapt naar een andere universiteit of naar een andere opleiding binnen dezelfde universiteit. Wie zijn diploma niet binnen vier jaar haalt, doet er misschien een jaartje langer over. Dat valt niet uit de cijfers af te lezen.
Voor opleidingen die Maastricht aanbiedt heeft de universiteit een landelijke vergelijking gemaakt. Daaruit blijkt dat het landelijke studierendement van rechtenopleidingen ondermaats is, evenals dat van economie. Psychologie doet het verhoudingsgewijs juist behoorlijk goed.
De bewindsman schrijft dit in antwoord op vragen van VVD-kamerlid Anne Wil Lucas. Zij reageerde op klachten van de makers van de Keuzegids Universiteiten. De opleidingsoordelen die daar in staan, zijn mede gebaseerd op de Nationale Studentenenquête, die in opdracht van de stichting Studiekeuze123 gemaakt wordt.
Studenten werd tot nog toe altijd gevraagd naar de groepsgrootte bij werk- en hoorcolleges en naar de hoeveelheid lesuren die ze hadden. Maar in de jongste editie van de Nationale Studentenenquête werden deze vragen alleen nog aan de instellingen zelf gesteld. Hun antwoorden ontbreken nog voor tachtig procent en zijn bovendien niet toetsbaar, is de ervaring van de Keuzegids-redactie.
Ze maakte samen met de Landelijke vereniging van schooldecanen bezwaar tegen het schrappen van de vragen en is kritisch over het feit dat daaraan geen gehoor werd gegeven. Ze vindt dat er sprake is van een ‘verlies aan transparantie’ bij een organisatie ‘die door de overheid wordt gefinancierd om precies die transparantie te vergroten’.
Staatssecretaris Zijlstra lijkt het daarmee eens. Hij roept het bestuur van Studiekeuze123 op om de informatievoorziening aan te passen of aan te vullen. Het aantal contacturen en de groepsgrootte bij een opleiding zijn volgens hem een belangrijke indicator van de kwaliteit van het hoger onderwijs. En een onmisbaar element van studiekeuzevoorlichting.

Comments are closed.