De Tweede Kamer wil pas instemmen met een verhoging van het collegegeld als minister Ritzen aantoont dat de kwaliteit van het hoger onderwijs daadwerkelijk verbeterd wordt.
De bewindsman waarschuwt echter dat het ‘studeerbaarheidsfonds’ van vijfhonderd miljoen gulden op de tocht komt te staan als de Kamer weigert een eerste verhoging met honderd gulden voor het studiejaar 1996-’97 goed te keuren.
Dat bleek vorige week donderdag tijdens een overleg tussen Ritzen en de Tweede Kamer over de studeerbaarheid van opleidingen in het hoger onderwijs. In januari stemde de Kamer in met een stapsgewijze collegegeldverhoging van vijfhonderd gulden in de komende drie jaar. Voorwaarde was wel dat de kwaliteit van het onderwijs verbetert. Eind juni sloot Ritzen daarover een ‘studeerbaarheidsakkoord’ met de voorzitters van de verenigingen van universiteiten (VSNU) en hogescholen (HBO- Raad) en de studentenorganisaties LSVb en ISO.
De Kamer is er niet gerust op dat dit akkoord ook echt tot verbetering van de kwaliteit leidt. De plannen zijn mooi, maar de uitvoering is nog onzeker, vinden de kamerfracties zonder uitzondering.
J. Jorritsma (D66) ontwaarde tijdens het debat met Ritzen al ‘barsten in het front’ van studenten, hogescholen en universiteiten. Vooral de VSNU zou zich niet van harte achter de plannen voor kwaliteitsverbetering scharen. Alleen het studeerbaarheidsakkoord is onvoldoende basis om in te stemmen met een collegegeldverhoging, stelde M. de Vries (VVD), ,,want dan nemen we onszelf niet serieus’.
Ritzen vindt echter dat de VSNU en HBO-Raad voldoende commitment hebben getoond om voor het studiejaar 1996-’97 de eerste verhoging van het collegegeld met honderd gulden door te laten gaan. De VSNU zou er hooguit ,,een wat vreemde manier” op na houden om ja te zeggen tegen het akkoord. De bezuiniging die gepaard gaat met de collegegeldverhoging is bovendien al ingeboekt, stelde de bewindsman. Als die weer wordt teruggedraaid, dan stort het ,,vernuftige, maar fragiele bouwwerk” van de begroting in. En dat betekent onder meer dat het vijfhonderd miljoen gulden tellende fonds voor verbetering van de studeerbaarheid onder druk komt te staan.
Dikke muren
PvdA-kamerlid W. van Gelder sprak daarop van een ,,beleidsgevangenis, waarvan de muren almaar dikker worden”. In het hoger-onderwijsbeleid zijn volgens hem zoveel maatregelen aan elkaar gekoppeld, dat de Tweede Kamer zo langzamerhand buitenspel dreigt te worden gezet. Hij vroeg Ritzen daarom een overzicht te geven van ‘concrete toetsmomenten’, waarop de Kamer zich kan uitspreken over de vraag of de instellingen voldoende voortgang maken met de verbetering van hun opleidingen.
De bewindsman ging daar morrend mee akkoord. Volgens hem ,,barsten we nu al van de toetsmomenten”. Het CDA, dat decollegegeldverhoging vooralsnog onaanvaardbaar vindt, wil een apart kamerdebat aan de kwestie wijden. (HOP/M.W.)
De Tweede Kamer wil pas instemmen met een verhoging van het collegegeld als minister Ritzen aantoont dat de kwaliteit van het hoger onderwijs daadwerkelijk verbeterd wordt. De bewindsman waarschuwt echter dat het ‘studeerbaarheidsfonds’ van vijfhonderd miljoen gulden op de tocht komt te staan als de Kamer weigert een eerste verhoging met honderd gulden voor het studiejaar 1996-’97 goed te keuren.
Dat bleek vorige week donderdag tijdens een overleg tussen Ritzen en de Tweede Kamer over de studeerbaarheid van opleidingen in het hoger onderwijs. In januari stemde de Kamer in met een stapsgewijze collegegeldverhoging van vijfhonderd gulden in de komende drie jaar. Voorwaarde was wel dat de kwaliteit van het onderwijs verbetert. Eind juni sloot Ritzen daarover een ‘studeerbaarheidsakkoord’ met de voorzitters van de verenigingen van universiteiten (VSNU) en hogescholen (HBO- Raad) en de studentenorganisaties LSVb en ISO.
De Kamer is er niet gerust op dat dit akkoord ook echt tot verbetering van de kwaliteit leidt. De plannen zijn mooi, maar de uitvoering is nog onzeker, vinden de kamerfracties zonder uitzondering.
J. Jorritsma (D66) ontwaarde tijdens het debat met Ritzen al ‘barsten in het front’ van studenten, hogescholen en universiteiten. Vooral de VSNU zou zich niet van harte achter de plannen voor kwaliteitsverbetering scharen. Alleen het studeerbaarheidsakkoord is onvoldoende basis om in te stemmen met een collegegeldverhoging, stelde M. de Vries (VVD), ,,want dan nemen we onszelf niet serieus’.
Ritzen vindt echter dat de VSNU en HBO-Raad voldoende commitment hebben getoond om voor het studiejaar 1996-’97 de eerste verhoging van het collegegeld met honderd gulden door te laten gaan. De VSNU zou er hooguit ,,een wat vreemde manier” op na houden om ja te zeggen tegen het akkoord. De bezuiniging die gepaard gaat met de collegegeldverhoging is bovendien al ingeboekt, stelde de bewindsman. Als die weer wordt teruggedraaid, dan stort het ,,vernuftige, maar fragiele bouwwerk” van de begroting in. En dat betekent onder meer dat het vijfhonderd miljoen gulden tellende fonds voor verbetering van de studeerbaarheid onder druk komt te staan.
Dikke muren
PvdA-kamerlid W. van Gelder sprak daarop van een ,,beleidsgevangenis, waarvan de muren almaar dikker worden”. In het hoger-onderwijsbeleid zijn volgens hem zoveel maatregelen aan elkaar gekoppeld, dat de Tweede Kamer zo langzamerhand buitenspel dreigt te worden gezet. Hij vroeg Ritzen daarom een overzicht te geven van ‘concrete toetsmomenten’, waarop de Kamer zich kan uitspreken over de vraag of de instellingen voldoende voortgang maken met de verbetering van hun opleidingen.
De bewindsman ging daar morrend mee akkoord. Volgens hem ,,barsten we nu al van de toetsmomenten”. Het CDA, dat decollegegeldverhoging vooralsnog onaanvaardbaar vindt, wil een apart kamerdebat aan de kwestie wijden. (HOP/M.W.)
Comments are closed.