Hester Bijl werd eind maart benoemd tot Antoni van Leeuwenhoek-hoogleraar bij de leerstoel aërodynamica (L&R). De media voeren haar vanwege haar wetenschappelijke merites graag op als expert op tal van terreinen, van vliegtuigen tot fruitvliegjes.
Wat is er veranderd in uw leven sinds u bent aangesteld aan hoogleraar?
“Ik krijg nu meer erkenning voor het begeleiden van promovendi. Vroeger was ik co-promotor. In Nederland weet iedereen wel dat als je co-promotor bent, dat je dan eigenlijk al het werk hebt gedaan. Maar internationaal zien onderzoekers dat heel anders. Het was altijd moeilijk uit te leggen. Wat het onderzoek betreft, is er niets veranderd. Ik werk met negen promovendi en postdocs waar ik onderwerpen voor heb verzonnen en geld voor heb geregeld. Die had ik daarvoor ook al. Wel krijg ik een onderzoeksplaats erbij voor de begeleiding van mijn groep, want de begeleiding is behoorlijk zwaar.”
Naast uw werk als begeleider van promovendi, bent u regelmatig als panellid te zien in het populair-wetenschappelijke tv-programma ‘Hoe?Zo!’. Heeft u nog wel tijd voor onderzoek?
“Ik blijf tv-optredens zien als iets in de marge. Naast het programma ‘Hoe?Zo!’, was ik eens in ‘Nieuwslicht’, omdat ik het belangrijk vind dat het publiek weet wat we aan de universiteit doen. We maken immers veel belastinggeld op. Maar ik ben meer bezig met onderzoek dan dat ik op de búhne sta.”
Zou u niet uw eigen show willen hebben?
Lachend: “Nee. Dat is niet iets waar ik van droom.”
Zijn er andere dromen die u had willen vervullen?
“Als kind wilde ik uitvinder worden. Dus ik zit nu aardig in de buurt. Daarna wilde ik eeuwige student zijn. Nu, wat dat betreft zit ik hier ook goed. Ik blijf altijd maar doorleren. De numerieke stromingsleer is een leuke puzzeltocht. Een tocht die je met een groep maakt. Daarnaast kan ik les geven, iets wat ik ook graag doe. Ik heb een ideale baan.”
U onderzoekt de luchtstromingen langs windmolens en vliegtuigvleugels, één van de meest ingewikkelde takken van de wetenschap. U noemt dat een leuke puzzeltocht?
“Ik puzzel graag met slimme mensen aan wiskundige problemen binnen de stromingsleer. Mijn groep onderzoekt hoe lucht langs windturbines en vliegtuigvleugels stroomt en hoe vervormingen van de rotorbladen en de vleugels op hun beurt de stroming weer beïnvloeden. Een exacte modellering van dergelijke complexe processen is ondoenlijk. Maar we kunnen wel in de buurt komen van de oplossing. En als we dan tot nieuwe inzichten komen, is het niet alsof we iets in het Sanskriet hebben vertaald, maar hebben we informatie verkregen die toegepast kan worden bij het maken van betere windmolens of vliegtuigen.”
U hebt dus een duidelijke voorkeur voor toegepast onderzoek?
“Ja. In het begin werd numerieke wiskunde nog niet veel toegepast. Het was fundamenteel. Onderzoekers hielden zich voornamelijk bezig met bewijsvoering. ‘Hoe bewijzen we, dat als we de vergelijking op die manier aanpakken, we de oplossing krijgen?’ Over dat soort vragen maakten mensen zich heel druk. We zijn nu verder en kunnen numerieke wiskunde toepassen. Maar er zijn nog wel grote uitdagingen. Turbulente, complexe stromingen zijn bijvoorbeeld te ingewikkeld om nauwkeurig door te rekenen. Maar ook als je simpelere luchtstromingen realistisch in de tijd wilt volgen, heb je zo tien of twintig miljoen onbekenden. Vervolgens moeten die onbekenden voor duizenden tijdstappen berekend worden. Dat kan jaren duren. Daarom ontwikkelen we efficiëntere algoritmen. We maken computersimulaties en nemen onzekerheden mee in onze berekeningen. Eerst stond onze hoofd daar niet naar. Maar de simulatie van stromingen wordt steeds volwassener.”
Jullie werken ook met slimme vervormbare materialen. Vliegen vliegtuigen over vijftig jaar als vogels?
“Er wordt aan gedacht om vliegtuigen flapperende bewegingen te laten maken. Nasa heeft een filmpje waarop dit te zien is. Maar ik betwijfel of zo’n vliegtuig ooit echt gemaakt wordt. De klapwiekbeweging is niet de meest efficiënte manier van vliegen omdat de natuur na miljoenen jaren van evolutie vogels heeft voortgebracht. Misschien is het wel te moeilijk om door evolutie een propeller te maken. Luchtstroming gedraagt zich bovendien anders op kleinere schalen. Voor een fruitvlieg is lucht stroperig. Hij heeft zijn manier van vliegen daarop aangepast. Kortom: het is maar de vraag op welke schaal je wilt flapperen. Straalmotoren en propellers zijn op grote schaal heel efficiënt. Iets wat we wel kunnen kopiëren van vogels, is de manier waarop ze hun vleugels vervormen om te sturen of sneller te vliegen. Met vervormbare materialen zou het mogelijk moeten zijn vleugels te maken die bijvoorbeeld een deltavorm aannemen als het toestel supersonisch vliegt. Maar ik ben geen vliegtuigexpert. (lacht) Ik speculeer vooral hoe de bijbehorende algoritmes er over vijftig jaar uitzien.”
Nogal wat mensen kunnen ‘s nachts niet slapen van de herrie die windmolens maken. Kunnen jullie daar iets aan doen?
“Ik heb me daar nog niet mee beziggehouden. We onderzoeken wel of we rotorbladen kunnen maken met slimme materialen zodat ze zich qua vorm kunnen aanpassen aan de windsterkte, waardoor de molens meer energie opwekken. Om betere molens te maken, moeten we de interactie onderzoeken tussen de vervorming en de luchtstroming. We werken hiervoor veel samen met mensen uit de structuurmechanica.”
Kunnen windmolens heel Nederland in de toekomst van stroom voorzien?
“Ook op dat gebied ben ik geen expert. Dat zou je aan een windturbineman moeten vragen. Maar het antwoord is nee. Aan de andere kant, is het wel noodzakelijk? Moeten we al onze energie zelf opwekken als er bijvoorbeeld zonnecellen in de woestijn zijn die ons van energie voorzien? Dat lijkt me ook goed. Wat eten betreft, zijn we ook niet zelfvoorzienend.”
Het valt me op dat u vaak zegt dat u geen expert bent.
“Het grote publiek ziet me vaak als expert omdat ik me met veel verschillende dingen bezighoud. Met mijn werk als stromingsonderzoeker bevind ik me nou eenmaal op het grensgebied van een hoop disciplines. Maar ik maak alleen algoritmes. Als mensen van de windmolens zeggen: Hé, er gebeurt iets raars’ dan zeg ik: ‘o, dan kijk ik even naar mijn algoritme.”
Het schijnt dat jongeren steeds minder goed zijn in wiskunde. Merkt u hier iets van?
“Ik weet niet of dat zo is. Je hebt altijd wel domme mensen die domme dingen doen. Wel maak ik me zorgen over het feit dat iedereen denkt dat wiskunde aan de kant gezet kan worden. Op de middelbare school worden er nu veel minder uren aan besteed. Kinderen leren bij techniek hoe een koffiezetapparaat werkt en ze krijgen kooklessen. Ik vraag me af of dat wel handig is.”
Hoe zit het met de interesse voor de wiskundig-ingenieurstudie?
“De interesse neemt ook af. Toen ik in 1988 begon met studeren in Delft waren er negentig eerstejaars. Nu zijn dat er twintig. Nationaal is het zelfs zo erg dat er allemaal gecombineerde masters zijn. Ik denk dat de interesse voor de studie minder is geworden, doordat leraren minder bevlogen zijn dan vroeger. Toen ik op school zat waren alle leraren enthousiast. Ze hadden zelf ook onderzoek gedaan en vertelden over de nieuwste wetenschappelijke inzichten. Ik dacht dan: wow, dit moet ik ook gaan doen. Maar op een gegeven moment zijn de salarissen gehalveerd. Leraren hebben nu alleen nog maar de lerarenopleiding gedaan. De bezieling is verdwenen. Wat ook niet helpt, is dat managers veel meer verdienen dan ingenieurs. En dan zeggen ze vervolgens dat er meer ingenieurs moeten komen. Ja, dan moet je ze ook meer betalen.”
Heeft uw benoeming tot hoogleraar wellicht te maken met het feit dat u een vrouw bent?
“Hoogleraar word je niet omdat je vrouw bent. Het heeft niet tegen me gewerkt. Als vrouw ben je in Delft eerder zichtbaar. Mensen onthouden je. Aan de TU werken weinig vrouwen en dat wordt alleen maar minder in de hogere regionen. Als je hier een zwarte man zou zien rondlopen, zou je die ook niet snel vergeten, denk ik. Ik heb een heel normale procedure gevolgd met kwaliteitstoetsen. Ik heb het helemaal niet zo moeilijk als vrouw. Ervaring opdoen in het buitenland is lastig als je kinderen hebt zoals ik, maar er zijn ook genoeg mannen die met hetzelfde probleem zitten. Ik ben uiteindelijk toch naar de Verenigde Staten gegaan. Het kost een hoop energie, maar als je die hebt is het prima.”
(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)
WIE IS HESTER BIJL?
Prof.dr.ir.drs. Hester Bijl (1970) is hoogleraar bij de leerstoel aërodynamica van de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek (L&R). Ze studeerde in 1994 af in numerieke stromingsleer bij technische wiskunde. Ook behaalde ze een mastertitel in Engelse taal en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Leiden. Van 1998 tot 1999 werkte ze bij het adviesbureau Boston Consulting Group. Maar de wetenschap trok, en ze combineerde haar consultancywerk met promotieonderzoek. In 1999 verdedigde ze haar proefschrift, een onderzoek naar de interacties tussen stromingen en structuren, zogeheten fluid-structure interacties. In datzelfde jaar begon ze als universitair docent te werken bij L&R. In 2002 werd ze benoemd tot universitair hoofddocent. Drie jaar later was zij een van de vijf jonge, excellente wetenschappers aan de TU Delft die een zogeheten Vidi-subsidie kregen van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). In 2005 werd ze bestuurslid van De Jonge Akademie, die toen werd opgericht door De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Eind maart werd ze benoemd tot Antoni van Leeuwenhoek-hoogleraar, een leerstoel voor veelbelovende jonge wetenschappers. De laatste tijd is zij regelmatig als panellid te zien in het populair-wetenschappelijke tv-programma ‘Hoe?Zo! Hester Bijl woont samen en heeft twee kinderen.
Wat is er veranderd in uw leven sinds u bent aangesteld aan hoogleraar?
“Ik krijg nu meer erkenning voor het begeleiden van promovendi. Vroeger was ik co-promotor. In Nederland weet iedereen wel dat als je co-promotor bent, dat je dan eigenlijk al het werk hebt gedaan. Maar internationaal zien onderzoekers dat heel anders. Het was altijd moeilijk uit te leggen. Wat het onderzoek betreft, is er niets veranderd. Ik werk met negen promovendi en postdocs waar ik onderwerpen voor heb verzonnen en geld voor heb geregeld. Die had ik daarvoor ook al. Wel krijg ik een onderzoeksplaats erbij voor de begeleiding van mijn groep, want de begeleiding is behoorlijk zwaar.”
Naast uw werk als begeleider van promovendi, bent u regelmatig als panellid te zien in het populair-wetenschappelijke tv-programma ‘Hoe?Zo!’. Heeft u nog wel tijd voor onderzoek?
“Ik blijf tv-optredens zien als iets in de marge. Naast het programma ‘Hoe?Zo!’, was ik eens in ‘Nieuwslicht’, omdat ik het belangrijk vind dat het publiek weet wat we aan de universiteit doen. We maken immers veel belastinggeld op. Maar ik ben meer bezig met onderzoek dan dat ik op de búhne sta.”
Zou u niet uw eigen show willen hebben?
Lachend: “Nee. Dat is niet iets waar ik van droom.”
Zijn er andere dromen die u had willen vervullen?
“Als kind wilde ik uitvinder worden. Dus ik zit nu aardig in de buurt. Daarna wilde ik eeuwige student zijn. Nu, wat dat betreft zit ik hier ook goed. Ik blijf altijd maar doorleren. De numerieke stromingsleer is een leuke puzzeltocht. Een tocht die je met een groep maakt. Daarnaast kan ik les geven, iets wat ik ook graag doe. Ik heb een ideale baan.”
U onderzoekt de luchtstromingen langs windmolens en vliegtuigvleugels, één van de meest ingewikkelde takken van de wetenschap. U noemt dat een leuke puzzeltocht?
“Ik puzzel graag met slimme mensen aan wiskundige problemen binnen de stromingsleer. Mijn groep onderzoekt hoe lucht langs windturbines en vliegtuigvleugels stroomt en hoe vervormingen van de rotorbladen en de vleugels op hun beurt de stroming weer beïnvloeden. Een exacte modellering van dergelijke complexe processen is ondoenlijk. Maar we kunnen wel in de buurt komen van de oplossing. En als we dan tot nieuwe inzichten komen, is het niet alsof we iets in het Sanskriet hebben vertaald, maar hebben we informatie verkregen die toegepast kan worden bij het maken van betere windmolens of vliegtuigen.”
U hebt dus een duidelijke voorkeur voor toegepast onderzoek?
“Ja. In het begin werd numerieke wiskunde nog niet veel toegepast. Het was fundamenteel. Onderzoekers hielden zich voornamelijk bezig met bewijsvoering. ‘Hoe bewijzen we, dat als we de vergelijking op die manier aanpakken, we de oplossing krijgen?’ Over dat soort vragen maakten mensen zich heel druk. We zijn nu verder en kunnen numerieke wiskunde toepassen. Maar er zijn nog wel grote uitdagingen. Turbulente, complexe stromingen zijn bijvoorbeeld te ingewikkeld om nauwkeurig door te rekenen. Maar ook als je simpelere luchtstromingen realistisch in de tijd wilt volgen, heb je zo tien of twintig miljoen onbekenden. Vervolgens moeten die onbekenden voor duizenden tijdstappen berekend worden. Dat kan jaren duren. Daarom ontwikkelen we efficiëntere algoritmen. We maken computersimulaties en nemen onzekerheden mee in onze berekeningen. Eerst stond onze hoofd daar niet naar. Maar de simulatie van stromingen wordt steeds volwassener.”
Jullie werken ook met slimme vervormbare materialen. Vliegen vliegtuigen over vijftig jaar als vogels?
“Er wordt aan gedacht om vliegtuigen flapperende bewegingen te laten maken. Nasa heeft een filmpje waarop dit te zien is. Maar ik betwijfel of zo’n vliegtuig ooit echt gemaakt wordt. De klapwiekbeweging is niet de meest efficiënte manier van vliegen omdat de natuur na miljoenen jaren van evolutie vogels heeft voortgebracht. Misschien is het wel te moeilijk om door evolutie een propeller te maken. Luchtstroming gedraagt zich bovendien anders op kleinere schalen. Voor een fruitvlieg is lucht stroperig. Hij heeft zijn manier van vliegen daarop aangepast. Kortom: het is maar de vraag op welke schaal je wilt flapperen. Straalmotoren en propellers zijn op grote schaal heel efficiënt. Iets wat we wel kunnen kopiëren van vogels, is de manier waarop ze hun vleugels vervormen om te sturen of sneller te vliegen. Met vervormbare materialen zou het mogelijk moeten zijn vleugels te maken die bijvoorbeeld een deltavorm aannemen als het toestel supersonisch vliegt. Maar ik ben geen vliegtuigexpert. (lacht) Ik speculeer vooral hoe de bijbehorende algoritmes er over vijftig jaar uitzien.”
Nogal wat mensen kunnen ‘s nachts niet slapen van de herrie die windmolens maken. Kunnen jullie daar iets aan doen?
“Ik heb me daar nog niet mee beziggehouden. We onderzoeken wel of we rotorbladen kunnen maken met slimme materialen zodat ze zich qua vorm kunnen aanpassen aan de windsterkte, waardoor de molens meer energie opwekken. Om betere molens te maken, moeten we de interactie onderzoeken tussen de vervorming en de luchtstroming. We werken hiervoor veel samen met mensen uit de structuurmechanica.”
Kunnen windmolens heel Nederland in de toekomst van stroom voorzien?
“Ook op dat gebied ben ik geen expert. Dat zou je aan een windturbineman moeten vragen. Maar het antwoord is nee. Aan de andere kant, is het wel noodzakelijk? Moeten we al onze energie zelf opwekken als er bijvoorbeeld zonnecellen in de woestijn zijn die ons van energie voorzien? Dat lijkt me ook goed. Wat eten betreft, zijn we ook niet zelfvoorzienend.”
Het valt me op dat u vaak zegt dat u geen expert bent.
“Het grote publiek ziet me vaak als expert omdat ik me met veel verschillende dingen bezighoud. Met mijn werk als stromingsonderzoeker bevind ik me nou eenmaal op het grensgebied van een hoop disciplines. Maar ik maak alleen algoritmes. Als mensen van de windmolens zeggen: Hé, er gebeurt iets raars’ dan zeg ik: ‘o, dan kijk ik even naar mijn algoritme.”
Het schijnt dat jongeren steeds minder goed zijn in wiskunde. Merkt u hier iets van?
“Ik weet niet of dat zo is. Je hebt altijd wel domme mensen die domme dingen doen. Wel maak ik me zorgen over het feit dat iedereen denkt dat wiskunde aan de kant gezet kan worden. Op de middelbare school worden er nu veel minder uren aan besteed. Kinderen leren bij techniek hoe een koffiezetapparaat werkt en ze krijgen kooklessen. Ik vraag me af of dat wel handig is.”
Hoe zit het met de interesse voor de wiskundig-ingenieurstudie?
“De interesse neemt ook af. Toen ik in 1988 begon met studeren in Delft waren er negentig eerstejaars. Nu zijn dat er twintig. Nationaal is het zelfs zo erg dat er allemaal gecombineerde masters zijn. Ik denk dat de interesse voor de studie minder is geworden, doordat leraren minder bevlogen zijn dan vroeger. Toen ik op school zat waren alle leraren enthousiast. Ze hadden zelf ook onderzoek gedaan en vertelden over de nieuwste wetenschappelijke inzichten. Ik dacht dan: wow, dit moet ik ook gaan doen. Maar op een gegeven moment zijn de salarissen gehalveerd. Leraren hebben nu alleen nog maar de lerarenopleiding gedaan. De bezieling is verdwenen. Wat ook niet helpt, is dat managers veel meer verdienen dan ingenieurs. En dan zeggen ze vervolgens dat er meer ingenieurs moeten komen. Ja, dan moet je ze ook meer betalen.”
Heeft uw benoeming tot hoogleraar wellicht te maken met het feit dat u een vrouw bent?
“Hoogleraar word je niet omdat je vrouw bent. Het heeft niet tegen me gewerkt. Als vrouw ben je in Delft eerder zichtbaar. Mensen onthouden je. Aan de TU werken weinig vrouwen en dat wordt alleen maar minder in de hogere regionen. Als je hier een zwarte man zou zien rondlopen, zou je die ook niet snel vergeten, denk ik. Ik heb een heel normale procedure gevolgd met kwaliteitstoetsen. Ik heb het helemaal niet zo moeilijk als vrouw. Ervaring opdoen in het buitenland is lastig als je kinderen hebt zoals ik, maar er zijn ook genoeg mannen die met hetzelfde probleem zitten. Ik ben uiteindelijk toch naar de Verenigde Staten gegaan. Het kost een hoop energie, maar als je die hebt is het prima.”
(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)
WIE IS HESTER BIJL?
Prof.dr.ir.drs. Hester Bijl (1970) is hoogleraar bij de leerstoel aërodynamica van de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek (L&R). Ze studeerde in 1994 af in numerieke stromingsleer bij technische wiskunde. Ook behaalde ze een mastertitel in Engelse taal en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Leiden. Van 1998 tot 1999 werkte ze bij het adviesbureau Boston Consulting Group. Maar de wetenschap trok, en ze combineerde haar consultancywerk met promotieonderzoek. In 1999 verdedigde ze haar proefschrift, een onderzoek naar de interacties tussen stromingen en structuren, zogeheten fluid-structure interacties. In datzelfde jaar begon ze als universitair docent te werken bij L&R. In 2002 werd ze benoemd tot universitair hoofddocent. Drie jaar later was zij een van de vijf jonge, excellente wetenschappers aan de TU Delft die een zogeheten Vidi-subsidie kregen van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). In 2005 werd ze bestuurslid van De Jonge Akademie, die toen werd opgericht door De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Eind maart werd ze benoemd tot Antoni van Leeuwenhoek-hoogleraar, een leerstoel voor veelbelovende jonge wetenschappers. De laatste tijd is zij regelmatig als panellid te zien in het populair-wetenschappelijke tv-programma ‘Hoe?Zo! Hester Bijl woont samen en heeft twee kinderen.
Comments are closed.