De Onderwijsraad maakt zich zorgen over de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Hij waarschuwt dat het stapelen van opleidingen mogelijk moet blijven.
In zijn zojuist verschenen advies ‘Hoger onderwijs voor de toekomst’ noemt de Onderwijsraad het van groot belang dat iedereen hoger onderwijs ‘naar eigen vermogen kan volgen’. Het advies is een reactie op de strategische agenda van staatssecretaris Zijlstra, die maandag in de Tweede Kamer behandeld wordt.
Rendementsdenken
De Onderwijsraad waarschuwt dat het rendementsdenken in de strategische agenda wel erg veel aandacht krijgt en de ‘vorming van jonge mensen’ te weinig. “Hoger onderwijs en (wetenschappelijk) onderzoek lijken exclusief in dienst van het maatschappelijk nut te moeten staan.”
Tegen die achtergrond plaatst de raad vraagtekens bij het voorstel van de staatssecretaris om hbo–studenten die hun propedeuse hebben behaald, niet langer automatisch toe te laten tot de universiteit. Ook zou Zijlstra ‘onnodige drempels’ opwerpen door de doorstroomrechten van hbo’ers met een ‘associate degree’ te beperken.
Cross-disciplinaire studiekeuzes
De raad vindt het bovendien zorgelijk dat universiteiten het instellingscollegegeld mogen vragen voor schakelprogramma’s die langer dan een half jaar duren. Want ook dat kan negatieve gevolgen hebben voor het stapelen van opleidingen.
Het zal schakelaars uit het hbo afschrikken, maar ook universitaire bachelors die een ‘niet aansluitende’ masteropleiding willen volgen. Bijvoorbeeld een rechtenstudent die na zijn bachelor voor een masteropleiding economie of theologie kiest. Jammer, meent de raad, want zulke ‘cross-disciplinaire’ studiekeuzes kunnen het aanbod op de arbeidsmarkt juist aanzienlijk verrijken.
Volgens de raad kan een samenleving alleen innoveren als studenten behalve goed opgeleid, ook creatief zijn en geleerd hebben om kritisch te denken. Het is daarom belangrijk dat instellingen hun studenten stimuleren om ook niet-gebaande paden in te slaan.
Perverse effecten
Een belangrijk punt in de plannen van Zijlstra is het belonen van instellingen die goed presteren. De Onderwijsraad is daar niet principieel tegen, maar waarschuwt in zijn advies voor perverse effecten: rendement moet niet worden verward met kwaliteit. Wanneer de aandacht te eenzijdig gaat naar gemakkelijk meetbare zaken als het aantal contacturen, uitvallers en de staf–studentratio, dan dreigt het gevaar dat andere belangrijke aspecten ondersneeuwen en de ‘innovatie van onderwijsprogramma’s’ gefrustreerd wordt.
Hoe het geld dan wel verdeeld zal worden – de hamvraag bij prestatiebekostiging – moet in overleg met het onderwijsveld worden bepaald. De raad adviseert om onder meer ‘typeringen van het niveau van afstudeerproducten’ mee te nemen in de beoordeling van kwaliteit. De overheid zou instellingen bijvoorbeeld kunnen belonen voor hun internationale positie en aantrekkingskracht op buitenlandse masterstudenten. Tot die tijd moeten de negatieve financiële sancties niet te zwaar zijn voor instellingen die minder goed presteren.
Financiële prikkels
Op het punt van profilering heeft de Onderwijsraad niet zoveel vertrouwen in het probleemoplossend vermogen van de instellingen. In de strategische agenda wil Zijlstra – in lijn met het rapport van de commissie–Veerman – dat hogescholen en universiteiten een duidelijk profiel kiezen en zwakke opleidingen afstoten. Maar om dat van de grond te krijgen is sterke overheidsregie nodig, vindt de raad. Instellingen zijn verantwoordelijk voor hun eigen aanbod, niet voor dat van de buurman. Bovendien heeft ‘het hogeronderwijsveld geen overtuigend ‘track record’ voor gezamenlijke operaties’ en moet voorkomen worden dat er tijd verloren gaat. Daarvoor zijn echter meer financiële prikkels nodig dan de staatssecretaris nu in het vooruitzicht stelt.
Het begrip profilering moet overigens niet te eng worden opgevat, stelt de Onderwijsraad. Behalve met het onderling ‘uitruilen’ van opleidingen kunnen instellingen zich ook onderscheiden met een focus op een specifieke doelgroep, een maatschappelijk thema of een arbeidsmarktsector.
Ir. Rolf Hut heeft vorig jaar laten zien dat de witte afstandbediening van de Nintendo Wii te gebruiken is als sensor. Bij de faculteit Civiele techniek en Geowetenschappen gebruikte hij de ingebouwde tweedimensionale infrarood tracking om de positie van een badeentje of een bootje met een infrarood ledje te bepalen. Zo’n opzet zou geschikt zijn voor de meting van de waterstand in een reservoir, betoogde Hut.
Voor het vakblad Water Resources Research deed Hut in het artikel Using the Wiimote as a sensor in water research uit de doeken hoe hij de Wiimote als watersensor gebruikt. Dat artikel is op 16 september geaccepteerd en staat nu in de wachtrij voor publicatie.
Aan het eind van zijn artikel schetst Hut verdere perspectieven voor het gebruik van de low-budget sensor, want tot nu toe heeft hij alleen de infrarood tracker gebruikt en geen van de drie onderling loodrecht geplaatste versnellingsmeters. Ook die kunnen interessante data opleveren, aldus Hut. Ook doet hij de suggestie om met meerdere Wiimotes driedimensionale tracking uit te voeren. De kosten (40 euro per stuk) mogen geen bezwaar zijn.
Mogelijk brengt zijn publicatie andere onderzoekers op ideeën.
Lees ook:
Cheap weather gadgets (Delta, 16 sept 2009)
Hacked Wiimote in Wired (Delta, 5 jan 2010)
Links:
Wiimote hackers bibliotheek Wii yourself

Comments are closed.