Opinion

Het laatste woord

Dit is de allerlaatste Schuurbiers-column voor de Delta. Tijd voor mij om u een geheimpje te verklappen: de Schuurbiers die u op deze plek heeft leren kennen, die vier jaar lang lief en leed op de universiteit met u deelde, heeft in feite nooit bestaan.

Welnee. Schuurbiers was slechts een schuilnaam, een van de vele verzinsels waarmee ik mijn ware identiteit verborgen houdt. Mensen schrikken namelijk nogal als ze erachter komen wie ik werkelijk ben. Ze hebben dan de neiging om alles te geloven wat ik zeg, alsof ik de absolute waarheid in pacht zou hebben. Wat natuurlijk ook zo is, maar het is lastig opiniestukken schrijven als men er heilig van overtuigd is dat je geen ongelijk kunt hebben. Dus neem ik de laatste paar eeuwen noodgedwongen een schuilnaam aan als ik zin heb om mijn mening kenbaar te maken.
Klinkt achteraf ook wel een beetje gekunsteld, niet? Schuurbiers. Je zult maar zo heten. Oorspronkelijk was het Daan Zuur, maar dat vond ik al gauw te direct, te weinig fantasievol. Dus werd het Daan Bezuurt, en weer later heb ik het verder verbasterd tot Bierschuur, Spuugbiers, Naad Schuurbips, en uiteindelijk dus Schuurbiers. Ik geef toe, het is wat ver gezocht allemaal, maar ik sta erom bekend dat mijn wegen ondoorgrondelijk zijn. In het verleden heb ik nog veel gekkere pseudoniemen verzonnen. Met sommige ben ik tamelijk succesvol geweest, al zeg ik het zelf. Battus deed het de laatste decennia heel aardig. En lang daarvoor heb ik geschitterd met overigens niet minder dubieuze namen. Rene Descartes (Van de Kaart, vat u ‘m?), was ik ook. En Eugene de Balzac (flauwe naam natuurlijk, maar inspiratie komt helaas niet op afroep).
In feite heb ik niet meer onder mijn eigen naam geschreven sinds mijn debuutroman, nu alweer ruim tweeduizend jaar geleden. In mijn jeugdige enthousiasme schreef ik een lijvig werk waarin ik de wereld wilde verklaren vanaf het allereerste begin tot het einde der tijden. Achteraf nogal hoogdravend, maar geheel tegen mijn eigen verwachting in werd het een doorslaand succes. Zelfs vandaag de dag is het wereldwijd het meest gelezen boek. Toch zie ik het achteraf niet als mijn beste werk. Het verhaal is uitermate complex en langdradig. Er lopen allerlei verhaallijnen door elkaar waardoor de essentiële boodschap verloren gaat. Het is bij vlagen belachelijk voorspelbaar en op andere momenten veel te onwaarschijnlijk, en het zit vol met platte karakters. Maar dat is blijkbaar toch wat het grote publiek wil.
Om aan de druk te ontsnappen die zo’n succesvol debuut op je schouders legt, ben ik met al die rare namen begonnen. Maar nu ik alle overpeinzingen, bespiegelingen, observaties en frustraties over het universitaire leven met jullie gedeeld heb, zit de tijd van Schuurbiers erop. Hoe zegt men dat ook alweer op de universiteit? Oh ja: hora est!

Daan Schuurbiers promoveerde op 15 november. Dit was zijn laatste column.

Naam: Edwin Gardner (29)
Woonplaats: Delft
Verliefd/verloofd/getrouwd: Verliefd
Studie: Bouwkunde
Afstudeerrichting: Architectuurtheorie
Afstudeerjaar: 2009
Loopbaan: Vanaf 2005 is Edwin Gardner webredacteur bij Archis/Volume en begon hij met freelance werkzaamheden. In 2009 werd hij onderzoeker en projectcoördinator bij Partizan Publik.

Afgelopen zomer stond Edwin Gardner in de brandende zon te kijken naar vervallen betonnen flats. Met Partizan Publik, een jong project- en onderzoeksbureau waarvoor hij werkt, ging hij deze zomer naar Georgië en Rusland. Hij bezocht daar de betonnen kolossen die vijftig jaar geleden werden gebouwd. “Het materiaal voor die massawoningbouw werd in de fabriek gemaakt en was makkelijk in elkaar te zetten”, zegt Gardner. Nu zien de woningen er onaantrekkelijk uit, en zijn ze nodig aan renovatie toe.
“Zeventig procent van de Russen woont in dit soort flats. Ik was benieuwd hoe die mensen hun gebieden zelf leefbaar maken.” Gardner ontdekte een nieuwe wereld in de flats. “Veel mensen hadden zelf hun internetverbinding aangelegd en tuintjes gecreëerd. Anderen hadden buiten in een verlaten treinwagon of garage winkeltjes gemaakt”, vertelt hij.

De staat had een aparte manier van renoveren. In plaats van een nieuwe lik verf, bevestigden ze een stalen frame aan de appartementenblokken om de bewoners meer vloeroppervlak te geven. Bewoners maakten daar gretig gebruik van. Gardner zag complete uitbouwen en kleine balkonnetjes. Bij sommige woningen zaten zelfs ramen in de uitbouw, anderen hadden een stalen deur gebruikt om de uitbouw mee dicht te maken. Gardner stond te kijken van de creatieve oplossingen van de bewoners. “Zoiets zou in Nederland ondenkbaar zijn, maar hier werkte het perfect.”

Wel zag Gardner wat problemen. “Sommige frames waren niet veilig. Er klettert wel eens een uitbouw naar beneden, waarbij iemand overlijdt. Met het ontwikkelen van een veilig zelfbouwpakket los je die problemen op, maar kunnen de bewoners ook zelf nog met oplossingen komen. De frames zouden goed gebruikt kunnen worden om wijken in voormalige Sovjetlanden te renoveren. Je moet de context en de situatie ter plekke begrijpen, om tot oplossingen te komen. Helaas kijken veel ontwikkelingsorganisaties, zoals Unhabitat, niet goed naar de context van een land om problemen op te lossen”, zegt hij. Constant vroeg Gardner zich af: waarom is dit gebouw zoals het is en wat is het idee achter het ontwerp?

Mystiek
Dat had hij al toen hij aan zijn opleiding bouwkunde begon. Hij deed een jaar bestuur bij studievereniging Stylos en organiseerde lezingen en conferenties. “Ik wilde graag weten wat de architectuur legitimeert. Dat hoopte ik op die manier te ontdekken, maar helaas ging het toch vaak niet over de juiste dingen. Tijdens die lezingen waren er veel bureaupresentaties. Leuk, maar wat is je motivatie, vroeg ik dan aan zo’n architect. Ik wilde de theorie achter de praktijk leren kennen, maar veel architecten praten over hun vak alsof ze een artiest zijn. De architectuur is omgeven door mystiek en allure. Ik denk dat ze bang zijn dat het bijzondere aan het vak verdampt als ze uitleggen waarom ze bepaalde keuzes maken.”

Gardner begrijpt dat inspiratie niet altijd even goed te verklaren valt, maar hij vindt dat er een gat zit tussen de theorie en de praktijk van de architectuur. De praktijk is rommelig en de theorie vindt alleen plaats op de universiteiten, in een beschermd instituut, stelt Gardner.
Daarom pleit hij voor een betere samenwerking tussen de twee uitersten. Hij wil geen ingewikkelde theorieën bedenken en die aan andere architecten opdringen. Het werkt eerder andersom. “Ik kijk naar de praktijk en daar baseer ik mijn theorieën op.”

Gardner en zijn collega’s van Partizan Publik doken in Rusland en Georgië middenin de praktijk. Niet iedereen lukt dat, maar Gardner en zijn collega’s hadden goede contacten in die landen. “Zonder netwerk kom je hier bijna niets te weten”, zegt Gardner. Die contacten deed hij zelf op bij de European Architecture Student Assembly (Easa). Tijdens zijn studietijd volgde Gardner samen met andere internationale architectuurstudenten workshops in onder andere Hongarije en Ierland. “Er zaten veertig nationaliteiten bij elkaar. Ik ontdekte al snel dat overal verschillend wordt lesgegeven. In mediterrane landen is een professor een soort god, terwijl je in Delft veel meer een open dialoog met je hoogleraar hebt. Delft heeft het vergeleken met andere universiteiten goed voor elkaar. Maar de studenten hadden ook veel gemeenschappelijk. Ik maakte snel vrienden.”

Wilde westen
Op Easa in Boedapest organiseerde Gardner een ‘led attack’-workshop, voor een beetje activisme in de architectuur. Ze bevestigden een groot aantal ledlampjes aan batterijtjes en magneetjes en stopten ze vervolgens in een pingpongballetje. Met een grote groep gooiden ze die led throwies vervolgens naar een tram. “Het gaf echt een kick toen al die throwies aan de tram bleven kleven en we de tram zo in een grote kerstboom veranderden. De reizigers waren helemaal verbaasd. Dat was erg leuk.”

Tijdens zijn studie ging Gardner een half jaar naar Istanboel om daar op de universiteit lessen te volgen. “Ik wilde naar een grote stad waar de cultuur zo ver mogelijk van me vandaan stond”, zegt hij. Veel uitwisselingsstudenten blijven in hun Erasmusclubje, vindt Gardner. “Dat wilde ik niet, ik was niet voor niets in Turkije. Ik heb veel Turkse vrienden gemaakt.” Hij ging naar nachtclubs en organiseerde Durtyuzsaniye. Dit is de Turkse vorm van Pecha Kucha, waarbij kunstenaars, designers en architecten in twintig seconden per dia iets over hun werk vertellen. “Het is een geweldige stad, echt het wilde westen in het oosten. De stad is enorm in ontwikkeling. Veel staat nog in de kinderschoenen, maar mensen zijn ook hongerig naar nieuwe dingen. In Nederland reageren mensen vaak blasé op nieuwe dingen, maar in Istanboel vindt men nieuwe dingen juist opwindend en dat maakte het ook zo leuk om Durtyuzsaniye daar te houden. Wow, dat ik dat voor elkaar heb gekregen. Dat succes van Durtyuzsaniye maakte dat ik anders naar de wereld ging kijken: als ik iets verzin, kan het ook werkelijkheid worden.” Gardner ging vooral voor zijn eigen ontwikkeling naar de Turkse stad. “In Istanboel kreeg ik een veel positiever beeld van de TU Delft. Er zijn veel betere faciliteiten in Delft.”

Onlangs ging hij naar Detroit, waar Partizan Publik een woning had gekocht. “De stad is bijna verlaten. Door de crisis is de aftakeling van de stad in een stroomversnelling geraakt. Het was net alsof ik in de film ‘Mad Max’ was beland. Zo stel je je een stad voor na de Apocalyps. Je weet dat het een stad is, maar alles is aftands, en leeg. Heel surrealistisch. Een savanne, met af en toe een huis.”

Door een huis te kopen ‘voor maar een paar honderd dollar’ wilden ze samen met de achtergebleven bewoners bekijken hoe ze de wijk weer kunnen ontwikkelen. “Zo is er genoeg ruimte om mensen hun eigen voedsel te laten verbouwen,” zegt Gardner. “De achtergebleven bewoners worden een soort pioniers. Zij moeten een nieuwe vorm voor stedelijkheid zoeken in een verlaten stad. En in die zoektocht willen wij graag een rol spelen.”
Hoe zijn eigen toekomst eruit gaat zien, weet Gardner nog niet. Dat de praktijk hand in hand moet gaan met de theorie, is voor hem belangrijk. Hij hoopt er ooit nog een boek over te schrijven. “Ik wil mijn gedachten graag met de rest van de wereld delen, en een boek is daar ideaal voor.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.