Ondernemingsraadvoorzitter Kees Daleboudt is een voorstander van het efficiënter opzetten van ondersteunende diensten, om zo extra geld vrij te maken voor onderzoek.
Maar een ingrijpende reorganisatie gaat hem te ver.
De TU Delft wil in drie jaar 450 banen schrappen bij de ondersteunende diensten. De ondernemingsraad (or) heeft een positief advies uitgebracht, maar voelt weinig voor een ingrijpende reorganisatie. Laat de projectgroep die het plan moet uitwerken eerst maar eens onderzoeken hoeveel banen je kunt schrappen zonder dat het zich tegen de kwaliteit van de ondersteuning keert, zo redeneert de or.
In het overleg tussen college van bestuur en ondernemingsraad was 450 banen nooit een heilig getal, waar niet aan kon worden getornd, benadrukt de or-voorzitter. Daleboudt: “Als er uiteindelijk ‘slechts’ tweehonderd banen worden geschrapt, zou ik dat niet raar vinden. Gedwongen ontslagen? Ik denk niet dat die nodig zullen zijn.” Vandaag praat Daleboudt met drs. Hans van Luijk: hij verwacht niet dat de collegevoorzitter verrast zal zijn door deze standpunten.
Met grote reorganisaties moet je erg uitkijken, vindt Daleboudt. “Het kost handenvol geld, denk alleen maar aan wachtgeldregelingen. De or heeft berekend dat het zeven jaar zal duren voor de TU de kosten van deze geplande reorganisatie zal hebben terugverdiend. Bij financiën hebben ze de basisgegevens van onze berekeningen gecontroleerd, en die klopten.”
Vorige reorganisaties op de TU waren weinig succesvol, stelt Daleboudt. “Ze hebben vooral veel onrust opgeleverd.”
Ook over de reorganisatie op de TU Eindhoven, een lichtend voorbeeld voor Delft omdat daar anderhalf keer zoveel wetenschappers als ondersteuners rondlopen, is Daleboudt niet enthousiast. “Die reorganisatie is alleen op papier een succes. Het heeft de TU Eindhoven geen cent opgeleverd.” Daleboudt bezocht vorige week de TU Eindhoven. “Achteraf zeggen zowel de universiteitsraad als het college van bestuur over de reorganisatie: dit eens, maar nooit weer.” Bovendien, stelt Daleboudt, gaat de vergelijking tussen de TU Delft en de TU Eindhoven in veel opzichten mank. Wat goed is voor Eindhoven, is daarmee niet automatisch het juiste recept voor Delft.
Loopbaanbegeleiding
Daleboudt is er wel van overtuigd dat bij de ondersteunende diensten efficiencywinst valt te behalen. “Bij de ict-ondersteuning op de faculteiten zie je bijvoorbeeld veel versnippering. Steeds wordt ergens het wiel opnieuw uitgevonden. Bundeling van ict-ondersteuners in één klantgerichte organisatie lijkt me geen slechte zaak.” Hij vindt het eveneens een goed idee om de bespaarde miljoenen te besteden aan zaken als het aantrekken van promovendi en postdocs. “Op een universiteit is ondersteuning onmisbaar, maar de kern blijft wetenschap.” De getalsverhouding wetenschappers:ondersteuners is op de TU Delft ongunstiger dan op veel andere universiteiten, en dat moet veranderen. “Al is die verhouding wel een heel makkelijk te manipuleren meetinstrument. Als de hoogleraar bij gebrek aan voldoende ondersteuners zelf allerlei klussen moet gaan doen, is dat natuurlijk niet de vooruitgang die het op papier misschien lijkt.”
Ondersteuners van wie de baan wordt geschrapt en die niet via ‘natuurlijk verloop’ kunnen vertrekken, moeten niet gedwongen worden ontslagen, vindt Daleboudt. “Geef ze liever loopbaanbegeleiding – het is hoog tijd dat zoiets wordt opgezet aan de TU Delft.” Deze groep zou in de ogen van Daleboudt ook niet per se binnen een termijn van drie jaar hoeven te vertrekken.
De offers aan de kant van de ondersteuners moeten uiteindelijk leiden tot productievere, ‘betere’ wetenschapsbeoefening. Dat is nog niet zo eenvoudig, erkent de or-voorzitter. “Hoe het geld precies moet worden besteed is wat mij betreft nog een open vraag. Je zou de helft aan speerpuntonderzoek kunnen geven. In ieder geval blijven de wetenschappers niet buiten schot: zij moeten beter presteren.”
Heeft Daleboudt geen moment gedacht: veel ondersteuners zijn al murw geslagen door vorige reorganisaties, die kunnen we niet opnieuw zoiets aandoen? “Jawel. Maar de TU Delft is kwetsbaar. Als op het ministerie van onderwijs iemand merkt dat we verhoudingsgewijs wel erg veel ondersteuners in dienst hebben, kunnen we daar keihard op worden afgerekend.”
De politiek slaat door, vindt Daleboudt. “Als je luistert naar de retoriek en vervolgens ziet hoe weinig innovatiegelden er bij de universiteiten terecht komen, dan is dat ongelooflijk. Bovendien wordt de concurrentiesteeds scherper. In zo’n klimaat moet de TU zich handhaven. En dat kan betekenen dat een ondersteuner die zijn werk goed doet, toch zijn baan ziet verdwijnen. Het ligt niet aan hem.” Een schrale troost voor de betrokkene. “Klopt. Maar het is wel de onplezierige werkelijkheid. De wereld haalt de TU Delft in.”
Verwijten dat de ondernemingsraad zich in het overleg met het college van bestuur te slap heeft opgesteld vindt Daleboudt kortzichtig. “We hebben misschien een braaf imago, maar we bereiken veel. In de afgelopen anderhalf jaar heeft dit college bijna alle suggesties overgenomen die we in het vooroverleg aandroegen. Daarom hebben we tijdens de eindvergadering ook niet zo’n behoefte om met de vuist op tafel te slaan.”
Ondernemingsraadvoorzitter Kees Daleboudt is een voorstander van het efficiënter opzetten van ondersteunende diensten, om zo extra geld vrij te maken voor onderzoek. Maar een ingrijpende reorganisatie gaat hem te ver.
De TU Delft wil in drie jaar 450 banen schrappen bij de ondersteunende diensten. De ondernemingsraad (or) heeft een positief advies uitgebracht, maar voelt weinig voor een ingrijpende reorganisatie. Laat de projectgroep die het plan moet uitwerken eerst maar eens onderzoeken hoeveel banen je kunt schrappen zonder dat het zich tegen de kwaliteit van de ondersteuning keert, zo redeneert de or.
In het overleg tussen college van bestuur en ondernemingsraad was 450 banen nooit een heilig getal, waar niet aan kon worden getornd, benadrukt de or-voorzitter. Daleboudt: “Als er uiteindelijk ‘slechts’ tweehonderd banen worden geschrapt, zou ik dat niet raar vinden. Gedwongen ontslagen? Ik denk niet dat die nodig zullen zijn.” Vandaag praat Daleboudt met drs. Hans van Luijk: hij verwacht niet dat de collegevoorzitter verrast zal zijn door deze standpunten.
Met grote reorganisaties moet je erg uitkijken, vindt Daleboudt. “Het kost handenvol geld, denk alleen maar aan wachtgeldregelingen. De or heeft berekend dat het zeven jaar zal duren voor de TU de kosten van deze geplande reorganisatie zal hebben terugverdiend. Bij financiën hebben ze de basisgegevens van onze berekeningen gecontroleerd, en die klopten.”
Vorige reorganisaties op de TU waren weinig succesvol, stelt Daleboudt. “Ze hebben vooral veel onrust opgeleverd.”
Ook over de reorganisatie op de TU Eindhoven, een lichtend voorbeeld voor Delft omdat daar anderhalf keer zoveel wetenschappers als ondersteuners rondlopen, is Daleboudt niet enthousiast. “Die reorganisatie is alleen op papier een succes. Het heeft de TU Eindhoven geen cent opgeleverd.” Daleboudt bezocht vorige week de TU Eindhoven. “Achteraf zeggen zowel de universiteitsraad als het college van bestuur over de reorganisatie: dit eens, maar nooit weer.” Bovendien, stelt Daleboudt, gaat de vergelijking tussen de TU Delft en de TU Eindhoven in veel opzichten mank. Wat goed is voor Eindhoven, is daarmee niet automatisch het juiste recept voor Delft.
Loopbaanbegeleiding
Daleboudt is er wel van overtuigd dat bij de ondersteunende diensten efficiencywinst valt te behalen. “Bij de ict-ondersteuning op de faculteiten zie je bijvoorbeeld veel versnippering. Steeds wordt ergens het wiel opnieuw uitgevonden. Bundeling van ict-ondersteuners in één klantgerichte organisatie lijkt me geen slechte zaak.” Hij vindt het eveneens een goed idee om de bespaarde miljoenen te besteden aan zaken als het aantrekken van promovendi en postdocs. “Op een universiteit is ondersteuning onmisbaar, maar de kern blijft wetenschap.” De getalsverhouding wetenschappers:ondersteuners is op de TU Delft ongunstiger dan op veel andere universiteiten, en dat moet veranderen. “Al is die verhouding wel een heel makkelijk te manipuleren meetinstrument. Als de hoogleraar bij gebrek aan voldoende ondersteuners zelf allerlei klussen moet gaan doen, is dat natuurlijk niet de vooruitgang die het op papier misschien lijkt.”
Ondersteuners van wie de baan wordt geschrapt en die niet via ‘natuurlijk verloop’ kunnen vertrekken, moeten niet gedwongen worden ontslagen, vindt Daleboudt. “Geef ze liever loopbaanbegeleiding – het is hoog tijd dat zoiets wordt opgezet aan de TU Delft.” Deze groep zou in de ogen van Daleboudt ook niet per se binnen een termijn van drie jaar hoeven te vertrekken.
De offers aan de kant van de ondersteuners moeten uiteindelijk leiden tot productievere, ‘betere’ wetenschapsbeoefening. Dat is nog niet zo eenvoudig, erkent de or-voorzitter. “Hoe het geld precies moet worden besteed is wat mij betreft nog een open vraag. Je zou de helft aan speerpuntonderzoek kunnen geven. In ieder geval blijven de wetenschappers niet buiten schot: zij moeten beter presteren.”
Heeft Daleboudt geen moment gedacht: veel ondersteuners zijn al murw geslagen door vorige reorganisaties, die kunnen we niet opnieuw zoiets aandoen? “Jawel. Maar de TU Delft is kwetsbaar. Als op het ministerie van onderwijs iemand merkt dat we verhoudingsgewijs wel erg veel ondersteuners in dienst hebben, kunnen we daar keihard op worden afgerekend.”
De politiek slaat door, vindt Daleboudt. “Als je luistert naar de retoriek en vervolgens ziet hoe weinig innovatiegelden er bij de universiteiten terecht komen, dan is dat ongelooflijk. Bovendien wordt de concurrentiesteeds scherper. In zo’n klimaat moet de TU zich handhaven. En dat kan betekenen dat een ondersteuner die zijn werk goed doet, toch zijn baan ziet verdwijnen. Het ligt niet aan hem.” Een schrale troost voor de betrokkene. “Klopt. Maar het is wel de onplezierige werkelijkheid. De wereld haalt de TU Delft in.”
Verwijten dat de ondernemingsraad zich in het overleg met het college van bestuur te slap heeft opgesteld vindt Daleboudt kortzichtig. “We hebben misschien een braaf imago, maar we bereiken veel. In de afgelopen anderhalf jaar heeft dit college bijna alle suggesties overgenomen die we in het vooroverleg aandroegen. Daarom hebben we tijdens de eindvergadering ook niet zo’n behoefte om met de vuist op tafel te slaan.”
Comments are closed.