Even leken de rellen uit de Parijse voorsteden over te waaien naar onder andere Rotterdam, waar deze week ook auto’s in brand werden gestoken. Heilige oorlog of gevolg van een planologische fout?
Al twee weken staan de kranten er vol mee: de rellen in de banlieues van Parijs. Jongeren in deze voorsteden gingen ‘s nachts massaal de straat op en staken auto’s in brand. De rellen bleven niet beperkt tot Parijs, maar sloegen over naar andere Franse steden, Brussel en Keulen. Ook in Rotterdam-Zuid gingen auto’s in vlammen op. “De heilige oorlog is begonnen”, hoorden buurtbewoners de relschoppers roepen.
“Jongeren in de Parijse banlieues voelen zich uitgesloten van de maatschappij. Ze hebben vaak geen werk, geen uitzicht op een beter bestaan en nauwelijks middelen om zich te laten horen. Waar jongeren eerder met rap en graffiti protesteerden tegen de regering, politie en zelfs journalisten, steken ze nu auto’s in brand.” Drs. Leeke Reinders van onderzoeksinstituut OTB deed enige tijd onderzoek naar jongerencultuur in de banlieues van Parijs, om precies te zijn de voorstad Sarcelles. “Sarcelles is een van de eerste voorsteden die in de vijftiger en zestiger jaren werden gebouwd. Het idee was toen dat de stad en de samenleving maakbaar waren met architectuur. In de jaren zestig was er al kritiek op de naoorlogse stedenbouw. Zo ontstond destijds een mythe over ‘sarcellitus’, een virus dat zou leiden tot depressieve huisvrouwen en rotzooischoppende jongeren.”
Dr. Edward Hulsbergen van de leerstoel ruimtelijke planning (Bouwkunde) merkt op dat de Parijse voorsteden geïsoleerd zijn. “Naast het feit dat de voorsteden mono-functioneel zijn, namelijk vooral een woonfunctie hebben, zijn ze slecht ontsloten naar de rest van de regio. In Nederland liggen zogeheten ‘probleemwijken’ vaak minder geïsoleerd. Dit biedt betere kansen voor de wijk en de bewoners.”
Er zijn meer verschillen tussen de Franse en de Nederlandse situatie, waardoor Reinders geen Franse ‘toestanden’ verwacht in Nederland. “In Nederland lijken etnische verschillen tussen jongeren een grotere rol te spelen, waardoor jongeren zich niet zo snel zullen organiseren tot een groep. Verder zijn in Frankrijk niet alleen de wijken, maar ook de problemen veel groter. Jongeren worden op veel grotere schaal uitgesloten en zien maar weinig kans uit hun problemen te komen. Minder dan in Nederland zijn er projecten om jongeren bijvoorbeeld aan een baan te helpen.” Volgens Hulsbergen is dit niet altijd zo geweest. “In de jaren negentig bestonden er in Frankrijk veel initiatieven om de leefsituatie en de positie van bewoners te verbeteren. Nederland kon daar toen nog wat van leren.”
Ir. André Ouwehand van onderzoeksinstituut OTB vermoedt dat in Nederland snel op onrust kan worden gereageerd. “Rotterdam heeft bijvoorbeeld een succesvol ‘hotspotbeleid’ voor plaatsen waar het echt fout dreigt te gaan. Zogenaamde ‘stadsmariniers’ moeten zorgen dat problemen snel op het bord van de wethouder terechtkomen.” (MM)
Al twee weken staan de kranten er vol mee: de rellen in de banlieues van Parijs. Jongeren in deze voorsteden gingen ‘s nachts massaal de straat op en staken auto’s in brand. De rellen bleven niet beperkt tot Parijs, maar sloegen over naar andere Franse steden, Brussel en Keulen. Ook in Rotterdam-Zuid gingen auto’s in vlammen op. “De heilige oorlog is begonnen”, hoorden buurtbewoners de relschoppers roepen.
“Jongeren in de Parijse banlieues voelen zich uitgesloten van de maatschappij. Ze hebben vaak geen werk, geen uitzicht op een beter bestaan en nauwelijks middelen om zich te laten horen. Waar jongeren eerder met rap en graffiti protesteerden tegen de regering, politie en zelfs journalisten, steken ze nu auto’s in brand.” Drs. Leeke Reinders van onderzoeksinstituut OTB deed enige tijd onderzoek naar jongerencultuur in de banlieues van Parijs, om precies te zijn de voorstad Sarcelles. “Sarcelles is een van de eerste voorsteden die in de vijftiger en zestiger jaren werden gebouwd. Het idee was toen dat de stad en de samenleving maakbaar waren met architectuur. In de jaren zestig was er al kritiek op de naoorlogse stedenbouw. Zo ontstond destijds een mythe over ‘sarcellitus’, een virus dat zou leiden tot depressieve huisvrouwen en rotzooischoppende jongeren.”
Dr. Edward Hulsbergen van de leerstoel ruimtelijke planning (Bouwkunde) merkt op dat de Parijse voorsteden geïsoleerd zijn. “Naast het feit dat de voorsteden mono-functioneel zijn, namelijk vooral een woonfunctie hebben, zijn ze slecht ontsloten naar de rest van de regio. In Nederland liggen zogeheten ‘probleemwijken’ vaak minder geïsoleerd. Dit biedt betere kansen voor de wijk en de bewoners.”
Er zijn meer verschillen tussen de Franse en de Nederlandse situatie, waardoor Reinders geen Franse ‘toestanden’ verwacht in Nederland. “In Nederland lijken etnische verschillen tussen jongeren een grotere rol te spelen, waardoor jongeren zich niet zo snel zullen organiseren tot een groep. Verder zijn in Frankrijk niet alleen de wijken, maar ook de problemen veel groter. Jongeren worden op veel grotere schaal uitgesloten en zien maar weinig kans uit hun problemen te komen. Minder dan in Nederland zijn er projecten om jongeren bijvoorbeeld aan een baan te helpen.” Volgens Hulsbergen is dit niet altijd zo geweest. “In de jaren negentig bestonden er in Frankrijk veel initiatieven om de leefsituatie en de positie van bewoners te verbeteren. Nederland kon daar toen nog wat van leren.”
Ir. André Ouwehand van onderzoeksinstituut OTB vermoedt dat in Nederland snel op onrust kan worden gereageerd. “Rotterdam heeft bijvoorbeeld een succesvol ‘hotspotbeleid’ voor plaatsen waar het echt fout dreigt te gaan. Zogenaamde ‘stadsmariniers’ moeten zorgen dat problemen snel op het bord van de wethouder terechtkomen.” (MM)
Comments are closed.