Science

Flatland hydropower

Despite its limited natural resources, The Netherlands should build innovative hydropower systems, says an expert in the field, Hans van Duivendijk. Such expertise is in worldwide demand.

Soaring to a maximum of a measly 322 meters above sea level (in Vaalserberg), the Dutch heights are limited at best. Our rivers move slowly through the flat, wide landscape. The waves on our shores are puny and the tide amounts to three meters at most. Still, Dutch engineers have been involved in hydropower projects all over the world. The author of ‘Water Power Systems’, Hans van Duivendijk, says Dutch engineers are in demand because of their broad education and analytical thinking. “Thus far”, he adds, on a cautionary note. 

Van Duivendijk should know. His curriculum vitae reads like an adventure novel, as a Dutch transport minister once remarked. As a student, Van Duivendijk worked on hydropower projects in Austria (1956) and Canada (1957). As an engineer, he supervised the building of a dam in Nigeria, tidal closures in Ghana, flood control studies in Morocco, and the Feni closure dam in Bangladesh (1985). Since 1986, Van Duivendijk has taught Water Power Systems at the faculty of Civil Engineering and Geosciences – a subject he took over from professor Glerum. For four days a week he remained employed by the consultancy firm Royal Haskoning. Last week Thursday, Van Duivendijk (75) retired after more than 20 years at TU Delft and 50 years at Royal Haskoning.

His farewell symposium however was extremely future-orientated, featuring a number of daring water energy projects for the Netherlands and stressing a commitment to generating or storing sustainable energy. Van Duivendijk would like to see all of these projects realised: “It gives you a nice introduction at large hydropower projects abroad.”

Projects proposed at the symposium featured power storage: a prerequisite for sustainable energy. Wind, wave or tidal power is variable and generally will not correspond to the daily rhythms of power usage. Power storage is needed to buffer the imbalance between supply and demand on the power market. It can store windpower as well as excess production from nuclear or coal plants. Pumped hydro (operating a hydro power installation in reverse) is a proven method for such storage, with an efficiency of about 80 percent. In England, for instance, a 1,700 megawatt pumped hydro installation is used to stabilise the grid when the nation, en masse, ‘puts the kettle on’ at the end of a popular TV-series. The amount of energy stored is proportional to the product of the height difference and the water quantity involved.

Waldo Molendijk (MSc), from Lievense, a consultancy firm, presented a large-quantity, low-height storage variant, called the ‘energy island’. The artificial island consists of a dike constructed around a deep well. Seawater gushing into the well through a set of turbines delivers 1,500 megawatt of electricity. Excess power is needed to pump the water back into the surrounding sea. The plan places the island west of Zeeland province, because there the dense clay at a depth of about 30 meters is expected to provide a watertight bottom to the well.

The underground storage system presented by Royal Haskoning works the other way: relatively little water, but at a relatively great height of 1,400 meters. A storage lake (measuring 500 x 600 meters) can be drained to an enormous underground cistern, powering seven, 200 megawatt high-pressure turbines. Two and a half million cubic meters of water rush down a pipe measuring seven metres in diameter. The unit can deliver maximum power for just under six hours and needs only 30 seconds to get online. Building it will take seven years, but it could last for a century.
“Build them”, said Duivendijk, “and then get invited by other countries to do the same over there.”

The same applies to the plans for the tidal energy plant at the Brouwersdam. Opening up the dam to the Grevelingen Lake would partially restore the tide there (up to 0.7 metres). According to Leslie Moyaart (Royal Haskoning), the dam could deliver 60 megawatts, which is sufficient for providing energy to 60,000 homes.
It’s no surprise that Van Duivendijk supervised Moyaart’s MSc thesis. 

Huurwoningen zijn een schaars goed. Over het algemeen zijn er meer woningzoekenden dan er woningen vrijkomen, en dat geldt zeker op de Delftse markt voor studentenhuisvesting. Dit leidt tot een verdelingsvraagstuk: wie komt er als eerste aan de beurt wanneer een woning vrij komt? Woonruimteverdeling is een stelsel van regels en criteria aan de hand waarvan woningen worden verdeeld. Echter, over de ‘juiste’ of ‘eerlijkste’ manier van verdelen zijn de meningen sterk verdeeld. Want wat is eerlijk? Daarbij komt dat elke regel strategisch gedrag van woningzoekenden uitlokt, en tot onbedoelde effecten kan leiden. Zo heeft het ‘eerlijke’ criterium van wachttijd ervoor gezorgd dat veel mensen zich uit voorzorg inschrijven, en er dus lange wachttijden bestaan, soms wel van tien tot twaalf jaar. Dat zou voor studenten die op zoek zijn naar een kamer inderdaad de spreekwoordelijke mosterd na de maaltijd betekenen. In een model waar men werkt met woon- of inschrijfduur, maakt een student dus weinig kans. De ongeruste en enigszins verbolgen moeder noemt terecht andere vormen van verdelen, bijvoorbeeld het verloten van woningen. In sommige plaatsen worden bovendien meer systemen naast elkaar gebruikt, zodat de voor- en nadelen van verschillende verdeelwijzen tegen elkaar afgewogen kunnen worden. Als dat gebeurt op de normale huurmarkt, waarom zou Duwo, wiens taak het zou moeten zijn woningen zo rechtvaardig mogelijk te verdelen onder woningzoekende studenten, niet een ander criterium hanteren dan coöptatie, wat wil zeggen dat de zittende huurders beslissen wie de woning – in dit geval de kamer – krijgt. Waarschijnlijk is het idee dat door deze wijze van verdelen studenten worden gekozen die het beste passen bij de studenten die al in de woning wonen, waardoor minder problemen worden verwacht. In Dordrecht plaatst Woonbron bijvoorbeeld nieuwe bewoners op basis van hun leefstijl, zodat zij goed passen bij de zittende bewoners. Het idee is dat hierdoor de leefbaarheid van een wijk verbeterd kan worden. Het verdelingsinstrument van coöptatie houdt op een zelfde manier rekening met de zittende bewoners. De vraag of dit eerlijk is, is echter geen ‘wetenschappelijke’ vraag, maar een ethische. Wel mag je van een verhuurderorganisatie verwachten dat zij haar werkwijze zo transparant mogelijk maakt door bij te houden wie reageert en wie instemming krijgt en waarom. De werkwijze van Duwo pakt wellicht niet altijd eerlijk uit voor iedereen, maar Duwo zou al een hoop onvrede weg kunnen nemen door meer aandacht te besteden aan de legitimatie ervan.

Wenda Doff en Marco van der Land (Onderzoeksinstituut OTB)

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.