In zijn brief ‘Verdeelmodel discrimineert derde-geldstroomonderzoek’ (Delta 27-2-97) stelt de heer Maas terecht dat het nieuwe verdeelmodel van het college van bestuur de opbrengst van een standaard derde-geldstroomcontract via de outputfinanciering met 60 procent devalueert.
Hij verbindt daaraan de conclusie dat het cvb dus tegen derde-geldstroomonderzoek is: ,,Het (=cvb) zou research-samenwerking met industriepartners of overheden liefst verbieden, maar meent die vrijheid niet te hebben en geeft daarom, in plaats van een verbod, met het herziene allocatiemodel een helder signaal af: wie zich met derde-geldstroomonderzoek bezig houdt, raakt zestig procent van zijn output-financiering kwijt.”
Deze conclusie van Maas lijkt mij niet terecht. Nu ook in de wetenschap onze bestuurders het verloop daarvan zoveel mogelijk boekhoudkundig willen sturen, is het van belang de boekhoudkundige regels adequaat toe te passen.
De eerste geldstroom krijgt de universiteit van de minister. Hiermee worden mensen aangesteld die worden betaald op grond van publicaties. Dit is de enige bron van financiering. Verantwoorde boekhouding eist dat de prijs van een publicatie wordt berekend door het onderzoeksbedrag van de eerste geldstroom te delen door publicaties geproduceerd in de eerste geldstroom.
Maar wat gebeurt? Tweede- en derde-geldstroomonderzoek wordt afzonderlijk gefinancierd door NWO, overheid en bedrijfsleven. Tweede- en derde-geldstroomonderzoekers worden al betaald, zelfs wanneer ze niet zouden publiceren. Als tegenprestatie vraagt de financier, terecht, resultaten onder andere in de vorm van publicaties, die dus al zijn betaald. Vervolgens worden deze al betaalde publicaties nogmaals, dus dubbel betaald via de outputfinanciering bedoeld voor eerste-geldstroomonderzoek.
Het gevolg hiervan is dat de prijs van een eerste-geldstroompublicatie ten onrechte daalt, omdat er geld wegvloeit naar al betaald tweede- en derde-geldstroomonderzoek. Zelfs na de devaluatie profiteert het derde-geldstroomonderzoek ten onrechte van dubbele betaling (evenals afgezonderd eerste-geldstroomonderzoek zoals OSF, Beek, enz).
De boekhouding moet op orde worden gebracht: publicaties moeten worden afgerekend binnen de geldstroom waarin ze worden geproduceerd. De Delftse outputfinanciering dient slechts te gelden voor eerste-geldstroomonderzoek. Geoormerkte eerste-geldstroomtaken (OSF, Beek e.d.) zijn al betaald en blijven buiten de outputfinanciering.
De taak die overblijft voor het cvb is de ontwikkeling van een systeem om de waarde van een publicatie beter te bepalen: acht korte stukjes in een symposiumverslag voorzien van een ISBN- nummer levert twee ton op, een boek van driehonderd pagina’s bij een buitenlandse uitgever slechts 25.000 gulden.
A.G.Sciarone,
hoogleraar toegepaste taalkunde WTM
In zijn brief ‘Verdeelmodel discrimineert derde-geldstroomonderzoek’ (Delta 27-2-97) stelt de heer Maas terecht dat het nieuwe verdeelmodel van het college van bestuur de opbrengst van een standaard derde-geldstroomcontract via de outputfinanciering met 60 procent devalueert. Hij verbindt daaraan de conclusie dat het cvb dus tegen derde-geldstroomonderzoek is: ,,Het (=cvb) zou research-samenwerking met industriepartners of overheden liefst verbieden, maar meent die vrijheid niet te hebben en geeft daarom, in plaats van een verbod, met het herziene allocatiemodel een helder signaal af: wie zich met derde-geldstroomonderzoek bezig houdt, raakt zestig procent van zijn output-financiering kwijt.”
Deze conclusie van Maas lijkt mij niet terecht. Nu ook in de wetenschap onze bestuurders het verloop daarvan zoveel mogelijk boekhoudkundig willen sturen, is het van belang de boekhoudkundige regels adequaat toe te passen.
De eerste geldstroom krijgt de universiteit van de minister. Hiermee worden mensen aangesteld die worden betaald op grond van publicaties. Dit is de enige bron van financiering. Verantwoorde boekhouding eist dat de prijs van een publicatie wordt berekend door het onderzoeksbedrag van de eerste geldstroom te delen door publicaties geproduceerd in de eerste geldstroom.
Maar wat gebeurt? Tweede- en derde-geldstroomonderzoek wordt afzonderlijk gefinancierd door NWO, overheid en bedrijfsleven. Tweede- en derde-geldstroomonderzoekers worden al betaald, zelfs wanneer ze niet zouden publiceren. Als tegenprestatie vraagt de financier, terecht, resultaten onder andere in de vorm van publicaties, die dus al zijn betaald. Vervolgens worden deze al betaalde publicaties nogmaals, dus dubbel betaald via de outputfinanciering bedoeld voor eerste-geldstroomonderzoek.
Het gevolg hiervan is dat de prijs van een eerste-geldstroompublicatie ten onrechte daalt, omdat er geld wegvloeit naar al betaald tweede- en derde-geldstroomonderzoek. Zelfs na de devaluatie profiteert het derde-geldstroomonderzoek ten onrechte van dubbele betaling (evenals afgezonderd eerste-geldstroomonderzoek zoals OSF, Beek, enz).
De boekhouding moet op orde worden gebracht: publicaties moeten worden afgerekend binnen de geldstroom waarin ze worden geproduceerd. De Delftse outputfinanciering dient slechts te gelden voor eerste-geldstroomonderzoek. Geoormerkte eerste-geldstroomtaken (OSF, Beek e.d.) zijn al betaald en blijven buiten de outputfinanciering.
De taak die overblijft voor het cvb is de ontwikkeling van een systeem om de waarde van een publicatie beter te bepalen: acht korte stukjes in een symposiumverslag voorzien van een ISBN- nummer levert twee ton op, een boek van driehonderd pagina’s bij een buitenlandse uitgever slechts 25.000 gulden.
A.G.Sciarone,
hoogleraar toegepaste taalkunde WTM
Comments are closed.