De Delftse atmosfeerradar Tara is verkast naar het Zwarte Woud in Duitsland, voor onderzoek naar het ontstaan van regen. Voorspellingen kunnen volgens dr.ir. Herman Russchenberg (EWI) een stuk beter.
De faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (EWI) doet van juni tot september mee aan een groot internationaal experiment. In een gebied van honderd bij honderd kilometer in het Zwarte Woud zijn vijf tijdelijke observatoria ingericht om continu de atmosfeer te meten. Dat moet leiden tot betere weersmodellen voor het voorspellen van regen.
De huidige modellen kunnen tijdstip en plaats van een regenbui, evenals de hoeveelheid neerslag niet goed voorspellen. “Dat komt doordat regen het gevolg is van een combinatie van fysische processen”, zegt dr.ir. Herman Russchenberg van het EWI-International Center for Telecommunication-transmission and Radar.
“Er zijn grootschalige luchtstromingen nodig voor transport van water, maar er zijn ook lokale invloeden zoals grondgesteldheid. Zit er bijvoorbeeld veel vocht in de grond? Daar komt bij dat wolken kleine stofdeeltjes van enkele micrometers nodig hebben om regendruppels van een paar millimeter te laten vallen. Die combinatie van grootschalige en kleinschalige factoren maakt voorspellen zo moeilijk.”
Weersmodellen werken volgens Russchenberg met een nauwkeurigheid van zeven bij zeven kilometer. Over alles wat kleiner is, zoals stofdeeltjes in wolken, zijn aannames nodig. Belangrijke vragen bij het onderzoek zijn dan ook hoe stof in de atmosfeer wolken- en regenvorming beïnvloedt, welke rol het landschap speelt en of er een verband is tussen deze twee factoren en de fysische structuur van een regenbui.
De TU Delft richt zich bij deze zogeheten Europese convective and orographically-induced precipitation study vooral op de invloed van stofdeeltjes. Daarvoor is de Tara (Transportable Atmospheric Radar) op de top van de Hornisgrinde gezet. Dat is een van de hoogste toppen in het Zwarte Woud. Tara meet vooral kleinschalige turbulentie, de grootte van regendruppels en de vorm en grootte van ijskristallen.
Om deze gegevens te controleren krijgt de TU de beschikking over twee onderzoeksvliegtuigen. Twee promovendi vliegen daarmee door wolken om ter plekke metingen te doen. In totaal zullen in juli negen vliegtuigen en een zeppelin gedetailleerde metingen verrichten boven, in en onder bewolking. Samen met metingen van andere instrumenten zoals lidars (‘radars’ op basis van lasersignalen), stralingsmeters en wolkenradars ontstaat via satellieten een nauwkeurig beeld van de atmosfeer.
Het Zwarte Woud is voor dit onderzoek een ideaal ‘natuurlijk laboratorium’, omdat het er ‘s zomers veel onweert en de verschillen tussen voorspelling en werkelijke regenval hier heel groot zijn. “We kunnen met dit onderzoek weersmodellen bijsturen”, zegt Russchenberg. “Al denk ik dat tijdstip, plaats en de exacte hoeveelheid regen nooit met honderd procent zekerheid te voorspellen zijn. Wel kan het een stuk beter dan nu.”
De faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (EWI) doet van juni tot september mee aan een groot internationaal experiment. In een gebied van honderd bij honderd kilometer in het Zwarte Woud zijn vijf tijdelijke observatoria ingericht om continu de atmosfeer te meten. Dat moet leiden tot betere weersmodellen voor het voorspellen van regen.
De huidige modellen kunnen tijdstip en plaats van een regenbui, evenals de hoeveelheid neerslag niet goed voorspellen. “Dat komt doordat regen het gevolg is van een combinatie van fysische processen”, zegt dr.ir. Herman Russchenberg van het EWI-International Center for Telecommunication-transmission and Radar.
“Er zijn grootschalige luchtstromingen nodig voor transport van water, maar er zijn ook lokale invloeden zoals grondgesteldheid. Zit er bijvoorbeeld veel vocht in de grond? Daar komt bij dat wolken kleine stofdeeltjes van enkele micrometers nodig hebben om regendruppels van een paar millimeter te laten vallen. Die combinatie van grootschalige en kleinschalige factoren maakt voorspellen zo moeilijk.”
Weersmodellen werken volgens Russchenberg met een nauwkeurigheid van zeven bij zeven kilometer. Over alles wat kleiner is, zoals stofdeeltjes in wolken, zijn aannames nodig. Belangrijke vragen bij het onderzoek zijn dan ook hoe stof in de atmosfeer wolken- en regenvorming beïnvloedt, welke rol het landschap speelt en of er een verband is tussen deze twee factoren en de fysische structuur van een regenbui.
De TU Delft richt zich bij deze zogeheten Europese convective and orographically-induced precipitation study vooral op de invloed van stofdeeltjes. Daarvoor is de Tara (Transportable Atmospheric Radar) op de top van de Hornisgrinde gezet. Dat is een van de hoogste toppen in het Zwarte Woud. Tara meet vooral kleinschalige turbulentie, de grootte van regendruppels en de vorm en grootte van ijskristallen.
Om deze gegevens te controleren krijgt de TU de beschikking over twee onderzoeksvliegtuigen. Twee promovendi vliegen daarmee door wolken om ter plekke metingen te doen. In totaal zullen in juli negen vliegtuigen en een zeppelin gedetailleerde metingen verrichten boven, in en onder bewolking. Samen met metingen van andere instrumenten zoals lidars (‘radars’ op basis van lasersignalen), stralingsmeters en wolkenradars ontstaat via satellieten een nauwkeurig beeld van de atmosfeer.
Het Zwarte Woud is voor dit onderzoek een ideaal ‘natuurlijk laboratorium’, omdat het er ‘s zomers veel onweert en de verschillen tussen voorspelling en werkelijke regenval hier heel groot zijn. “We kunnen met dit onderzoek weersmodellen bijsturen”, zegt Russchenberg. “Al denk ik dat tijdstip, plaats en de exacte hoeveelheid regen nooit met honderd procent zekerheid te voorspellen zijn. Wel kan het een stuk beter dan nu.”
Comments are closed.