Education

‘De meester-gezel relatie is de essentie van de universiteit’

,,Onderwijs met al zijn ins en outs is een fascinerend interactief proces tussen student en docent,” is de opvatting van de Rector Magnificus, prof.

ir. K.F. Wakker.

Idealiseren wil hij het onderwijs niet. Prof. ir. K.F. Wakker weet dat een docent zich soms moet oppeppen als hij voor de zoveelste keer een bepaald college moet geven. Studenten lopen ook wel eens tegen zaken aan die niet bijdragen aan hun enthousiasme voor de studie. Wakker: ,,Toch beschouw ik dat als bijzaken. Als hoofdzaak zie ik dat een groep enthousiaste en intelligente jongeren in contact komt met docenten die heel veel kennis in huis hebben. Als je je niet teveel door bijzaken laat afleiden is dat een fascinerende interactie van twee bijzondere groepen uit de samenleving. Die meester-gezel relatie, waarin kennis wordt overgedragen, is de essentie van de universiteit. Soms is het jammer dat allerlei kleinere ergernissen leden van beide groepen belemmeren van dit proces te genieten.”

Zelf doceert Wakker nog steeds aan de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek. ,,Ik beleef erg veel plezier aan het contact met studenten. Niet alleen om hen wat te leren maar ik leer ook regelmatig iets van mijn vak door hen. Altijd is er wel een student die met een verrassende vraag of opmerking komt die mij aan het denken zet en uiteindelijk mijn onderwijs ten goede komt.”
Verenigd Europa

Een taak van het College van Bestuur (CvB) is de ontwikkelingen in de maatschappij nauwlettend in de gaten te houden en deze te vertalen naar TU-beleid. Binnen het CvB is Wakker de eerste verantwoordelijke voor het maken van deze vertaalslag bij het onderwijs.

Voor dit beleidsterrein zijn volgens Wakker drie trends belangrijk. De eenwording van Europa, de internationalisering van het bedrijfsleven en de toenemende vraag naar op speciale doelgroepen toegesneden universitair onderwijs. ,,Als politiek gekozen wordt voor één markt en één munt moet je ook nadenken over de toekomst van het onderwijs in een Verenigd Europa.” De overweging om op termijn (in de laatste twee studiejaren) Engelstalig onderwijs in te voeren is een gevolg van deze trends.

,,Landen in Europa, en ook in andere delen van de wereld, groeien naar elkaar toe. De missie van de TU is dat wij onze studenten willen opleiden voor de internationale arbeidsmarkt. Daar is Engels de voertaal en het is belangrijk dat onze studenten goed worden voorbereid om op die arbeidsmarkt succesvol te kunnen opereren.”

Onze samenleving zal steeds kennis-intensiever worden. Daarom zal in toenemende mate op de universiteiten een beroep worden gedaan om andere vormen van onderwijs aan te bieden. ,,Dit kunnen korte bijscholingscursussen zijn voor ingenieurs die al enige tijd in het bedrijfsleven werken, vormen van long-distance onderwijs waarbij de student op grote afstand van de TU het grootste deel van het onderwijs kan volgen en op speciale doelgroepen toegesneden vervolgonderwijs. Om aan die vraag op goede wijze te kunnen voldoen werken we hard aan het oprichten van een Postgraduate School, die al dit soort van niet-regulier onderwijs zal gaan initiëren, faciliteren en op de markt zal gaan zetten.”

Een aspect van de internationalisering is dat onze studenten een deel van hun opleiding bij buitenlandse universiteiten kunnen doorbrengen en dat buitenlandse studenten op de TU kunnen studeren. De laatste jaren is een verschuiving te zien van studenten die hier voor lange tijd komen studeren naar studenten die hier slechts enkele maanden of een paar jaar willen studeren. Van de eerste groep mag je volgens Wakker verlangen dat deze Nederlands leert. Dezelfde eis kan je volgens hem niet stellen aan studenten die hier kortere tijd verblijven. ,,Voor die groep, die meestal het onderwijs in (een deel van) de laatste twee studiejaren volgt, is het aantrekkelijk als het onderwijs in het Engels gegeven wordt.

Het CvB is van mening dat het inefficiënt is als colleges in deze studiejaren parallel in het Nederlands en in het Engels gegeven worden. Daarom lijkt het ons beter om, voor die opleidingen die veel buitenlandse studenten trekken, het onderwijs in het vierde en vijfde studiejaar voor buitenlandse en Nederlandse studenten in het Engels te doceren. Hierdoor bevorder je eveneens het contact tussen beide groepen. Ik vind dat belangrijk want in hun toekomstige job, of die nu in Nederland of in het buitenland is, moeten onze ingenieurs ook goed met buitenlandse collega’s kunnen samenwerken.”

De TU is niet de enige (niet-Engelse) universiteit die zich met deze kwestie bezighoudt. Vooraanstaande buitenlandse technische universiteiten gaan op dit moment ook geleidelijk over naar Engelstalig onderwijs. ,,Een voordeel daarvan is dat het voor onze studenten gemakkelijker wordt om ook daar te kunnen studeren. Wel wil ik daarbij de kanttekening plaatsen dat veel andere zaken eveneens geregeld moeten worden. Zo moet bijvoorbeeld de studiefinanciering doorlopen bij een verblijf aan een buitenlandse universiteit en moeten we het probleem van de hoge tuition fee bij sommige buitenlandse universiteiten oplossen. Ook blijkt het niet altijd makkelijk te zijn om studieresultaten, behaald in het buitenland, mee te laten tellen voor de Delftse opleiding. Dat moet anders. Nogmaals, ik besef terdege dat er op het organisatorische vlak nog veel geregeld moet worden maar voor het CvB staat vast dat wij, in het belang van onze studenten, hen moeten aansporen om een deel van hun studie in het buitenland te doen.”
Studieadvies

Een ander punt is dat we er steeds meer van doordrongen raken dat studenten die een opleiding starten hun studie met een diploma moeten kunnen afronden. Voor Wakker is het beste antwoord hierop: een studieadvies aan het einde van het eerste studiejaar, een passende verwijzingen naar andere opleidingen als het studieadvies daar aanleiding toe geeft, een uniformer eerste studiejaar en een goede begeleiding van studenten. ,,Zelf vind ik het immoreel, naar de jongeren en de maatschappij toe, als er veel studenten zijn die na vele jarenvan studie bij de TU Delft uiteindelijk zonder diploma in de maatschappij terecht komen. Dat geeft hen een slechte uitgangspositie voor hun maatschappelijke carrière.”

Een deel van het uitvalpercentage is toe te schrijven aan een verkeerde studiekeus. In plaats van over te stappen naar een hogeschool of een andere studierichting bij de TU, blijven sommige studenten te lang doorgaan in een richting die voor hen te moeilijk is of die toch niet hun echte interesse heeft. Het voorkomen van een verkeerde studiekeus is lastig volgens Wakker. ,,Studenten maken pas op de universiteit kennis met de door hen gekozen opleiding en de eisen die daarbij gesteld worden. Het studieadvies moet deze groep, die wellicht niet de goede keus heeft gemaakt, stimuleren om te overwegen of ze niet beter een andere richting kunnen inslaan. We moeten ze dan wel passende alternatieven kunnen aanbieden. Dat is de belangrijkste reden waarom we momenteel bezig zijn een overeenkomst met het HBO in de regio te sluiten, waarbij een TU student, als het studieadvies daartoe aanleiding geeft, met minimaal tijdverlies kan instromen in meer-geschikte HBO opleidingen.”

Aan de andere kant wordt gebrek aan begeleiding van studenten ook als oorzaak voor het te hoge uitvalpercentage in hogere studiejaren aangewezen. ,,Het CvB ziet dat niet over het hoofd. Wij zien het daarom als onze plicht om voor de studenten, die we adviseren door te gaan, een dusdanige begeleiding op te zetten dat ze de eindstreep ook halen.”
Grootschalig

Een ander punt van discussie is de samenstelling van het curriculum in het eerste studiejaar (of zelfs de eerste twee studiejaren). Als die uniformer zou zijn dan zou dat het overstappen van de ene naar de andere Delftse opleiding makkelijker maken. Wakker ziet het ook als een mogelijkheid om efficiënter geld en middelen in te zetten.

Iedere ingenieur moet een basiskennis hebben van bijvoorbeeld wiskunde, natuurkunde, mechanica en materialen. Volgens Wakker is het effectiever om in de basisstudie bij alle opleidingen op meer uniforme wijze deze basisvakken aan te bieden. ,,Docenten die deze stof in hun vingers hebben, kunnen deze op meerdere plaatsen kwijt. We kunnen dan alle studenten het beste op deze vakgebieden aanbieden. Bovendien is het mogelijk grootschalig % tegen gereduceerde prijzen % boeken in te kopen en dat is weer voordelig voor de studenten.”

Wakker zou zich kunnen voorstellen dat in het eerste studiejaar twintig procent van de vakken gemeenschappelijk is (instellingspakket), veertig procent gemeenschappelijk is voor een aantal opleidingen (clusterpakket) en veertig procent toegespitst is op een opleiding. ,,Het is een optie waar wij over praten maar waarvoor nog definitieve besluitvorming moet plaatsvinden.”

Een veel gehoord protest tegen deze uniformering van het curriculum is dat je daardoor geen gedegen opleiding tot ingenieur in een bepaalde discipline kunt realiseren. Wakker relativeert dat graag. ,,Zelf heb ik veel buitenlandse technische universiteiten bezocht. Bij vele universiteiten is het onderwijs in het eerste studiejaar vrijwel hetzelfde voor alle studenten. Bij allemaal is de opzet van de opleidingenanders en toch komen ook daar goede ingenieurs vandaan. Er zijn vele manieren om een goede ingenieur op te leiden en het kan geen kwaad om als instelling jouw aanpak eens tegen het licht te houden.”

Wakker beseft terdege dat dit onderwerp nog voor veel discussie zal zorgen. ,,Daar ben ik niet bang voor, dat schept helderheid en het geeft ruimte voor het ontwikkelen van ideeën. Trouwens, er is nog een ander punt dat door velen wordt vergeten. Per september 2001 komen er afgestudeerde VWO-ers naar ons toe die zijn opgeleid met de nieuwe studieprofielen binnen het concept van het Studiehuis. Dat zal consequenties hebben voor de wijze waarop we ons onderwijs in het eerste studiejaar moeten inrichten. We zullen daarover nog de nodige discussies moeten voeren, waarbij we tegelijkertijd de discussie over de uniformering van het eerste studiejaar kunnen meenemen. Kortom, de komende jaren blijft het ook op onderwijsgebied boeiend bij de TU. Er liggen grote uitdagingen en we hebben de mogelijkheid om, met zijn allen, het onderwijs van de TU Delft klaar te maken voor het Europa van de 21-ste eeuw.”

,,Onderwijs met al zijn ins en outs is een fascinerend interactief proces tussen student en docent,” is de opvatting van de Rector Magnificus, prof. ir. K.F. Wakker.

Idealiseren wil hij het onderwijs niet. Prof. ir. K.F. Wakker weet dat een docent zich soms moet oppeppen als hij voor de zoveelste keer een bepaald college moet geven. Studenten lopen ook wel eens tegen zaken aan die niet bijdragen aan hun enthousiasme voor de studie. Wakker: ,,Toch beschouw ik dat als bijzaken. Als hoofdzaak zie ik dat een groep enthousiaste en intelligente jongeren in contact komt met docenten die heel veel kennis in huis hebben. Als je je niet teveel door bijzaken laat afleiden is dat een fascinerende interactie van twee bijzondere groepen uit de samenleving. Die meester-gezel relatie, waarin kennis wordt overgedragen, is de essentie van de universiteit. Soms is het jammer dat allerlei kleinere ergernissen leden van beide groepen belemmeren van dit proces te genieten.”

Zelf doceert Wakker nog steeds aan de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek. ,,Ik beleef erg veel plezier aan het contact met studenten. Niet alleen om hen wat te leren maar ik leer ook regelmatig iets van mijn vak door hen. Altijd is er wel een student die met een verrassende vraag of opmerking komt die mij aan het denken zet en uiteindelijk mijn onderwijs ten goede komt.”
Verenigd Europa

Een taak van het College van Bestuur (CvB) is de ontwikkelingen in de maatschappij nauwlettend in de gaten te houden en deze te vertalen naar TU-beleid. Binnen het CvB is Wakker de eerste verantwoordelijke voor het maken van deze vertaalslag bij het onderwijs.

Voor dit beleidsterrein zijn volgens Wakker drie trends belangrijk. De eenwording van Europa, de internationalisering van het bedrijfsleven en de toenemende vraag naar op speciale doelgroepen toegesneden universitair onderwijs. ,,Als politiek gekozen wordt voor één markt en één munt moet je ook nadenken over de toekomst van het onderwijs in een Verenigd Europa.” De overweging om op termijn (in de laatste twee studiejaren) Engelstalig onderwijs in te voeren is een gevolg van deze trends.

,,Landen in Europa, en ook in andere delen van de wereld, groeien naar elkaar toe. De missie van de TU is dat wij onze studenten willen opleiden voor de internationale arbeidsmarkt. Daar is Engels de voertaal en het is belangrijk dat onze studenten goed worden voorbereid om op die arbeidsmarkt succesvol te kunnen opereren.”

Onze samenleving zal steeds kennis-intensiever worden. Daarom zal in toenemende mate op de universiteiten een beroep worden gedaan om andere vormen van onderwijs aan te bieden. ,,Dit kunnen korte bijscholingscursussen zijn voor ingenieurs die al enige tijd in het bedrijfsleven werken, vormen van long-distance onderwijs waarbij de student op grote afstand van de TU het grootste deel van het onderwijs kan volgen en op speciale doelgroepen toegesneden vervolgonderwijs. Om aan die vraag op goede wijze te kunnen voldoen werken we hard aan het oprichten van een Postgraduate School, die al dit soort van niet-regulier onderwijs zal gaan initiëren, faciliteren en op de markt zal gaan zetten.”

Een aspect van de internationalisering is dat onze studenten een deel van hun opleiding bij buitenlandse universiteiten kunnen doorbrengen en dat buitenlandse studenten op de TU kunnen studeren. De laatste jaren is een verschuiving te zien van studenten die hier voor lange tijd komen studeren naar studenten die hier slechts enkele maanden of een paar jaar willen studeren. Van de eerste groep mag je volgens Wakker verlangen dat deze Nederlands leert. Dezelfde eis kan je volgens hem niet stellen aan studenten die hier kortere tijd verblijven. ,,Voor die groep, die meestal het onderwijs in (een deel van) de laatste twee studiejaren volgt, is het aantrekkelijk als het onderwijs in het Engels gegeven wordt.

Het CvB is van mening dat het inefficiënt is als colleges in deze studiejaren parallel in het Nederlands en in het Engels gegeven worden. Daarom lijkt het ons beter om, voor die opleidingen die veel buitenlandse studenten trekken, het onderwijs in het vierde en vijfde studiejaar voor buitenlandse en Nederlandse studenten in het Engels te doceren. Hierdoor bevorder je eveneens het contact tussen beide groepen. Ik vind dat belangrijk want in hun toekomstige job, of die nu in Nederland of in het buitenland is, moeten onze ingenieurs ook goed met buitenlandse collega’s kunnen samenwerken.”

De TU is niet de enige (niet-Engelse) universiteit die zich met deze kwestie bezighoudt. Vooraanstaande buitenlandse technische universiteiten gaan op dit moment ook geleidelijk over naar Engelstalig onderwijs. ,,Een voordeel daarvan is dat het voor onze studenten gemakkelijker wordt om ook daar te kunnen studeren. Wel wil ik daarbij de kanttekening plaatsen dat veel andere zaken eveneens geregeld moeten worden. Zo moet bijvoorbeeld de studiefinanciering doorlopen bij een verblijf aan een buitenlandse universiteit en moeten we het probleem van de hoge tuition fee bij sommige buitenlandse universiteiten oplossen. Ook blijkt het niet altijd makkelijk te zijn om studieresultaten, behaald in het buitenland, mee te laten tellen voor de Delftse opleiding. Dat moet anders. Nogmaals, ik besef terdege dat er op het organisatorische vlak nog veel geregeld moet worden maar voor het CvB staat vast dat wij, in het belang van onze studenten, hen moeten aansporen om een deel van hun studie in het buitenland te doen.”
Studieadvies

Een ander punt is dat we er steeds meer van doordrongen raken dat studenten die een opleiding starten hun studie met een diploma moeten kunnen afronden. Voor Wakker is het beste antwoord hierop: een studieadvies aan het einde van het eerste studiejaar, een passende verwijzingen naar andere opleidingen als het studieadvies daar aanleiding toe geeft, een uniformer eerste studiejaar en een goede begeleiding van studenten. ,,Zelf vind ik het immoreel, naar de jongeren en de maatschappij toe, als er veel studenten zijn die na vele jarenvan studie bij de TU Delft uiteindelijk zonder diploma in de maatschappij terecht komen. Dat geeft hen een slechte uitgangspositie voor hun maatschappelijke carrière.”

Een deel van het uitvalpercentage is toe te schrijven aan een verkeerde studiekeus. In plaats van over te stappen naar een hogeschool of een andere studierichting bij de TU, blijven sommige studenten te lang doorgaan in een richting die voor hen te moeilijk is of die toch niet hun echte interesse heeft. Het voorkomen van een verkeerde studiekeus is lastig volgens Wakker. ,,Studenten maken pas op de universiteit kennis met de door hen gekozen opleiding en de eisen die daarbij gesteld worden. Het studieadvies moet deze groep, die wellicht niet de goede keus heeft gemaakt, stimuleren om te overwegen of ze niet beter een andere richting kunnen inslaan. We moeten ze dan wel passende alternatieven kunnen aanbieden. Dat is de belangrijkste reden waarom we momenteel bezig zijn een overeenkomst met het HBO in de regio te sluiten, waarbij een TU student, als het studieadvies daartoe aanleiding geeft, met minimaal tijdverlies kan instromen in meer-geschikte HBO opleidingen.”

Aan de andere kant wordt gebrek aan begeleiding van studenten ook als oorzaak voor het te hoge uitvalpercentage in hogere studiejaren aangewezen. ,,Het CvB ziet dat niet over het hoofd. Wij zien het daarom als onze plicht om voor de studenten, die we adviseren door te gaan, een dusdanige begeleiding op te zetten dat ze de eindstreep ook halen.”
Grootschalig

Een ander punt van discussie is de samenstelling van het curriculum in het eerste studiejaar (of zelfs de eerste twee studiejaren). Als die uniformer zou zijn dan zou dat het overstappen van de ene naar de andere Delftse opleiding makkelijker maken. Wakker ziet het ook als een mogelijkheid om efficiënter geld en middelen in te zetten.

Iedere ingenieur moet een basiskennis hebben van bijvoorbeeld wiskunde, natuurkunde, mechanica en materialen. Volgens Wakker is het effectiever om in de basisstudie bij alle opleidingen op meer uniforme wijze deze basisvakken aan te bieden. ,,Docenten die deze stof in hun vingers hebben, kunnen deze op meerdere plaatsen kwijt. We kunnen dan alle studenten het beste op deze vakgebieden aanbieden. Bovendien is het mogelijk grootschalig % tegen gereduceerde prijzen % boeken in te kopen en dat is weer voordelig voor de studenten.”

Wakker zou zich kunnen voorstellen dat in het eerste studiejaar twintig procent van de vakken gemeenschappelijk is (instellingspakket), veertig procent gemeenschappelijk is voor een aantal opleidingen (clusterpakket) en veertig procent toegespitst is op een opleiding. ,,Het is een optie waar wij over praten maar waarvoor nog definitieve besluitvorming moet plaatsvinden.”

Een veel gehoord protest tegen deze uniformering van het curriculum is dat je daardoor geen gedegen opleiding tot ingenieur in een bepaalde discipline kunt realiseren. Wakker relativeert dat graag. ,,Zelf heb ik veel buitenlandse technische universiteiten bezocht. Bij vele universiteiten is het onderwijs in het eerste studiejaar vrijwel hetzelfde voor alle studenten. Bij allemaal is de opzet van de opleidingenanders en toch komen ook daar goede ingenieurs vandaan. Er zijn vele manieren om een goede ingenieur op te leiden en het kan geen kwaad om als instelling jouw aanpak eens tegen het licht te houden.”

Wakker beseft terdege dat dit onderwerp nog voor veel discussie zal zorgen. ,,Daar ben ik niet bang voor, dat schept helderheid en het geeft ruimte voor het ontwikkelen van ideeën. Trouwens, er is nog een ander punt dat door velen wordt vergeten. Per september 2001 komen er afgestudeerde VWO-ers naar ons toe die zijn opgeleid met de nieuwe studieprofielen binnen het concept van het Studiehuis. Dat zal consequenties hebben voor de wijze waarop we ons onderwijs in het eerste studiejaar moeten inrichten. We zullen daarover nog de nodige discussies moeten voeren, waarbij we tegelijkertijd de discussie over de uniformering van het eerste studiejaar kunnen meenemen. Kortom, de komende jaren blijft het ook op onderwijsgebied boeiend bij de TU. Er liggen grote uitdagingen en we hebben de mogelijkheid om, met zijn allen, het onderwijs van de TU Delft klaar te maken voor het Europa van de 21-ste eeuw.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.