De Vlaamse auteur Griet Op de Beeck die dit jaar cultural professor zou zijn aan de TU, heeft zich vanwege persoonlijke omstandigheden moeten terugtrekken.
Volgens organisator Roderick Hageman is er de afgelopen tijd veel over Op de Beeck heen gekomen. “Te veel”, zegt Hageman. “Op een gegeven moment gaat dat naar een kookpunt. Er lag te veel hooi op haar vork, waardoor dit besluit is genomen.” Er is dit jaar daarom geen cultural professor. Vervanging is op korte termijn niet te realiseren, aldus Hageman.
Griet Op de Beeck was op 21 augustus hoofdpersoon in het drie uur durende VPRO-programma Zomergasten. Delta vroeg haar tijdens een interview in de week daarna of ze al van het tv-programma was bekomen. Nee, luidde haar antwoord. “Ik krijg zoveel vragen. Heel de wereld wil van alles van u waar ge dan allemaal ‘nee’ op moet zeggen, want dat is onmenselijk. Dat is heel vreemd: ge moet heel de tijd ‘nee’ zeggen en dat is eigenlijk niet leuk.”
Het gastschrijverschap zou op vrijdag 7 oktober beginnen met een openingslezing in de aula. Aansluitend zou zij met 25 Delftse studenten in zeven bijeenkomsten gaan werken aan het thema De wereld in de stad. Studenten zouden daarvoor inwoners van Delft portretteren. Bovendien zou zij met hen een gevangenis en een museum in België gaan bezoeken. Tot slot zou zij een uittreerede houden en de resultaten van haar masterclass presenteren.
Hieronder het interview, geschreven voordat bekend werd dat Op de Beeck niet komt.
’Ik heb een zwak voor jonge mensen die echt iets willen’
De Vlaamse auteur Griet Op de Beeck vraagt 25 Delftse studenten de stad in te trekken om onbekenden te portretteren. “Het is mijn ervaring doorheen de jaren dat letterlijk alle mensen, ook de meest timide of introverte, zitten te wachten op de juiste vraag.”
Moest u lang nadenken of u cultural professor aan de TU Delft wilde worden?
“Ja. Ik ben gewoon lekker een boek aan het schrijven en ga het jammer vinden dat ik dat moet onderbreken. Maar het onstuitbare enthousiasme van Livia Verstegen (die het TU-project coördineert, red.) was zo aanstekelijk dat ik me een beetje heb laten overrompelen en ‘ja’ heb gezegd.”
Bij het tv-programma Zomergasten zei u dat u het ging doen ‘in weerwil van’ uzelf en uw angsten. Waar bent u bang voor?
“Ik heb gewoon niet het gevoel dat ik per se iets te melden heb aan jonge studenten. Ik ben absoluut geen lesgever. Wat ik wel heel prettig vind is lezingen geven. Op zich is het mooi dat jonge mensen, die er geen studiepunten voor krijgen en niet zomaar worden toegelaten, er hun tijd in willen steken. Ik moet toegeven dat dat echt een argument was. Amai, dat zijn jonge mensen die echt iets willen. Daar heb ik dan wel een spontaan zwak voor. Ik houd erg van mensen met een grote honger, met veel gretigheid en ambitie. Ambitie in de zin van uit het leven willen halen wat erin zit. Ik denk dat studenten die zich voor dit project kandidaat stellen dat bijna van nature moeten hebben. Dat lijkt me dan onontkoombaar interessante exemplaren.”
Kunt u wat meer vertellen over uw thema als cultural professor: de wereld in de stad?
“Mijn idee was om aan jonge mensen te vragen de stad in te trekken en daar een volstrekte vreemde te zoeken die hen aanspreekt. Of ze kunnen heel specifiek op zoek gaan naar iemand van een groep mensen die ze niet kennen: artsen, vluchtelingen, mensen die in de ouderlingenzorg zitten, ik noem zomaar wat. Dat is natuurlijk nogal heftig om te durven en te doen. Je moet er een echte open blik voor hebben. Het is mijn ervaring doorheen de jaren dat letterlijk alle mensen, ook de meest timide of introverte, zitten te wachten op de juiste vraag. En ze zijn heel erg blij als ze voelen dat iemand het echt wil weten. Het moet genoeg zijn voor de student om een portret te schrijven dat de banaliteit en de eerste oppervlakkige interpretatie van wie die persoon zou kunnen zijn, overstijgt. Familie en vrienden van die persoon moeten gaan vinden dat het echt over die persoon gaat”
En wat wilt u vervolgens?
“Omdat alleen eenrichtingsverkeer niet leuk is, is het mijn secundaire vraag of de studenten uit bedanking daar iets tegenover stellen, namelijk een portret van zichzelf. Dat mag een geschreven portret zijn, maar ook een filmpje, een foto, of een brief. Zo is er dan een soort echt contact geweest, als het lukt. Ik hoop dat er op de laatste avond minstens een flard van alle mogelijke ontmoetingen te zien zal zijn. Op dat moment hebben wij de stad beter leren kennen. Want wat is een stad uiteindelijk bovenal? Toch de mensen die er in leven.”
U gaat ook met uw studenten een gevangenis in België bezoeken.
“Ik dacht: waar zou zo’n student iets aan kunnen hebben? Mensen bezoeken van wie zij denken dat die heel ver van hen afstaan, om ook daar te ontdekken dat er veel meer is dat ons verbindt. In mijn theaterjaren heb ik twee keer een project op stapel gezet waarin we met gedetineerden iets maakten voor een publiek van buiten. Ik vond het een ongelooflijk verrijkende ervaring. We gaan naar een gevangenis in Oudenaarde, voor langgestraften. Die zijn door de onontkoombaarheid van hun situatie vaak meer introspectief. Gedetineerden zijn vaak jongens en vrouwen met achtergronden waarvan je denkt: niet moeilijk dat het zo gelopen is. Ik heb veel mensen ontmoet van wie ik een groot potentieel zag afspatten. Het zijn vaak intelligente mensen met leiderskwaliteiten, met een groot gevoelsleven.”
Laat u de studenten ook uw woonplaats Gent zien?
“We hebben een rondvaart op de prachtige Gentse wateren georganiseerd en gaan als alles goed gaat naar het Huis van Alijn. Dat is een leuk klein museum, hier in Gent. Nu is er een tentoonstelling met op rommelmarkten gevonden homevideo’s. Dat lijkt me mooi aansluiten bij het thema van een inkijk in levens van mensen. Mensen die er al niet meer zijn of die misschien ergens oud zitten te wezen. Je weet niet wie ze zijn. Hoe belandden die video’s op een rommelmarkt? Ik vond het een heel interessant uitgangspunt. Het lijkt me een interessante basis om een gesprek te hebben over wie we allemaal zijn en hoe we kijken naar onszelf en naar anderen.”
Kijken naar onszelf, dat brengt me weer bij Zomergasten. Daarin zei u onder andere: de maakbaarheid van de mens, daar ben ik het wandelende voorbeeld van. Kunt u dat toelichten?
“Ik kom van ver, heb niet zo’n leuke jeugd gehad. Ik moest al heel jong groot zijn en kreeg de verantwoordelijkheid om voor anderen te zorgen op een leeftijd dat je daar absoluut niet toe in staat bent. Dat zorgt er dan voor dat je als volwassen mens wat katten te geselen hebt, om de grond te vinden waar je lekker met twee voeten op durft te gaan staan en te zeggen: ‘Hier ben ik. Ik ben eigenlijk een schrijver. Al lukt het niet, ik heb gedebuteerd.’ Het kostte me tot in mijn 30e om eindelijk eens die moed bij elkaar te schrapen. Er is een kantelpunt gekomen waardoor ik me gerealiseerd heb dat er manieren zijn om jezelf niet alleen te begrijpen, maar ook echt te helen wat beschadigd is geraakt. Daarom geloof ik dat al wie wil en durft echt in staat is om diegene te worden die je eigenlijk echt bent. Wars van angsten en onzekerheden. Het feit dat dat tóch kan, is zo’n blije gedachte.”
In uw recentste boek Gij nu schrijft u ook over kantelpunten, beslissende momenten. Wat was voor u het belangrijkste moment waardoor u dacht: nu ga ik degene worden die ik echt ben?
“In feite zijn het natuurlijk nooit momenten, je komt voetje voor voetje in een andere fase. Maar hét moment is het moment waarop ik de meest fantastische shrink van de wereld heb gevonden. Per ongeluk. Iemand uit mijn zeer naaste omgeving was suïcidaal, of zei in ieder geval dat te zijn, en daar was ik begrijpelijkerwijs ongerust over. Ik wilde weten wat de do’s en dont’s zijn in dit geval. Toen ben ik bij iemand terecht gekomen die op het eind zei: ‘ik wil me niet opdringen, maar als je zin hebt om eens voor jezélf terug te komen, kan dat.’ En ik had niets over mijzelf verteld, hè. Zij gaf me toen een wervelende speech van vijf minuten over wat en hoe ik was en wat er aan de hand zou kunnen zijn. Ik was blown away en heb meteen een reeks afspraken geboekt. Dat is echt het absolute kantelpunt waarin ik eindelijk vond wat ik al een half leven zocht maar had opgegeven te vinden: het geloof in oplossingen.”
U gelooft dat we in het diepst veel meer op elkaar lijken dan dat we verschillen. Dat merkte ik toen ik in Gij nu nogal herkenbare situaties las. Hoe weet u die situaties zo te vangen?
“Dat is een goede vraag. Ik merk ook maar dat dat het effect is. Als je schrijft bestaan je lezers niet. Zo simpel is dat. Je kunt toch nooit iedereen blij maken. Dus ik kan alleen maar trouw zijn aan mezelf en een boek schrijven waarvan ik denk dat ik het moet schrijven. Een boek moet proberen mensen te verleiden om ook met zichzelf aan de haal te gaan. Om terug naar binnen te kijken. Ik wil opengooien.”
Wat was u zelf voor student?
“Ik was ongelooflijk blij toen ik eindelijk naar de universiteit mocht. Ik heb zo’n pesttijd gehad in mijn humaniora- hoe zeggen jullie dat in Nederland?”
Het vwo.
“Dat vond ik een verschrikking, die jaren. Er stond in het vierde jaar op mijn rapport: ‘Griet is klaar voor de universiteit, jammer dat ze nog twee jaar moet wachten.’ Het was zo’n verademing om opeens samen te zitten met mensen die het ook fijn vinden om een boek te lezen en naar het theater te gaan en naar de film en het museum. Eindelijk gelijkgestemden! Ik vond ook alles leuk.”
Als uw masterclasses voorbij zijn, wat hoopt u dan dat studenten van u hebben meegekregen?
“Niet van mij: van zichzelf! Ik hoop dat ze een stapje dichter zijn gekomen bij zichzelf, via de omweg van een stapje dichterbij het zijn en komen bij de ander. Dat is het ultieme streven.”
CV
Voordat schrijver Griet Op de Beeck (1973, Turnhout) in 2013 debuteerde, werkte zij tien jaar als dramaturg voor diverse theatergezelschappen. Daarna, in 2004, begon ze als journalist bij weekblad Humo en later het Belgische dagblad De Morgen. Haar succesvolle debuutroman ‘Vele hemels boven de zevende’ kreeg nominaties voor de AKO literatuurprijs, de Academia literatuurprijs en de Bronzen Uil. Het boek won de Bronzen Uil Publieksprijs en wordt komend voorjaar verfilmd. Haar tweede roman ‘Kom hier dat ik u kus’ won de Hebban Award voor literatuur en wordt ook verfilmd. Haar derde boek ‘Gij nu’ bestaat uit verhalen over vijftien mensen op een belangrijk moment in hun leven. “Eigenlijk heb ik geen drie maar ondertussen meer dan 600.000 boeken geschreven, in die zin dat iedereen een boek leest en daar uithaalt wat voor hem of haar spreekt.”
Comments are closed.