Education

Centraal alarmnummer: technisch hoogstandje

De TU krijgt rond half augustus een centraal alarmnummer. Gekozen is voor 112, hetzelfde nummer als landelijk wordt gebruikt voor alarmmeldingen. Ing.

Klaas Noorland, hoofd Bedrijfshulpverlening (BHV): ,,Het grote voordeel is dat dit nummer bij iedereen al bekend is. Overigens is er wel een klein verschil. Op de TU moet je voor het landelijke alarmnummer 0-112 intoetsen.”

Op dit moment heeft iedere TU-eenheid een eigen alarmnummer. Overdag is het alarmnummer voor het hoofdgebouw 3333, terwijl bij Scheikunde de hulpverlening in actie komt na het draaien van 2825. De conciërges krijgen de alarmmelding binnen en zorgen dat de juiste maatregelen worden genomen.

Klaas Noorland, hoofd Bedrijfshulpverlening: ,,Deze verschillende alarmnummers leidden tot verwarrende situaties. Op het hoofdgebouw was eens iemand overdag onwel geworden. Een omstander wist niet zo snel het alarmnummer van de beheerseenheid en belde het toenmalige nummer 0-06-11. Een ambulance kwam en vroeg aan de conciërge waar het slachtoffer was. Deze wist van niks omdat gebruik was gemaakt van het landelijke nummer. Het gevolg was dat hij in het gebouw moest gaan zoeken naar het slachtoffer. Uiteindelijk is het slachtoffer gevonden en is alles goed gekomen omdat het geen acuut noodgeval was. Was dat wel het geval geweest, dan had dit tijdsverlies ernstige gevolgen kunnen hebben.”
Ambulant

Met één centraal alarmnummer behoort een dergelijke situatie volgens Noorland straks tot het verleden. Sinds 1993 heeft hij zich actief ingezet voor de komst van een centraal nummer. Belangrijkste drijfveer hiervoor was het veranderde gebruik van de gebouwen. Noorland: ,,Allereerst veranderde de openstelling. Vroeger was een gebouw van 7.30 tot 18.00 uur open en langer niet. Maar in toenemende mate kregen medewerkers een sleutel, zodat zij ‘s avonds konden doorwerken. Alleen is ‘s avonds de portiersloge niet bezet en bij calamiteiten heeft het dan geen zin het interne alarmnummer te gebruiken. Daarnaast is de TU-bevolking ambulanter geworden. Studenten volgen tegenwoordig colleges bij verschillende faculteiten en dat zou inhouden dat ze diverse alarmnummers moeten kennen.”

Daarom moest er een alarmnummer komen dat binnenkomt bij één centrale die zeven dagen per week en 24 uur per dag open is. Noorland: ,,Het voordeel bij de TU is dat deze centrale op het IRI al aanwezig was. Wij hoefden ‘slechts’ het takenpakket uit te breiden en daarvoor hebben wij de financiële middelen vrij kunnen maken.”

De technische realisatie van de uitbreiding van dit takenpakket bleek wel wat voeten in de aarde te hebben. Om die reden zal het alarmnummer niet voor half augustus operationeel zijn. Het grootste struikelblok was dat onderdelen van hetsysteem, dat Noorland wilde hebben, wel bestonden maar een totaalsysteem nog niet.

Het bedrijf NIRA heeft samen met onderzoekers van de TU een totaalpakket ontwikkeld. Noorland: ,,Bij dit systeem kan in de centrale direct gezien worden welke telefoon is gebruikt. Daarnaast hebben wij hieraan een uniek systeem van voice response gekoppeld. Bij grote calamiteiten gaan meerdere mensen bellen. Medewerkers van de centrale kunnen dan snel inspreken dat de hulpverlening voor deze calamiteit in gang is gezet. Bellers over dit incident weten dan dat ze kunnen ophangen. Het grote voordeel is echter voor mensen die voor een ander noodgeval bellen. In het huidige systeem krijgen ze een ingesprekstoon en komen ze er niet doorheen. Bij voice-response wordt hen gevraagd even te wachten en kunnen zij alsnog te woord worden gestaan. Overigens worden alle gesprekken opgenomen die op de centrale binnenkomen. Bij eventuele onenigheid kunnen de banden als bewijsmateriaal dienen.”
Hindernis

Een andere technische hindernis is de aanleg van een passende infrastructuur. Noorland: ,,Ook als de stroom uitvalt, het telefoonnet overbelast is, of een kabel is gebroken, moet het mogelijk zijn om vanuit de meldkamer op het IRI de regionale hulpverlening te alarmeren. Dit hebben wij bereikt door aan te sluiten bij het noodnet van de PTT en door het gebruik van twee systemen. Valt het ene uit, dan kunnen de meldingen via het ander systeem nog binnenkomen.”

Op dit moment wordt er hard gewerkt aan de realisatie van de infrastructuur voor het alarmnummer en de verbouwing van de meldkamer bij het IRI. Vanaf half juli begint het testen van het systeem. Daarna gaat een uitgebreide voorlichtingscampagne van start om het centrale alarmnummer onder de aandacht te brengen.

Noorland: ,,Bij de voorlichting zullen wij veel gebruik maken van plaatjes omdat op de TU veel buitenlanders studeren en werken. Wij verwachten dat het nummer vanaf midden augustus echt operationeel zal zijn. Het heeft dan ruim vier jaar geduurd voordat deze zaak rond is. Een beetje lang in de ogen van verschillende mensen, inclusief mijzelf. Daar staat tegenover dat het product een technisch hoogstandje is, waarvoor in toenemende in de rest van de wereld de nodige belangstelling voor is.”

De TU krijgt rond half augustus een centraal alarmnummer. Gekozen is voor 112, hetzelfde nummer als landelijk wordt gebruikt voor alarmmeldingen. Ing. Klaas Noorland, hoofd Bedrijfshulpverlening (BHV): ,,Het grote voordeel is dat dit nummer bij iedereen al bekend is. Overigens is er wel een klein verschil. Op de TU moet je voor het landelijke alarmnummer 0-112 intoetsen.”

Op dit moment heeft iedere TU-eenheid een eigen alarmnummer. Overdag is het alarmnummer voor het hoofdgebouw 3333, terwijl bij Scheikunde de hulpverlening in actie komt na het draaien van 2825. De conciërges krijgen de alarmmelding binnen en zorgen dat de juiste maatregelen worden genomen.

Klaas Noorland, hoofd Bedrijfshulpverlening: ,,Deze verschillende alarmnummers leidden tot verwarrende situaties. Op het hoofdgebouw was eens iemand overdag onwel geworden. Een omstander wist niet zo snel het alarmnummer van de beheerseenheid en belde het toenmalige nummer 0-06-11. Een ambulance kwam en vroeg aan de conciërge waar het slachtoffer was. Deze wist van niks omdat gebruik was gemaakt van het landelijke nummer. Het gevolg was dat hij in het gebouw moest gaan zoeken naar het slachtoffer. Uiteindelijk is het slachtoffer gevonden en is alles goed gekomen omdat het geen acuut noodgeval was. Was dat wel het geval geweest, dan had dit tijdsverlies ernstige gevolgen kunnen hebben.”
Ambulant

Met één centraal alarmnummer behoort een dergelijke situatie volgens Noorland straks tot het verleden. Sinds 1993 heeft hij zich actief ingezet voor de komst van een centraal nummer. Belangrijkste drijfveer hiervoor was het veranderde gebruik van de gebouwen. Noorland: ,,Allereerst veranderde de openstelling. Vroeger was een gebouw van 7.30 tot 18.00 uur open en langer niet. Maar in toenemende mate kregen medewerkers een sleutel, zodat zij ‘s avonds konden doorwerken. Alleen is ‘s avonds de portiersloge niet bezet en bij calamiteiten heeft het dan geen zin het interne alarmnummer te gebruiken. Daarnaast is de TU-bevolking ambulanter geworden. Studenten volgen tegenwoordig colleges bij verschillende faculteiten en dat zou inhouden dat ze diverse alarmnummers moeten kennen.”

Daarom moest er een alarmnummer komen dat binnenkomt bij één centrale die zeven dagen per week en 24 uur per dag open is. Noorland: ,,Het voordeel bij de TU is dat deze centrale op het IRI al aanwezig was. Wij hoefden ‘slechts’ het takenpakket uit te breiden en daarvoor hebben wij de financiële middelen vrij kunnen maken.”

De technische realisatie van de uitbreiding van dit takenpakket bleek wel wat voeten in de aarde te hebben. Om die reden zal het alarmnummer niet voor half augustus operationeel zijn. Het grootste struikelblok was dat onderdelen van hetsysteem, dat Noorland wilde hebben, wel bestonden maar een totaalsysteem nog niet.

Het bedrijf NIRA heeft samen met onderzoekers van de TU een totaalpakket ontwikkeld. Noorland: ,,Bij dit systeem kan in de centrale direct gezien worden welke telefoon is gebruikt. Daarnaast hebben wij hieraan een uniek systeem van voice response gekoppeld. Bij grote calamiteiten gaan meerdere mensen bellen. Medewerkers van de centrale kunnen dan snel inspreken dat de hulpverlening voor deze calamiteit in gang is gezet. Bellers over dit incident weten dan dat ze kunnen ophangen. Het grote voordeel is echter voor mensen die voor een ander noodgeval bellen. In het huidige systeem krijgen ze een ingesprekstoon en komen ze er niet doorheen. Bij voice-response wordt hen gevraagd even te wachten en kunnen zij alsnog te woord worden gestaan. Overigens worden alle gesprekken opgenomen die op de centrale binnenkomen. Bij eventuele onenigheid kunnen de banden als bewijsmateriaal dienen.”
Hindernis

Een andere technische hindernis is de aanleg van een passende infrastructuur. Noorland: ,,Ook als de stroom uitvalt, het telefoonnet overbelast is, of een kabel is gebroken, moet het mogelijk zijn om vanuit de meldkamer op het IRI de regionale hulpverlening te alarmeren. Dit hebben wij bereikt door aan te sluiten bij het noodnet van de PTT en door het gebruik van twee systemen. Valt het ene uit, dan kunnen de meldingen via het ander systeem nog binnenkomen.”

Op dit moment wordt er hard gewerkt aan de realisatie van de infrastructuur voor het alarmnummer en de verbouwing van de meldkamer bij het IRI. Vanaf half juli begint het testen van het systeem. Daarna gaat een uitgebreide voorlichtingscampagne van start om het centrale alarmnummer onder de aandacht te brengen.

Noorland: ,,Bij de voorlichting zullen wij veel gebruik maken van plaatjes omdat op de TU veel buitenlanders studeren en werken. Wij verwachten dat het nummer vanaf midden augustus echt operationeel zal zijn. Het heeft dan ruim vier jaar geduurd voordat deze zaak rond is. Een beetje lang in de ogen van verschillende mensen, inclusief mijzelf. Daar staat tegenover dat het product een technisch hoogstandje is, waarvoor in toenemende in de rest van de wereld de nodige belangstelling voor is.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.