Opinion

[Brief] ‘Logisch denken, handig jatten en creatief doorzetten’

De plagiaatkwestie, in Delta 15 aangekaart door Dap Hartmann onder de kop ‘Beter slecht bedacht dan sluw gejat’, mag niet wegzakken in vergetelheid door academische stilte.

Het onderwerp van de originaliteit versus achteloos imiteren gaat me na aan het hart. Ook op de beeldenrijke ontwerpfaculteit Bouwkunde hebben we onze strijd om studenten aan te leren bij beeldcitaten op een eerlijke en wetenschappelijke wijze de auteurs en de publicaties te vermelden. Veel studenten beschouwen copy-paste als eigen werk. Bouwtechnische detailleringen worden tot mijn spijt vaak lukraak gekopieerd. We hebben als docenten de laatste jaren ook geleerd door de meest fantastische virtuele presentaties van ontwerpen heen te kijken naar (soms) het inhoudelijke niets.

Hoe meer er geschreven moet worden door een generatie studenten die de taal niet meer goed beheerst en de inhoud van het geschrevene zeker nog niet meester is, des te groter is de kans op na-aperij. Het artikel van Hartmann is wellicht voor velen niet letterlijk herkenbaar en voor anderen niet welkom omdat het aan de wortels van onze outputgerichte poldermodel-universitaire opleiding knaagt, maar de tendensen die hij beschrijft, omringen ons wel degelijk.

Ondertussen lachen de studenten ons uit met hun nageschreven teksten. Ik hoor ze zeggen: “Dat vak, dat ging nergens over. Een paar citaten bij elkaar harken en je hebt weer een voldoende.” Hebben wij eigenlijk wel recht om te klagen over het gebrek aan innovatieve kracht van de BV Nederland, als we zelf meewerken aan het bouwen van drijfzand, omdat deze scores de financiën van onze afdelingen op peil houden?

Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Overvragen we onze studenten met tekstwerk over onderwerpen die ze nauwelijks beheersen? De Weense filosoof Wittgenstein (1889-1951) zei ooit: (in Tractatus Logico Philosophicus, 1923) “Wovon man nicht reden kann, darueber muss man schweigen.” Waar het weten ophoudt, is het schrijven zinloos. Overvragen we, of zijn onze studenten te lui om kennis en ervaring tot zich te nemen en ‘lenen’ ze snelle kennis, die ze vervolgens nog sneller weer vergeten?

Gelukkig zijn er ook leergierige studenten. Het lijkt niet aannemelijk dat de huidige generatie minder intelligent is dan de generatie studenten van dertig jaar geleden, waaruit het huidige docentenkorps voortgekomen is. De vraag is of we de huidige generatie in het digitale tijdperk opgegroeide studenten moeten vragen hun kennis en inzicht uit te drukken op een zelfde wijze als de vorige generatie. Zijn er geen wijzen van informatieoverdracht die voor hen en voor de toekomst geschikter zijn? Is het wel verstandig om een nieuwe generatie op te voeden in het besef dat meningen alleen via rapporten naar buiten kunnen komen? Grote kans dat hier een nieuwe frustratie in de maak is: in de toekomst zullen steeds meer dan ooit tevoren rapporten het daglicht niet meer zien.

Anderzijds hebben wij als docenten soms wel een slecht voorbeeld gegeven. Als ik me wel herinner werd collega Diekstra uit Leiden publiekelijk betrapt op veelvuldige overschrijverij in zijn boeken en vervolgens beschaamd van de universiteit verwijderd.

In een symposium over geveltechnologie op de faculteit Bouwkunde bestond een van de inleiders het om uit te spreken dat vernieuwing totstandkwam door ‘logisch denken, handig jatten en creatief doorzetten’. (Glas in de Bouw, 1996, ISBN 90-52690-212.) Ik heb die man daar publiekelijk op aangesproken en zijn werkwijze aan de kaak gesteld in een van mijn boeken (POPO, 1997, ISBN 90-407-1631-5).

Veel van onze onderzoeksresultaten worden gepubliceerd in de academische gewoonte van bij-elkaar-achter-op-de-bagagedrager-zitten. De student-auteur van een conferentiebijdrage schrijft het artikel, zijn begeleiders stellen hun naam achter hem op en vervolgens de verantwoordelijk hoogleraar. Zo kom je artikelen tegen met vijf auteurs. Er kunnen terechte producten van teamwerk zijn, die ik daarmee geenszins wil bagatelliseren, maar is het niet beter een jonge wetenschapper te stimuleren zijn eigen weg te zoeken, geheel op eigen naam, en hem voor de buitenwereld anoniem te ondersteunen, in plaats van ons cv, onze citation index en academische standing trachten te verrijken?

Imitatie komt in de wereld vaker voor dan originaliteit. Maar aan de TU Delft ligt de lat hoger. Wij moeten originaliteit en vernuft nastreven. Originaliteit en vernuft moeten bovenaan staan in onze universitaire opleiding.

De auteur is hoogleraar productontwikkeling aan de faculteit Bouwkunde

Veel van onze onderzoeksresultaten worden gepubliceerd in de academische gewoonte van bij-elkaar-achter-op-de-bagagedrager-zitten

Het onderwerp van de originaliteit versus achteloos imiteren gaat me na aan het hart. Ook op de beeldenrijke ontwerpfaculteit Bouwkunde hebben we onze strijd om studenten aan te leren bij beeldcitaten op een eerlijke en wetenschappelijke wijze de auteurs en de publicaties te vermelden. Veel studenten beschouwen copy-paste als eigen werk. Bouwtechnische detailleringen worden tot mijn spijt vaak lukraak gekopieerd. We hebben als docenten de laatste jaren ook geleerd door de meest fantastische virtuele presentaties van ontwerpen heen te kijken naar (soms) het inhoudelijke niets.



Hoe meer er geschreven moet worden door een generatie studenten die de taal niet meer goed beheerst en de inhoud van het geschrevene zeker nog niet meester is, des te groter is de kans op na-aperij. Het artikel van Hartmann is wellicht voor velen niet letterlijk herkenbaar en voor anderen niet welkom omdat het aan de wortels van onze outputgerichte poldermodel-universitaire opleiding knaagt, maar de tendensen die hij beschrijft, omringen ons wel degelijk.



Ondertussen lachen de studenten ons uit met hun nageschreven teksten. Ik hoor ze zeggen: “Dat vak, dat ging nergens over. Een paar citaten bij elkaar harken en je hebt weer een voldoende.” Hebben wij eigenlijk wel recht om te klagen over het gebrek aan innovatieve kracht van de BV Nederland, als we zelf meewerken aan het bouwen van drijfzand, omdat deze scores de financiën van onze afdelingen op peil houden?



Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Overvragen we onze studenten met tekstwerk over onderwerpen die ze nauwelijks beheersen? De Weense filosoof Wittgenstein (1889-1951) zei ooit: (in Tractatus Logico Philosophicus, 1923) “Wovon man nicht reden kann, darueber muss man schweigen.” Waar het weten ophoudt, is het schrijven zinloos. Overvragen we, of zijn onze studenten te lui om kennis en ervaring tot zich te nemen en ‘lenen’ ze snelle kennis, die ze vervolgens nog sneller weer vergeten?



Gelukkig zijn er ook leergierige studenten. Het lijkt niet aannemelijk dat de huidige generatie minder intelligent is dan de generatie studenten van dertig jaar geleden, waaruit het huidige docentenkorps voortgekomen is. De vraag is of we de huidige generatie in het digitale tijdperk opgegroeide studenten moeten vragen hun kennis en inzicht uit te drukken op een zelfde wijze als de vorige generatie. Zijn er geen wijzen van informatieoverdracht die voor hen en voor de toekomst geschikter zijn? Is het wel verstandig om een nieuwe generatie op te voeden in het besef dat meningen alleen via rapporten naar buiten kunnen komen? Grote kans dat hier een nieuwe frustratie in de maak is: in de toekomst zullen steeds meer dan ooit tevoren rapporten het daglicht niet meer zien.



Anderzijds hebben wij als docenten soms wel een slecht voorbeeld gegeven. Als ik me wel herinner werd collega Diekstra uit Leiden publiekelijk betrapt op veelvuldige overschrijverij in zijn boeken en vervolgens beschaamd van de universiteit verwijderd.



In een symposium over geveltechnologie op de faculteit Bouwkunde bestond een van de inleiders het om uit te spreken dat vernieuwing totstandkwam door ‘logisch denken, handig jatten en creatief doorzetten’. (Glas in de Bouw, 1996, ISBN 90-52690-212.) Ik heb die man daar publiekelijk op aangesproken en zijn werkwijze aan de kaak gesteld in een van mijn boeken (POPO, 1997, ISBN 90-407-1631-5).



Veel van onze onderzoeksresultaten worden gepubliceerd in de academische gewoonte van bij-elkaar-achter-op-de-bagagedrager-zitten. De student-auteur van een conferentiebijdrage schrijft het artikel, zijn begeleiders stellen hun naam achter hem op en vervolgens de verantwoordelijk hoogleraar. Zo kom je artikelen tegen met vijf auteurs. Er kunnen terechte producten van teamwerk zijn, die ik daarmee geenszins wil bagatelliseren, maar is het niet beter een jonge wetenschapper te stimuleren zijn eigen weg te zoeken, geheel op eigen naam, en hem voor de buitenwereld anoniem te ondersteunen, in plaats van ons cv, onze citation index en academische standing trachten te verrijken?



Imitatie komt in de wereld vaker voor dan originaliteit. Maar aan de TU Delft ligt de lat hoger. Wij moeten originaliteit en vernuft nastreven. Originaliteit en vernuft moeten bovenaan staan in onze universitaire opleiding.



De auteur is hoogleraar productontwikkeling aan de faculteit Bouwkunde



Veel van onze onderzoeksresultaten worden gepubliceerd in de academische gewoonte van bij-elkaar-achter-op-de-bagagedrager-zitten

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.