Een cultuurshock. Die wilden zes Delftse studenten civiele techniek wel eens ondergaan. In Mozambique mondde een geweldige ervaring uit in een angstaanjagend avontuur.
Het dorpje Rapale ligt op drie kwartier rijden van Nampula, een grote stad in het noordoosten van Mozambique. Met zijn tropische temperaturen is het er in juli nog behoorlijk groen. Groepjes bomen wisselen eindeloze grasvlaktes af. Er heerst een vochtig savanneklimaat.
Vanuit Schiphol is het bijna een dag reizen naar Nampula. Als Hans-Peter van den Heuvel, Richard Geerling, Gert-Jan Kampshof, Jesper van Es, Cees Biesheuvel en Rolf van Rijn er op 12 juli landen, lopen ze tegen een muur van hitte op: 30 graden Celsius.
De opgeschoten studenten civiele techniek gaan voor een waterproject naar een kippenslachterij, zo’n vijf kilometer voor Rapale. Twee pick-up trucks wachten hen al op. De jongens vinden het opmerkelijk dat er iemand achterop zit om op hun spullen te letten. Ze zetten zich er snel overheen.
Het motto: gewoon over je heen laten komen
De studenten wilden in eerste instantie naar Zuid-Amerika gaan, totdat een van hen via contacten in de kerk hoorde over het project in Mozambique. De kippenslachterij wil uitbreiden en heeft daarvoor meer water nodig. De organisatie wil verschillende opties laten bekijken, zoals het aanleggen van een reservoir en dam voor de opslag van regenwater.
Dat lijkt de jongens wel wat. Ze willen in ieder geval niet naar een westers land. Ze gaan voor de cultuurshock, zoeken uitdaging. De studenten weten weinig van Mozambique, ze zien wel. Hun motto is: gewoon over je heen laten komen. Ze kunnen elk tien studiepunten voor dit project krijgen en doorlopen alle registratiestappen van de TU.
En zie: daar zitten ze nu, in een pick-up truck op een hobbelige zandweg in zuidelijk Afrika. Ver van huis. Het stoffige weggetje dat naar de afgelegen farm leidt, ligt wat verscholen tussen de bomen. Ongenode gasten zouden zich er goed kunnen verstoppen. De trucks rijden naar een poort waar twee bewakers in uniform staan. Ze hebben walkietalkies en knuppels bij zich.
Links achter de poort, ligt het kantoor van de slachterij. Even verderop, afgeschermd door wat bomen, liggen het huis en een bungalow van de eigenaar van het terrein. Daar schuin tegenover staan silo’s met kippenvoer voor het fokken van broedkippen.
De trucks hobbelen langs lange kippenschuren. Smalle zijwegen leiden naar huizen van families die op de farm werken. Het terrein is 650 hectare groot, bijna duizend voetbalvelden. Aan het eind van de rit – zo’n twee kilometer van de poort – ligt het huis van de Nederlandse begeleider van de studenten. Even verderop staat een school in aanbouw: daar verblijven de jongens voorlopig in een klaslokaal.
Bij de supermarkt staat een bewaker met machinegeweer
Een groep van zo’n twintig tot dertig bouwvakkers is er aan het werk. “Tudo bem?” Hoe gaat het? De jongens verstaan niet veel Portugees. Ze pakken hun spullen uit: kleding en klamboes, zes laptops, telefoons en geld.
’s Nachts zijn er bij de school twee bewakers, of beter gezegd: bouwvakkers in T-shirts. Zij bewaken een nog niet opgehangen kostbare stroomkabel en moeten ook diefstal van andere spullen voorkomen. Ze hebben kapmessen bij zich van zo’n veertig centimeter groot: ‘catanas’, horen de jongens.
In de vroege ochtend ontwaken de zes door het gekras van kraaien. Tijd voor een douche in de open lucht. Met een schitterend uitzicht, dat wel: een vredige groene vlakte met grijze rotsen die als pukkels uit het landschap rijzen. Zeer kenmerkend voor dit gebied.
Al snel heerst er bedrijvigheid op de farm. Bij de poort wachten ongeveer dertig mensen op werk. De Duitse herdershonden van de baas blaffen wat. Uit kippenschuren klinkt gekwetter. Aan de slag! Informatie voor de extra benodigde hoeveelheid water verzamelen, berekeningen maken, kosten bepalen, alternatieven bedenken.
Omdat ze zelf koken op elektrische kookpitjes, gaan ze op pad voor boodschappen. Bij de supermarkt staat een bewaker met een machinegeweer. ‘Goede beveiliging’, denkt Gert-Jan. ‘Waarom?’, vraagt Richard zich af. Ze grappen er over, nuchter als ze zijn.
De herdershonden zijn onrustig
Ze voelen zich niet onveilig. Ja, misschien die ene keer na een weekendje weg op Ilha de Moçambique, een eiland waar de Portugese ontdekkingsreiziger Vasco da Gama nog voet aan land had gezet. Op weg naar huis was het bij het station van Nampula zo druk dat ze met hun huurauto stapvoets moesten rijden. Het was al schemerig. ‘Als de auto nu wordt stilgehouden, worden we beroofd.’ Onlangs is hier immers nog een gezin overvallen. De heer des huizes had teruggevochten en raakte gewond door een catana. Maar ja, dat was in de grote stad.
Na een week of zes – ze hebben al heel wat berekeningen in hun laptops staan – is het tijd voor een korte vakantie. Cees en Rolf kiezen voor kitesurfen in Pemba. De anderen gaan vijf dagen naar Gorongosa National Park en vijf dagen naar Gurue, een plaatsje in de bergen. Ze wandelen er heerlijk.
Als ze terugkomen van vakantie, leggen de bouwvakkers juist de laatste hand aan de school. De jongens moeten eruit, maar mogen logeren in de bungalow van de baas. Die gaat op vakantie. De bungalow bevindt zich op tweehonderd meter afstand van de poort en bestaat uit twee kleine kamertjes die niet met elkaar verbonden zijn.
Een familie op de farm maakt een heerlijk maal voor ze. Dat komt mooi uit, want ze zijn moe van hun terugreis en willen vroeg naar bed. Het is een warme nacht. Jesper voelt zich niet lekker en geeft een paar keer over. De herdershonden zijn onrustig. Misschien loopt er wel weer een wilde hond in de buurt.
“Money! Money!” roepen ze
Even voor twee uur wil Jesper een luchtje scheppen. Hij glipt naar buiten en gaat stilletjes onder de carport zitten. Opeens komen er twee bewakers in T-shirt aan die hem fluisterend wat toesissen. Hij heeft geen idee wat ze zeggen, totdat hij het woord ‘catanas’ opvangt.
Plotsklaps rennen de mannen weg. Geschreeuw. Een groot kapmes slaat over het ijzeren hek voor Jesper. Hij bedenkt zich geen moment en rent naar binnen. ‘Overval! Catanas!’ roept hij. Zijn kamergenoten Richard en Gert-Jan zijn beduusd en denken dat hij een grapje maakt.
Jesper verstopt snel zijn mobiel en gaat voor de dichte deur staan. “Help dan!” De herdershonden blaffen. Gert-Jan komt erbij staan. Juist op dat moment beseffen ze: dun hout! Ze stappen naar achteren en… een bijl doorklieft de deur.
Een groep mannen met kapmessen stormt naar binnen. Eentje met bijl. “Money! Money!” roepen ze. Ze dragen shirts en korte broeken. Eén heeft een sok om zijn hoofd gebonden, als bivakmuts. De studenten steken hun handen direct omhoog. “No money.”
De overvallers gooien de boel overhoop. Eentje trekt Richards matras van de grond. Er ligt niets onder. Wel vinden ze zijn spiegelreflexcamera, maar die willen ze niet. “Money!” Een ander trekt ook het matras omhoog. Ze hebben haast, maar vinden niks. Waardevolle spullen liggen in het andere kamertje. Bij de derde overvaller trekt Richard zelf het matras omhoog. Nijdig. Er ligt niks!
Ze verschuilen zich stil in een hoekje
In het kamertje ernaast verstoppen Rolf en Cees snel alle laptops en andere waardevolle spullen onder een bed. Hans-Peter belt naar hun begeleider, maar er is geen bereik. Ze verschuilen zich stil in een hoekje, hopend dat de overvallers hun kamer overslaan. Tevergeefs. De deur wordt opengetrapt en vijf mannen komen schreeuwend naar binnen.
Hans-Peter doet het licht aan. Hij wil niet dat rondzwaaiende messen hem raken. Eén overvaller heeft een betonschaar.
De studenten schreeuwen. In de andere kamer denken ze dat ze vechten: ‘doe dat nou niet.’ De overvallers vertrekken.
Iemand buiten stuurt ze terug. De indringers duwen Hans-Peter met een kapmes van zijn bed. “Money!” Een man duwt Rolf tegen een muur en houdt een mes tegen hem aan. De mannen vinden laptops, maar kijken alsof ze die liever niet willen. Ze plunderen Rolfs portemonnee en gooien die weg. Een geheim ritsje met geld zien ze over het hoofd.
De mannen vinden Hans-Peters portemonnee in zijn koffer. Hij legt die daarna naast zich neer, wetende dat zijn camera, telefoon en de groepsportemonnee er nog in zitten. Zes tot acht minuten na het begin van de overval rennen de indringers weg. Ze verdwijnen in de donkere wildernis.
Rolf en Hans-Peter besluiten naar hun begeleider te sprinten, twee kilometer verderop. Onderweg schreeuwen ze. Het lijkt de achterblijvers een eeuwigheid te duren. Zij ontdekken dat vier laptops, veel geld, bijna ieders telefoon en Gert-Jans camera’s ontbreken. Diens paspoort ligt buiten. Families op de farm vangen de jongens op, maar slapen doen ze die nacht niet meer.
De universiteit schakelt de ambassade in
De volgende ochtend om negen uur vinden medewerkers de geüniformeerde bewakers vastgebonden aan een boom. Ze hebben striemen en zijn bebloed. De honden zitten angstig in de bosjes. Dan horen de studenten dat de overvallers al een half uur op het terrein waren en vergeefs geld zochten in het kantoor. De politie in Rapale was gebeld, maar die heeft geen auto. This is Africa.
Als een medewerker van de farm aangifte doet, blijkt de politie de bende te kennen. De studenten bellen hun ouders en laten hun gestolen pasjes blokkeren. Ze mailen die avond naar de TU. Die neemt de volgende dag meteen contact op en laat weten dat de jongens naar huis mogen als ze dat willen. De universiteit belt met hun ouders en schakelt de ambassade in, waarna een vrouw van het consulaat bij de jongens langsgaat.
Twee van hen, Gert-Jan en Richard, willen vlak na de overval naar huis, maar besluiten na overleg met de anderen het project toch af te maken. Om het goed af te sluiten. Bovendien hebben ze er ook een geweldige tijd gehad en willen ze iets teruggeven in de vorm van hun rapport. Ruim twee weken later vertrekken ze, maar niet voordat ze een souvenir hebben gekocht. Een catana.
“Mijn complimenten: deze studenten zijn blijven nadenken en liepen van de deur weg”, zegt Ebe Brons, directeur van het Centre for Safety and Development. Dit biedt wereldwijd veiligheidstrainingen aan onder meer non-gouvernementele organisaties, TNO en diverse universiteiten. Masterstudenten kunnen een workshop volgen waarbij ze leren zich bewust te zijn van veiligheidsrisico’s en via rollenspellen leren omgaan met agressie. “Rustig blijven is de uitdaging, en dat leer je alleen door te oefenen”, aldus Brons.
- Verdiep je vooraf in een land, via websites van bijvoorbeeld Buitenlandse Zaken en ambassades.
- Schat risico’s in en neem bijpassende maatregelen.
- Maak een kaartje met nummers van onder meer ambassade, hotel en noodnummers.
- Vraag je af hoe snel het thuisfront het weet als er iets met je gebeurt: neem op vaste momenten contact op.
- Bij agressie: werk mee als iemand spullen wil. Verstop liever geen spullen, omdat je dan moet liegen. Dat maakt je onbetrouwbaar. De agressor wil controle uitoefenen en geld is je leven niet waard.
- Ben je lang? Maak je klein. Dat is minder intimiderend voor een agressor.
- Liever de-escaleren dan vechten.
- Bij een overval: beweeg langzaam en zeg wat je doet. Een overvaller kan denken dat je een wapen pakt als je snel naar je portemonnee grijpt.
- Maak back-ups van computerbestanden ‘in the cloud’.
- Bovenal: vertrouw op je intuïtie.
Registreer en check
Sinds januari 2012 zijn studenten die voor hun studie naar het buitenland gaan, verplicht zich uiterlijk veertien dagen voor vertrek te registreren in het administratiesysteem Osiris. Ze moeten daarin aangeven hoe lang ze waar naar toe gaan en wie hun noodcontactpersonen zijn. De universiteit heeft zo meer inzicht en studenten zijn automatisch verzekerd.
Tijdens hun registratie moeten studenten een safety & security-checklist doornemen. Daarin staat dat ze zich moeten registreren bij de Nederlandse ambassade van het land waar ze naar toe gaan en dat ze het telefoonnummer daarvan moeten noteren. Ook moeten ze op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken (www.minbuza.nl) het reisadvies voor het land checken en wijs-op-reis en last-minute informatie lezen.
Daarna moeten ze de checklist uitprinten en meenemen op reis, omdat er precies op staat wat ze moeten doen bij calamiteiten: bellen met de crisisdienst van de verzekering, de ambassade informeren en de TU alarmeren.
Bij een relatief grote calamiteit stelt de universiteit het interne crisisplan in werking: ze formeert een klein crisisteam onder voorzitterschap van de decaan. Die brengt ouders op de hoogte. Het team houdt contact met de ambassade, de student en zijn coördinator.
Om bovenstaande lijst interactiever te maken, wil de afdeling Integrale Veiligheid een filmpje toevoegen. Ook gaat zij eens per maand veiligheidstrainingen aanbieden, waarbij studenten een introductie van een uur krijgen en daarna zelf een risicoanalyse kunnen maken voor ‘hun’ land. Studenten blijven eindverantwoordelijk.
Do you have a question or comment about this article?
c.j.c.vanuffelen@tudelft.nl
Comments are closed.