Jan van Neerven studeerde neurobiologie om het menselijke brein te doorgronden. Maar hij kwam snel tot de conclusie dat dit onbegonnen werk was. Hij stapte over op wiskunde en werd één van de topmathematici van de TU. Deze maand werd hij benoemd tot Antoni van Leeuwenhoek-hoogleraar.
U houdt zich bezig met stochastische partiële differentiaalvergelijkingen. Dat is een hele mond vol.
“Het komt erop neer dat ik wiskundige vergelijkingen oplos voor processen die veranderen door de tijd en die afhankelijk zijn van toevalsverschijnselen. Een goed voorbeeld zijn modellen die de populatieopbouw van bepaalde diersoorten door de tijd beschrijven. Je hebt daarbij te maken met allerlei relaties tussen leeftijdsopbouw, sterfte, geboorte en vruchtbaarheid. Maar het wordt pas echt ingewikkeld als je ook toevalsprocessen toevoegt, zoals bejaging. Stel: de populatie wordt op willekeurige momenten aangevallen door roofdieren. Hoe moet je dat in een model verwerken? Daar houd ik me onder andere mee bezig.”
U bent dus eigenlijk een beetje bioloog?
“Nou nee. De wiskunde waar ik aan werk beschrijft tal van processen. Naast populatiebiologie kun je er veel financieel-economische en natuurkundige processen mee begrijpen. Ik richt me puur op de wiskunde. De vertaalslag naar de andere disciplines maak ik zelf niet. Maar als je mooie metafoor wilt, beschouw me dan als een architect. De wiskunde is net een groot gebouw. Het wordt steeds hoger en mooier doordat we nieuwe en elegante methoden bedenken die processen inzichtelijk maken.”
Wat maakt uw werk uitdagend?
“De middelbare-schoolwiskunde speelt zich af in Euclidische ruimten. Dit zijn twee- of driedimensionale omgevingen. Ik richt me op ruimtes met oneindig veel dimensies. Alleen daarmee kunnen we stochastische, oftewel toevalsprocessen beschrijven.”
Maar wat is nieuw aan uw werk?
“Wiskundigen werken al tientallen jaren in de ‘eenvoudigste’ oneindig-dimensionale ruimten, de zogenaamde Hilbertruimten. Hun meetkundige structuur maakt dat je allerlei berekeningen sterk kunt vereenvoudigen. Maar voor veel vragen die we willen beantwoorden zijn Hilbertruimten niet toereikend. Daarvoor willen we algemenere Banachruimten gebruiken. Daarvoor geldt een heel ander verhaal. Volgens veel wiskundigen was wat wij wilden, het rekenen aan toevalsverschijnselen, in deze ruimten onmogelijk. Maar in de natuur zie je allerlei processen en evolutie plaatsvinden. Deze moesten wel wiskundig te interpreteren zijn, was onze overtuiging. Wij hebben daarom een heel nieuwe benadering bedacht. In feite hebben we een nieuw soort trukendoos ontwikkeld.”
Heeft u uw Antoni van Leeuwenhoek-hoogleraarschap te danken aan deze trukendoos?
“Hij heeft zeker geholpen, want het was een grote doorbraak. Wiskundigen tonen wereldwijd veel belangstelling voor onze nieuwe Banachruimtemethoden. We verwachten er mooie dingen mee aan te tonen. De TU ziet ook dat het belangrijk is theoretische wiskunde te stimuleren. Dat blijkt wel uit mijn benoeming. Natuurlijk ben ik ook erg vereerd.”
Wat gaat u de komende tijd doen?
“Binnenkort ga ik een half jaar op sabbatical naar de universiteit van Canberra in Australië. Ik kom met eigen geld en heb alleen om een stoel en een tafel gevraagd. Dat vindt natuurlijk iedereen wel leuk. Ze doen onderzoek op het grensvlak tussen harmonische analyse en functionaalanalyse. Een aantal technieken dat zij ontwikkeld hebben wil ik me ook eigen maken en in mijn onderzoek gebruiken. En volgend jaar ga ik een maand naar de Zweedse Academie voor Wetenschappen.”
Hoe bent u de wiskunde ingerold?
“Ik studeerde eerst neurobiologie aan de universiteit van Amsterdam. Ik wilde weten hoe het mogelijk was dat het brein, in feite een klomp levenloze atomen, tot zelfbewustzijn kan komen. Maar tijdens de studie heb ik vastgesteld dat ik deze vraag niet beantwoord zou krijgen. Biologen stellen zich heel andere vragen. Ze voeren experimenten uit om bijvoorbeeld te ontdekken hoe het geheugen werkt. Ik heb toen veel filosofieboeken gelezen. Maar ook filosofen kunnen deze vraag niet beantwoorden, denk ik.
Via de biologie kwam ik in aanraking met eenvoudige populatiemodellen. Wiskunde intrigeerde me. Na mijn afstuderen ben ik bij het Centrum voor Wiskunde en Informatica in Amsterdam gepromoveerd op een onderzoek naar partiële differentiaalvergelijkingen voor populatiemodellen. Een heel nieuwe wereld ging voor mij open. Een wereld van mooie bewijsvoeringen en transparantie.”
WIE IS JAN VAN NEERVEN?
Prof.dr. Jan van Neerven (1964) werkt bij de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en informatica. Hij onderzoekt stochastische partiële differentiaalvergelijkingen. Deze vergelijkingen beschrijven processen, onder meer uit de natuurkunde, biologie en financiële wiskunde, waarbij toevalsverschijnselen een grote rol spelen.
Na zijn studies neurobiologie en wiskunde aan de Universiteit van Amsterdam deed hij promotieonderzoek aan populatiemodellen bij het Centrum voor Wiskunde en Informatica in Amsterdam.
In 1996 kwam de wiskundige naar de TU. In 2002 verkreeg hij een Vidi-subsidie van NWO. Deze maand werd hij benoemd tot Antoni van Leeuwenhoek-hoogleraar, een leerstoel voor jonge excellente wetenschappers. Van Neerven is getrouwd en heeft een zoon van 12 jaar en een dochter van 8 jaar.
(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)
U houdt zich bezig met stochastische partiële differentiaalvergelijkingen. Dat is een hele mond vol.
“Het komt erop neer dat ik wiskundige vergelijkingen oplos voor processen die veranderen door de tijd en die afhankelijk zijn van toevalsverschijnselen. Een goed voorbeeld zijn modellen die de populatieopbouw van bepaalde diersoorten door de tijd beschrijven. Je hebt daarbij te maken met allerlei relaties tussen leeftijdsopbouw, sterfte, geboorte en vruchtbaarheid. Maar het wordt pas echt ingewikkeld als je ook toevalsprocessen toevoegt, zoals bejaging. Stel: de populatie wordt op willekeurige momenten aangevallen door roofdieren. Hoe moet je dat in een model verwerken? Daar houd ik me onder andere mee bezig.”
U bent dus eigenlijk een beetje bioloog?
“Nou nee. De wiskunde waar ik aan werk beschrijft tal van processen. Naast populatiebiologie kun je er veel financieel-economische en natuurkundige processen mee begrijpen. Ik richt me puur op de wiskunde. De vertaalslag naar de andere disciplines maak ik zelf niet. Maar als je mooie metafoor wilt, beschouw me dan als een architect. De wiskunde is net een groot gebouw. Het wordt steeds hoger en mooier doordat we nieuwe en elegante methoden bedenken die processen inzichtelijk maken.”
Wat maakt uw werk uitdagend?
“De middelbare-schoolwiskunde speelt zich af in Euclidische ruimten. Dit zijn twee- of driedimensionale omgevingen. Ik richt me op ruimtes met oneindig veel dimensies. Alleen daarmee kunnen we stochastische, oftewel toevalsprocessen beschrijven.”
Maar wat is nieuw aan uw werk?
“Wiskundigen werken al tientallen jaren in de ‘eenvoudigste’ oneindig-dimensionale ruimten, de zogenaamde Hilbertruimten. Hun meetkundige structuur maakt dat je allerlei berekeningen sterk kunt vereenvoudigen. Maar voor veel vragen die we willen beantwoorden zijn Hilbertruimten niet toereikend. Daarvoor willen we algemenere Banachruimten gebruiken. Daarvoor geldt een heel ander verhaal. Volgens veel wiskundigen was wat wij wilden, het rekenen aan toevalsverschijnselen, in deze ruimten onmogelijk. Maar in de natuur zie je allerlei processen en evolutie plaatsvinden. Deze moesten wel wiskundig te interpreteren zijn, was onze overtuiging. Wij hebben daarom een heel nieuwe benadering bedacht. In feite hebben we een nieuw soort trukendoos ontwikkeld.”
Heeft u uw Antoni van Leeuwenhoek-hoogleraarschap te danken aan deze trukendoos?
“Hij heeft zeker geholpen, want het was een grote doorbraak. Wiskundigen tonen wereldwijd veel belangstelling voor onze nieuwe Banachruimtemethoden. We verwachten er mooie dingen mee aan te tonen. De TU ziet ook dat het belangrijk is theoretische wiskunde te stimuleren. Dat blijkt wel uit mijn benoeming. Natuurlijk ben ik ook erg vereerd.”
Wat gaat u de komende tijd doen?
“Binnenkort ga ik een half jaar op sabbatical naar de universiteit van Canberra in Australië. Ik kom met eigen geld en heb alleen om een stoel en een tafel gevraagd. Dat vindt natuurlijk iedereen wel leuk. Ze doen onderzoek op het grensvlak tussen harmonische analyse en functionaalanalyse. Een aantal technieken dat zij ontwikkeld hebben wil ik me ook eigen maken en in mijn onderzoek gebruiken. En volgend jaar ga ik een maand naar de Zweedse Academie voor Wetenschappen.”
Hoe bent u de wiskunde ingerold?
“Ik studeerde eerst neurobiologie aan de universiteit van Amsterdam. Ik wilde weten hoe het mogelijk was dat het brein, in feite een klomp levenloze atomen, tot zelfbewustzijn kan komen. Maar tijdens de studie heb ik vastgesteld dat ik deze vraag niet beantwoord zou krijgen. Biologen stellen zich heel andere vragen. Ze voeren experimenten uit om bijvoorbeeld te ontdekken hoe het geheugen werkt. Ik heb toen veel filosofieboeken gelezen. Maar ook filosofen kunnen deze vraag niet beantwoorden, denk ik.
Via de biologie kwam ik in aanraking met eenvoudige populatiemodellen. Wiskunde intrigeerde me. Na mijn afstuderen ben ik bij het Centrum voor Wiskunde en Informatica in Amsterdam gepromoveerd op een onderzoek naar partiële differentiaalvergelijkingen voor populatiemodellen. Een heel nieuwe wereld ging voor mij open. Een wereld van mooie bewijsvoeringen en transparantie.”
WIE IS JAN VAN NEERVEN?
Prof.dr. Jan van Neerven (1964) werkt bij de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en informatica. Hij onderzoekt stochastische partiële differentiaalvergelijkingen. Deze vergelijkingen beschrijven processen, onder meer uit de natuurkunde, biologie en financiële wiskunde, waarbij toevalsverschijnselen een grote rol spelen.
Na zijn studies neurobiologie en wiskunde aan de Universiteit van Amsterdam deed hij promotieonderzoek aan populatiemodellen bij het Centrum voor Wiskunde en Informatica in Amsterdam.
In 1996 kwam de wiskundige naar de TU. In 2002 verkreeg hij een Vidi-subsidie van NWO. Deze maand werd hij benoemd tot Antoni van Leeuwenhoek-hoogleraar, een leerstoel voor jonge excellente wetenschappers. Van Neerven is getrouwd en heeft een zoon van 12 jaar en een dochter van 8 jaar.
(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)
Comments are closed.