Education

‘Afkicken is technisch mogelijk’

Voormalig student industrieel ontwerpen Robert van Wijk is al meer dan een jaar een vaste kracht in de Amsterdamse gebruikersscene. Hoe de rock ‘n roll en drugs hem dakloos maakten.

Diep in de Amsterdamse volksbuurt de Pijp weggestopt staat Het Klokhuis, een van de laatste Amsterdamse gebruikersruimtes. Bewoners van dit pand van zorginstelling HVO (Hulp Voor Onbehuisden) mogen hier nog openlijk hun pofje roken; bolletjes ‘bruin’ (heroïne) en ‘wit’ (cocaïne) die in een pijp worden verstookt.

Sinds afgelopen maand heeft ook voormalig student industrieel ontwerpen Robert van Wijk onderdak in Het Klokhuis. Hij overnacht in één van de slaapkamers boven de gebruikersruimte, en zwerft overdag over straat. Binnen vlucht hij samen met andere verslaafden dagelijks naar junky heaven, de korte roes van het heerlijk stoned zijn en alles vergeten.

“Hier achter zie je het gebruikershok waar je mag roken”, wijst hij naar een klein celletje met bureau en tijdschriften. “Dat modetijdschrift heeft niks met ons modebewustzijn te maken hoor, dat is om te zorgen dat je geen drugs knoeit als je je pijp klaarmaakt.”

In de zomer zat Van Wijk nog gezond blozend op het Leidseplein gitaar te spelen. Maar inmiddels heeft hij weer de kenmerkende magere junkentronie gekregen. Volgens hem is dit door zijn verblijf in Het Klokhuis gebeurd.

“Toen ik uit detentie kwam, ben ik hier door mijn maatschappelijk werkster geplaatst”, zegt hij. “Er was niks beters voorhanden. Ik wilde eindelijk wat minderen met drugs, maar dat gaat niet erg makkelijk als iedereen om je heen openlijk gebruikt, en de drugs zo makkelijk te krijgen zijn. Het personeel knijpt namelijk een oogje dicht als de huisdealer langskomt, dus bolletjes zijn binnen handbereik.”

De plaatsing in Het Klokhuis kwam na twee maanden onderdak in de bajes. Zijn ‘strafstrippenkaart’ bij justitie zat weer vol. “Ik werd door de politie opgepakt, en toen ontdekten ze dat ik nog boetes had openstaan, dus moest ik langer zitten”, zegt Van Wijk. “Als je uit de gevangenis komt moet je het hele hulpverleningstraject weer opnieuw beginnen, en dit is nu weer mijn startpunt.”

Tot september woonde Van Wijk nog in de opvang bij het Leger des Heils. Hier werd hij geschorst omdat hij op zijn slaapkamer rookte. En zo begon zijn straatleven met de bijbehorende drugs weer. Van Wijk slikt nu dagelijks vijftien methadonpillen, genoeg om een paard plat te leggen. Daarnaast rookt hij weer bolletjes bruin.

Van het HVO ontvangt Van Wijk wekelijks dertig euro zakgeld. Voor aanvullende financiën begeleidt hij andere gebruikers tegen betaling naar ‘goede huisdealers’, omdat ‘het spul op straat zulke slechte kwaliteit heeft’. “Wat de overige inkomsten betreft, het is niet winkel in winkel uit met mij”, zegt Van Wijk. “Ik heb geen zin om weer opgepakt te worden, dus kijk voorlopig wel uit.” Zijn maatschappelijk werkster helpt hem nu met het afbetalen van de rest van zijn boetes.
Theehuisband

Hoe anders was zijn leven toen Van Wijk in 1975 in Delft kwam studeren. “Voor mij was Delft een en al aantrekkingskracht”, glundert hij. “De mensen, de feesten en het spelen in verschillende bandjes. Het was de tijd van de punk en bijna de hele Raamstraat bestond uit kraakpanden, waar we samenkwamen en muziek maakten met de Theehuisband. Iedereen die langskwam en een instrument had kon daar inhaken.”

Een aantal jaren ging zijn studie redelijk naar wens. “Ik koos voor technische en industriële vormgeving (de toenmalige naam), omdat ik altijd al iets had met tekenen, ontwerp en audiosystemen”, zegt Van Wijk. “Ik bouwde ook speakers en kan me nog een ontwerp herinneren waarbij ik de basreflex en toonbalans verbeterde. Maar ik herinner me ook een embleem dat ik maakte voor het bedrijf Hedon, van een vriend van me. Hij was net in elektrotechniek afgestudeerd.”

In Delft leerde hij zijn getekende ideeën van de tekentafel te krijgen en naar iets bruikbaars te vertalen. Maar Van Wijk noemt zich hardleers en eigenwijs en ontweek de collegebanken steeds vaker. De gitaarsnaren trokken harder aan hem dan zijn studie.

“Mijn vriendin was Amerikaanse en werkte al bij ingenieursbureau Boskalis”, zegt hij. “Zij was helemaal niet alternatief, hechtte veel aan geld en carriÈre. Zo van, je gaat niet met losers om die geen cent op zak hebben. Dus hield ik voor haar de schijn op dat ik hard studeerde. Maar ik werd te vaak gebeld om te spelen en kwam nauwelijks meer op de TU. We oefenden in de Krakeelhof, speelden veel in Stamina, Lorre en andere cafés.”

Drie bandjes en relatieproblemen deden Van Wijk zijn studie uiteindelijk onderbreken. “Mijn vriendin raakte zwanger, maar vond dat ze niet aan een kind toe was”, zegt hij. “Ze heeft het kind laten weghalen en dat heeft ons van elkaar verwijderd. Ik heb me er rot over gevoeld en verloor ook de laatste interesse in mijn studie.”

In de roes van teleurstelling en een vleugje zelfmedelijden greep Van Wijk naar het snoepgoed dat hij in zijn punkjaren had laten liggen. “Ik wilde het rotgevoel dat ik had kwijtraken”, zegt hij. “Ik kende een groepje in Delft dat harddrugs gebruikte en heb daar toen mijn eerste snuif genomen. Daarvoor rookte ik hooguit hasj met vrienden. Dat gaf een heel andere sfeer dan die egotripperij die je krijgt met harddrugs.”
Hare Krishna

De drugs verdwenen niet meer uit zijn leven. Van Wijk vertrok in 1986 als gebruiker/muzikant uit Delft naar zijn geboorteplaats Amsterdam. Tijdens een optreden daar ontmoette hij een volgelinge van Hare Krishna. Ook zij had een gebruikersverleden, maar was clean sinds haar toetreding tot de Krishna’s. Samen kregen ze een zoon, met de Indische naam Sjahn, die hij drie jaar geleden voor het laatst zag.

“Door ons kind ben ik wel gemotiveerd geraakt om af te kicken”, zegt Van Wijk. “Maar ik werd moe van de burgerlijke manier van leven; ik moest de meest lullige baantjes doen via het uitzendbureau. Zoals eten geven aan apen voor dierproeven bij TNO in Rijswijk, of post rondbrengen. Wanneer ik thuiskwam kreeg ik van dat vegetarische voedsel uit de reformwinkel van mijn vriendin, in plaats van echt eten.”

Van Wijk vluchtte daarom begin jaren negentig weer de straat op, de drugsscene in. “Ik heb sindsdien nog wel aan afkickprogramma’s meegedaan”, zegt hij. “Eén programma werkte heel goed. Ik was clean en kreeg psychologische begeleiding. Maar de gemeente kortte het programma in en ik kwam weer op straat.”

Hij haalt zijn handen nog eens door het haar. “Ik vraag me ook wel eens af hoor, waar ben ik mee bezig”, zegt hij. “Waarom ik gebruik… Noem het the blues, het leven is vol ellende en tragiek. Misschien heet dat zelfmedelijden, maar dan wel in gedoseerde vorm. Al zou ik in een Mercedes rijden, als ik geen goed gevoel zou hebben hoeft het van mij niet.”

Met een dergelijke motivatie zal hij niet hoog scoren bij de reclassering. Maar Van Wijk heeft niettemin goede voornemens en speculeert na twintig jaar gebruik over een leven na de dope. “Ik ben vaker clean geweest, dus afkicken is technisch mogelijk”, zegt hij. “Als ik eerst maar in een zelfstandige woning kom waar ik begeleid word. Dan is een biertje per avond wel genoeg. Veel mensen vervallen in drugsgebruik doordat ze na het afkicken aan hun lot worden overgelaten en in een gat vallen.”

Zorgen over zijn uiterlijk spelen een grote rol. “Ik wil namelijk niet meer met zo’n ingevallen hoofd rondlopen”, zegt hij. “Als je over straat loopt word je meteen als crimineel gezien en dat ben ik helemaal niet. Ik wil er weer gezond uitzien, weer muziek maken, en ik wil mijn zoon weer zien.”

Naam: Robert van Wijk

Leeftijd: 47 jaar

Woonplaats: Amsterdam

Studie: industrieel ontwerpen

Afstudeerjaar: in 1978 afgebroken

Verliefd/Verloofd/Getrouwd/: Single. Hij heeft een zoon van 17 jaar uit een eerdere relatie.

Loopbaan: Na afronding van zijn vwo aan het Marnix College in Ede verhuisde Van Wijk naar Delft voor zijn studie industrieel ontwerpen. Drugs en rock ‘n roll gingen na enkele jaren zijn leven overheersen. Zijn goede voornemens voor komend jaar zijn minder drugsgebruik en meer muziek maken.

Diep in de Amsterdamse volksbuurt de Pijp weggestopt staat Het Klokhuis, een van de laatste Amsterdamse gebruikersruimtes. Bewoners van dit pand van zorginstelling HVO (Hulp Voor Onbehuisden) mogen hier nog openlijk hun pofje roken; bolletjes ‘bruin’ (heroïne) en ‘wit’ (cocaïne) die in een pijp worden verstookt.

Sinds afgelopen maand heeft ook voormalig student industrieel ontwerpen Robert van Wijk onderdak in Het Klokhuis. Hij overnacht in één van de slaapkamers boven de gebruikersruimte, en zwerft overdag over straat. Binnen vlucht hij samen met andere verslaafden dagelijks naar junky heaven, de korte roes van het heerlijk stoned zijn en alles vergeten.

“Hier achter zie je het gebruikershok waar je mag roken”, wijst hij naar een klein celletje met bureau en tijdschriften. “Dat modetijdschrift heeft niks met ons modebewustzijn te maken hoor, dat is om te zorgen dat je geen drugs knoeit als je je pijp klaarmaakt.”

In de zomer zat Van Wijk nog gezond blozend op het Leidseplein gitaar te spelen. Maar inmiddels heeft hij weer de kenmerkende magere junkentronie gekregen. Volgens hem is dit door zijn verblijf in Het Klokhuis gebeurd.

“Toen ik uit detentie kwam, ben ik hier door mijn maatschappelijk werkster geplaatst”, zegt hij. “Er was niks beters voorhanden. Ik wilde eindelijk wat minderen met drugs, maar dat gaat niet erg makkelijk als iedereen om je heen openlijk gebruikt, en de drugs zo makkelijk te krijgen zijn. Het personeel knijpt namelijk een oogje dicht als de huisdealer langskomt, dus bolletjes zijn binnen handbereik.”

De plaatsing in Het Klokhuis kwam na twee maanden onderdak in de bajes. Zijn ‘strafstrippenkaart’ bij justitie zat weer vol. “Ik werd door de politie opgepakt, en toen ontdekten ze dat ik nog boetes had openstaan, dus moest ik langer zitten”, zegt Van Wijk. “Als je uit de gevangenis komt moet je het hele hulpverleningstraject weer opnieuw beginnen, en dit is nu weer mijn startpunt.”

Tot september woonde Van Wijk nog in de opvang bij het Leger des Heils. Hier werd hij geschorst omdat hij op zijn slaapkamer rookte. En zo begon zijn straatleven met de bijbehorende drugs weer. Van Wijk slikt nu dagelijks vijftien methadonpillen, genoeg om een paard plat te leggen. Daarnaast rookt hij weer bolletjes bruin.

Van het HVO ontvangt Van Wijk wekelijks dertig euro zakgeld. Voor aanvullende financiën begeleidt hij andere gebruikers tegen betaling naar ‘goede huisdealers’, omdat ‘het spul op straat zulke slechte kwaliteit heeft’. “Wat de overige inkomsten betreft, het is niet winkel in winkel uit met mij”, zegt Van Wijk. “Ik heb geen zin om weer opgepakt te worden, dus kijk voorlopig wel uit.” Zijn maatschappelijk werkster helpt hem nu met het afbetalen van de rest van zijn boetes.
Theehuisband

Hoe anders was zijn leven toen Van Wijk in 1975 in Delft kwam studeren. “Voor mij was Delft een en al aantrekkingskracht”, glundert hij. “De mensen, de feesten en het spelen in verschillende bandjes. Het was de tijd van de punk en bijna de hele Raamstraat bestond uit kraakpanden, waar we samenkwamen en muziek maakten met de Theehuisband. Iedereen die langskwam en een instrument had kon daar inhaken.”

Een aantal jaren ging zijn studie redelijk naar wens. “Ik koos voor technische en industriële vormgeving (de toenmalige naam), omdat ik altijd al iets had met tekenen, ontwerp en audiosystemen”, zegt Van Wijk. “Ik bouwde ook speakers en kan me nog een ontwerp herinneren waarbij ik de basreflex en toonbalans verbeterde. Maar ik herinner me ook een embleem dat ik maakte voor het bedrijf Hedon, van een vriend van me. Hij was net in elektrotechniek afgestudeerd.”

In Delft leerde hij zijn getekende ideeën van de tekentafel te krijgen en naar iets bruikbaars te vertalen. Maar Van Wijk noemt zich hardleers en eigenwijs en ontweek de collegebanken steeds vaker. De gitaarsnaren trokken harder aan hem dan zijn studie.

“Mijn vriendin was Amerikaanse en werkte al bij ingenieursbureau Boskalis”, zegt hij. “Zij was helemaal niet alternatief, hechtte veel aan geld en carriÈre. Zo van, je gaat niet met losers om die geen cent op zak hebben. Dus hield ik voor haar de schijn op dat ik hard studeerde. Maar ik werd te vaak gebeld om te spelen en kwam nauwelijks meer op de TU. We oefenden in de Krakeelhof, speelden veel in Stamina, Lorre en andere cafés.”

Drie bandjes en relatieproblemen deden Van Wijk zijn studie uiteindelijk onderbreken. “Mijn vriendin raakte zwanger, maar vond dat ze niet aan een kind toe was”, zegt hij. “Ze heeft het kind laten weghalen en dat heeft ons van elkaar verwijderd. Ik heb me er rot over gevoeld en verloor ook de laatste interesse in mijn studie.”

In de roes van teleurstelling en een vleugje zelfmedelijden greep Van Wijk naar het snoepgoed dat hij in zijn punkjaren had laten liggen. “Ik wilde het rotgevoel dat ik had kwijtraken”, zegt hij. “Ik kende een groepje in Delft dat harddrugs gebruikte en heb daar toen mijn eerste snuif genomen. Daarvoor rookte ik hooguit hasj met vrienden. Dat gaf een heel andere sfeer dan die egotripperij die je krijgt met harddrugs.”
Hare Krishna

De drugs verdwenen niet meer uit zijn leven. Van Wijk vertrok in 1986 als gebruiker/muzikant uit Delft naar zijn geboorteplaats Amsterdam. Tijdens een optreden daar ontmoette hij een volgelinge van Hare Krishna. Ook zij had een gebruikersverleden, maar was clean sinds haar toetreding tot de Krishna’s. Samen kregen ze een zoon, met de Indische naam Sjahn, die hij drie jaar geleden voor het laatst zag.

“Door ons kind ben ik wel gemotiveerd geraakt om af te kicken”, zegt Van Wijk. “Maar ik werd moe van de burgerlijke manier van leven; ik moest de meest lullige baantjes doen via het uitzendbureau. Zoals eten geven aan apen voor dierproeven bij TNO in Rijswijk, of post rondbrengen. Wanneer ik thuiskwam kreeg ik van dat vegetarische voedsel uit de reformwinkel van mijn vriendin, in plaats van echt eten.”

Van Wijk vluchtte daarom begin jaren negentig weer de straat op, de drugsscene in. “Ik heb sindsdien nog wel aan afkickprogramma’s meegedaan”, zegt hij. “Eén programma werkte heel goed. Ik was clean en kreeg psychologische begeleiding. Maar de gemeente kortte het programma in en ik kwam weer op straat.”

Hij haalt zijn handen nog eens door het haar. “Ik vraag me ook wel eens af hoor, waar ben ik mee bezig”, zegt hij. “Waarom ik gebruik… Noem het the blues, het leven is vol ellende en tragiek. Misschien heet dat zelfmedelijden, maar dan wel in gedoseerde vorm. Al zou ik in een Mercedes rijden, als ik geen goed gevoel zou hebben hoeft het van mij niet.”

Met een dergelijke motivatie zal hij niet hoog scoren bij de reclassering. Maar Van Wijk heeft niettemin goede voornemens en speculeert na twintig jaar gebruik over een leven na de dope. “Ik ben vaker clean geweest, dus afkicken is technisch mogelijk”, zegt hij. “Als ik eerst maar in een zelfstandige woning kom waar ik begeleid word. Dan is een biertje per avond wel genoeg. Veel mensen vervallen in drugsgebruik doordat ze na het afkicken aan hun lot worden overgelaten en in een gat vallen.”

Zorgen over zijn uiterlijk spelen een grote rol. “Ik wil namelijk niet meer met zo’n ingevallen hoofd rondlopen”, zegt hij. “Als je over straat loopt word je meteen als crimineel gezien en dat ben ik helemaal niet. Ik wil er weer gezond uitzien, weer muziek maken, en ik wil mijn zoon weer zien.”

Naam: Robert van Wijk

Leeftijd: 47 jaar

Woonplaats: Amsterdam

Studie: industrieel ontwerpen

Afstudeerjaar: in 1978 afgebroken

Verliefd/Verloofd/Getrouwd/: Single. Hij heeft een zoon van 17 jaar uit een eerdere relatie.

Loopbaan: Na afronding van zijn vwo aan het Marnix College in Ede verhuisde Van Wijk naar Delft voor zijn studie industrieel ontwerpen. Drugs en rock ‘n roll gingen na enkele jaren zijn leven overheersen. Zijn goede voornemens voor komend jaar zijn minder drugsgebruik en meer muziek maken.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.