Het hing al een tijdje in de lucht, maar langzamerhand dringt het besef echt door. De Delftse Studenten Aeroclub (DSA) moet binnenkort vertrekken van de voormalige luchtmachtbasis Ypenburg.
En zonder vliegterrein komt het voortbestaan van de vereniging in het geding. Op zoek dus naar een nieuw terrein en tegelijkertijd ook afscheid nemen van het vliegveld Ypenburg, waar het ruim zestig jaar geleden allemaal begon.
De luchtmacht is nu al twee jaar uit Ypenburg weg. De drie kilometer lange landingsbaan ligt er verlaten bij. Op het voormalig militaire terrein hebben de konijnen en fazanten alle rust, alleen bij goed weer zijn ook de zweefvliegers van de partij. De meeste hangars zijn leeg, alleen twee ervan gebruikt de DSA voor het stallen van de vliegtuigen.
Inmiddels heeft ministerie van Defensie het terrein overgedragen aan de dienst Domeinen, behorende bij het ministerie van Financiën. Tegelijkertijd zijn de gemeenten Delft, Rijswijk en Voorburg druk bezig plannen te bedenken wat ze met deze lap grond aan moeten. Zoals er nu naar uitziet komen er woningen te staan en liefst zo veel mogelijk.
Dan is er waarschijnlijk geen plaats voor een zweefvliegveld. De tweehonderd leden van de DSA moeten op zoek naar een nieuw terrein. Naast de Delftse vliegers zit de Zweefvlieg Club Rotterdam (ZCR) in hetzelfde schuitje. Ook zij moeten binnenkort hun biezen pakken. De twee clubs hebben de handen ineen geslagen om hun belangen beter te kunnen behartigen en profileren zich nu gezamenlijk als Zweefvlieg Combinatie Ypenburg. Met behulp van notities, contacten met bestuurders en politici proberen ze zo veel mogelijk invloedrijke lieden van het belang van zweefvliegen in de regio te overtuigen.
Volgens scheikunde-student Derk Jan Kwik, DSA-lid en belast met de pr rond het nieuwe vliegterrein, zijn de bestuurders in principe best bereid hen aan te horen. ,,Ze luisteren naar je verhaal en gaan over tot de orde van de dag. Iets concreets heeft het in ieder geval nog niet opgeleverd.”
Wel hebben de zweefvliegers inmiddels een aantal argumenten verzameld die het belang van een goed functionerende zweefvliegclub in de regio moeten onderbouwen. Zo is volgens de vliegers het aantal zweefvliegvelden in de omgeving van de Randstad al onevenredig laag, een situatie die door de sluiting van Ypenburg alleen maar verslechterd kan worden. Verder vervullen de beide zweefvliegclubs volgens de vliegers een belangrijke sociale functie in het opleiden van jeugdige vliegers. Volgens Kwik is sluiting een ‘tragedie’, die alles wat in zestig jaar is opgebouwd ,,kapot zou maken”.
Een nieuw terrein hebben de zweefvliegers nog lang niet gevonden, wel is geformuleerd waaraan zo’n terrein zou moeten voldoen. Een geschikt terrein is tenminste driehonderd meter breed en 1500 meter lang – een lierlijn is namelijk al zo’n 1200 meter – liefst niet te dicht in de buurt van eenburgervliegveld in verband met de drukte in het luchtruim en niet te dicht bij zee vanwege de thermiek. Verder moet het terrein natuurlijk op fietsafstand van Delft liggen en weinig kosten, want het gaat hier om arme studenten. Alles bij elkaar geen gemakkelijke klus om voor elkaar te krijgen.
Perceeltjes
De pr-commissie meent dat vanuit de lucht het best een overzicht van de situatie gegeven kan worden. Een vliegtuig staat al klaar. Als piloot biedt H. van der Wiel zich aan, een oud-militair van in de vijftig, die nu al zo’n tien jaar bij de DSA les geeft. Hij vindt het schitterend om met de studenten op te trekken. Van der Wiel: ,,Bij een burgerclub heb je al dat ouwelullengezanik aan je hoofd, hier bij de studenten voel ik me lekker jong.”
Als de 1200 meter lange lierlijn uitgereden en aan het vliegtuig bevestigd is, geeft de startauto het lichtsein voor de start. De lier – ooit eens geknutseld van een oude acht cilinder amerikaan – maakt een vervaarlijk grommend geluid, de kabel spant zich en even later klimt het zweefvliegtuig als een vlieger de lucht in.
Zodra het vliegtuig van de lierkabel los is, kunnen we Rijswijk en de Delftse Hout van boven bewonderen. Op het eerste gezicht lijken er heel wat perceeltjes onbebouwd en groot genoeg te zijn om vanaf te zweefvliegen. Van der Wiel: ,,Kijk er is in principe ruimte genoeg, maar je zit natuurlijk ook met zaken als bestemmingsplannen. Maar ach, ik bemoei me niet al te veel met het zoeken naar het nieuwe vliegveld. Ik ben hier voor het lesgeven.” Tevreden zet Van der Wiel zijn ‘kist’ weer aan de grond en roept wat studenten om het vliegtuig weer naar de startpositie terug te duwen.
Oranje muisjes
In de 63 jaar dat de DSA bestaat, heeft de club een rijke historie opgebouwd. De eerste jaren worden gekenmerkt door een ware pioniersmentaliteit. Uit die tijd stammen ook de vele overlijdensberichten van neergestorte (zweef)vliegers. In 1934 besluit men tijdens een algemene ledenvergadering op sociëteit Phoenix, een eigen vliegtuig te bouwen naar het ontwerp van Hugo Lambach. In door hoogleraren ter beschikking gestelde werkplaatsen en in het rijksnijverheidslaboratorium werken DSA-vrijwilligers en enkele vaklieden noest aan de bouw van het vliegtuig. Na enkele proefvluchten kan het toestel uiteindelijk in 1936 gedoopt worden als de Prinses Juliana, onder de grote aanwezigheid van vele gasten waaronder de minister van onderwijs.
Legendarisch is ook het verhaal van enkele leden van de DSA die het plan opvatten – en uitvoerden – om speciaal voor de geboorte van prinses Beatrix, boven de binnenstad van Delft oranje muisjes af te werpen aan oranje parachutes.
In de beginperiode heeft de DSA vooral een educatieve functie en organiseren de studenten veel lezingen. Later is de club betrokken bij de oprichting van de studievereniging Leonardo da Vinci van Lucht- en Ruimtevaart. Nu de educatieve functie door anderen overgenomen is, legt de DSA zich voornamelijk toe op het vliegen en het opleiden van zweefvliegers.
In principe kan er op de militaire basis alleen in het weekend gevlogen worden. Daarom gaan de vliegers elke zomer op kamp. Afgelopen jaren togen de DSA leden naar Tjechië, omdat daar de thermiek goed, en het leven goedkoop is. Het is dan een ware karavaan die vertrekt. Auto’s met enorme aanhangkarren voor de vliegtuigen, de startwagen, de truck met de lier erop en natuurlijk de kooksters die ieder jaar weer vanuit Utrecht of Leiden gerecruteerd worden. Kwik: ,,Het gebeurde regelmatig dat je dan enkele jaren later hoorde dat er weer een Delftenaar met een kookster getrouwd was.”
De toekomst van de DSA is zonder vliegveld onzeker. Voor studenten is het bovendien niet gemakkelijk om uit te wijken naar burgerverenigingen. M. van der Post van de Aeroclub: ,,Normaal is het peperduur om te vliegen. Bij de DSA weten wij dat heel goedkoop te doen en tegelijkertijd hebben we een hele moderne vloot.” Dus voorlopig zoeken de zweefvliegers flink door naar een nieuw terrein en sluiten geen enkele mogelijkheid uit. (M.L.C.)
DSA-leden en – met pet – de Engelse instructeur McCallum, begin jaren vijftig. De foto is genomen in het Duitse Oerlinghausen in het Teutoburger Woud, in de Britse bezettingszone. De R.A.F. Gliding Club was de gastheer.
De ‘spoelpief’ bij de lier, rond 1960. De lier, aangedreven door een Ford Canada, was ,,de mooiste, de sterkste, de makkelijkst hanteerbare, kortom de beste lier van Nederland. Maar dat was hij al 25 jaar!” aldus het gedenkboek.
,,,
Het hing al een tijdje in de lucht, maar langzamerhand dringt het besef echt door. De Delftse Studenten Aeroclub (DSA) moet binnenkort vertrekken van de voormalige luchtmachtbasis Ypenburg. En zonder vliegterrein komt het voortbestaan van de vereniging in het geding. Op zoek dus naar een nieuw terrein en tegelijkertijd ook afscheid nemen van het vliegveld Ypenburg, waar het ruim zestig jaar geleden allemaal begon.
De luchtmacht is nu al twee jaar uit Ypenburg weg. De drie kilometer lange landingsbaan ligt er verlaten bij. Op het voormalig militaire terrein hebben de konijnen en fazanten alle rust, alleen bij goed weer zijn ook de zweefvliegers van de partij. De meeste hangars zijn leeg, alleen twee ervan gebruikt de DSA voor het stallen van de vliegtuigen.
Inmiddels heeft ministerie van Defensie het terrein overgedragen aan de dienst Domeinen, behorende bij het ministerie van Financiën. Tegelijkertijd zijn de gemeenten Delft, Rijswijk en Voorburg druk bezig plannen te bedenken wat ze met deze lap grond aan moeten. Zoals er nu naar uitziet komen er woningen te staan en liefst zo veel mogelijk.
Dan is er waarschijnlijk geen plaats voor een zweefvliegveld. De tweehonderd leden van de DSA moeten op zoek naar een nieuw terrein. Naast de Delftse vliegers zit de Zweefvlieg Club Rotterdam (ZCR) in hetzelfde schuitje. Ook zij moeten binnenkort hun biezen pakken. De twee clubs hebben de handen ineen geslagen om hun belangen beter te kunnen behartigen en profileren zich nu gezamenlijk als Zweefvlieg Combinatie Ypenburg. Met behulp van notities, contacten met bestuurders en politici proberen ze zo veel mogelijk invloedrijke lieden van het belang van zweefvliegen in de regio te overtuigen.
Volgens scheikunde-student Derk Jan Kwik, DSA-lid en belast met de pr rond het nieuwe vliegterrein, zijn de bestuurders in principe best bereid hen aan te horen. ,,Ze luisteren naar je verhaal en gaan over tot de orde van de dag. Iets concreets heeft het in ieder geval nog niet opgeleverd.”
Wel hebben de zweefvliegers inmiddels een aantal argumenten verzameld die het belang van een goed functionerende zweefvliegclub in de regio moeten onderbouwen. Zo is volgens de vliegers het aantal zweefvliegvelden in de omgeving van de Randstad al onevenredig laag, een situatie die door de sluiting van Ypenburg alleen maar verslechterd kan worden. Verder vervullen de beide zweefvliegclubs volgens de vliegers een belangrijke sociale functie in het opleiden van jeugdige vliegers. Volgens Kwik is sluiting een ‘tragedie’, die alles wat in zestig jaar is opgebouwd ,,kapot zou maken”.
Een nieuw terrein hebben de zweefvliegers nog lang niet gevonden, wel is geformuleerd waaraan zo’n terrein zou moeten voldoen. Een geschikt terrein is tenminste driehonderd meter breed en 1500 meter lang – een lierlijn is namelijk al zo’n 1200 meter – liefst niet te dicht in de buurt van eenburgervliegveld in verband met de drukte in het luchtruim en niet te dicht bij zee vanwege de thermiek. Verder moet het terrein natuurlijk op fietsafstand van Delft liggen en weinig kosten, want het gaat hier om arme studenten. Alles bij elkaar geen gemakkelijke klus om voor elkaar te krijgen.
Perceeltjes
De pr-commissie meent dat vanuit de lucht het best een overzicht van de situatie gegeven kan worden. Een vliegtuig staat al klaar. Als piloot biedt H. van der Wiel zich aan, een oud-militair van in de vijftig, die nu al zo’n tien jaar bij de DSA les geeft. Hij vindt het schitterend om met de studenten op te trekken. Van der Wiel: ,,Bij een burgerclub heb je al dat ouwelullengezanik aan je hoofd, hier bij de studenten voel ik me lekker jong.”
Als de 1200 meter lange lierlijn uitgereden en aan het vliegtuig bevestigd is, geeft de startauto het lichtsein voor de start. De lier – ooit eens geknutseld van een oude acht cilinder amerikaan – maakt een vervaarlijk grommend geluid, de kabel spant zich en even later klimt het zweefvliegtuig als een vlieger de lucht in.
Zodra het vliegtuig van de lierkabel los is, kunnen we Rijswijk en de Delftse Hout van boven bewonderen. Op het eerste gezicht lijken er heel wat perceeltjes onbebouwd en groot genoeg te zijn om vanaf te zweefvliegen. Van der Wiel: ,,Kijk er is in principe ruimte genoeg, maar je zit natuurlijk ook met zaken als bestemmingsplannen. Maar ach, ik bemoei me niet al te veel met het zoeken naar het nieuwe vliegveld. Ik ben hier voor het lesgeven.” Tevreden zet Van der Wiel zijn ‘kist’ weer aan de grond en roept wat studenten om het vliegtuig weer naar de startpositie terug te duwen.
Oranje muisjes
In de 63 jaar dat de DSA bestaat, heeft de club een rijke historie opgebouwd. De eerste jaren worden gekenmerkt door een ware pioniersmentaliteit. Uit die tijd stammen ook de vele overlijdensberichten van neergestorte (zweef)vliegers. In 1934 besluit men tijdens een algemene ledenvergadering op sociëteit Phoenix, een eigen vliegtuig te bouwen naar het ontwerp van Hugo Lambach. In door hoogleraren ter beschikking gestelde werkplaatsen en in het rijksnijverheidslaboratorium werken DSA-vrijwilligers en enkele vaklieden noest aan de bouw van het vliegtuig. Na enkele proefvluchten kan het toestel uiteindelijk in 1936 gedoopt worden als de Prinses Juliana, onder de grote aanwezigheid van vele gasten waaronder de minister van onderwijs.
Legendarisch is ook het verhaal van enkele leden van de DSA die het plan opvatten – en uitvoerden – om speciaal voor de geboorte van prinses Beatrix, boven de binnenstad van Delft oranje muisjes af te werpen aan oranje parachutes.
In de beginperiode heeft de DSA vooral een educatieve functie en organiseren de studenten veel lezingen. Later is de club betrokken bij de oprichting van de studievereniging Leonardo da Vinci van Lucht- en Ruimtevaart. Nu de educatieve functie door anderen overgenomen is, legt de DSA zich voornamelijk toe op het vliegen en het opleiden van zweefvliegers.
In principe kan er op de militaire basis alleen in het weekend gevlogen worden. Daarom gaan de vliegers elke zomer op kamp. Afgelopen jaren togen de DSA leden naar Tjechië, omdat daar de thermiek goed, en het leven goedkoop is. Het is dan een ware karavaan die vertrekt. Auto’s met enorme aanhangkarren voor de vliegtuigen, de startwagen, de truck met de lier erop en natuurlijk de kooksters die ieder jaar weer vanuit Utrecht of Leiden gerecruteerd worden. Kwik: ,,Het gebeurde regelmatig dat je dan enkele jaren later hoorde dat er weer een Delftenaar met een kookster getrouwd was.”
De toekomst van de DSA is zonder vliegveld onzeker. Voor studenten is het bovendien niet gemakkelijk om uit te wijken naar burgerverenigingen. M. van der Post van de Aeroclub: ,,Normaal is het peperduur om te vliegen. Bij de DSA weten wij dat heel goedkoop te doen en tegelijkertijd hebben we een hele moderne vloot.” Dus voorlopig zoeken de zweefvliegers flink door naar een nieuw terrein en sluiten geen enkele mogelijkheid uit. (M.L.C.)
DSA-leden en – met pet – de Engelse instructeur McCallum, begin jaren vijftig. De foto is genomen in het Duitse Oerlinghausen in het Teutoburger Woud, in de Britse bezettingszone. De R.A.F. Gliding Club was de gastheer.
De ‘spoelpief’ bij de lier, rond 1960. De lier, aangedreven door een Ford Canada, was ,,de mooiste, de sterkste, de makkelijkst hanteerbare, kortom de beste lier van Nederland. Maar dat was hij al 25 jaar!” aldus het gedenkboek.
Het hing al een tijdje in de lucht, maar langzamerhand dringt het besef echt door. De Delftse Studenten Aeroclub (DSA) moet binnenkort vertrekken van de voormalige luchtmachtbasis Ypenburg. En zonder vliegterrein komt het voortbestaan van de vereniging in het geding. Op zoek dus naar een nieuw terrein en tegelijkertijd ook afscheid nemen van het vliegveld Ypenburg, waar het ruim zestig jaar geleden allemaal begon.
De luchtmacht is nu al twee jaar uit Ypenburg weg. De drie kilometer lange landingsbaan ligt er verlaten bij. Op het voormalig militaire terrein hebben de konijnen en fazanten alle rust, alleen bij goed weer zijn ook de zweefvliegers van de partij. De meeste hangars zijn leeg, alleen twee ervan gebruikt de DSA voor het stallen van de vliegtuigen.
Inmiddels heeft ministerie van Defensie het terrein overgedragen aan de dienst Domeinen, behorende bij het ministerie van Financiën. Tegelijkertijd zijn de gemeenten Delft, Rijswijk en Voorburg druk bezig plannen te bedenken wat ze met deze lap grond aan moeten. Zoals er nu naar uitziet komen er woningen te staan en liefst zo veel mogelijk.
Dan is er waarschijnlijk geen plaats voor een zweefvliegveld. De tweehonderd leden van de DSA moeten op zoek naar een nieuw terrein. Naast de Delftse vliegers zit de Zweefvlieg Club Rotterdam (ZCR) in hetzelfde schuitje. Ook zij moeten binnenkort hun biezen pakken. De twee clubs hebben de handen ineen geslagen om hun belangen beter te kunnen behartigen en profileren zich nu gezamenlijk als Zweefvlieg Combinatie Ypenburg. Met behulp van notities, contacten met bestuurders en politici proberen ze zo veel mogelijk invloedrijke lieden van het belang van zweefvliegen in de regio te overtuigen.
Volgens scheikunde-student Derk Jan Kwik, DSA-lid en belast met de pr rond het nieuwe vliegterrein, zijn de bestuurders in principe best bereid hen aan te horen. ,,Ze luisteren naar je verhaal en gaan over tot de orde van de dag. Iets concreets heeft het in ieder geval nog niet opgeleverd.”
Wel hebben de zweefvliegers inmiddels een aantal argumenten verzameld die het belang van een goed functionerende zweefvliegclub in de regio moeten onderbouwen. Zo is volgens de vliegers het aantal zweefvliegvelden in de omgeving van de Randstad al onevenredig laag, een situatie die door de sluiting van Ypenburg alleen maar verslechterd kan worden. Verder vervullen de beide zweefvliegclubs volgens de vliegers een belangrijke sociale functie in het opleiden van jeugdige vliegers. Volgens Kwik is sluiting een ‘tragedie’, die alles wat in zestig jaar is opgebouwd ,,kapot zou maken”.
Een nieuw terrein hebben de zweefvliegers nog lang niet gevonden, wel is geformuleerd waaraan zo’n terrein zou moeten voldoen. Een geschikt terrein is tenminste driehonderd meter breed en 1500 meter lang – een lierlijn is namelijk al zo’n 1200 meter – liefst niet te dicht in de buurt van eenburgervliegveld in verband met de drukte in het luchtruim en niet te dicht bij zee vanwege de thermiek. Verder moet het terrein natuurlijk op fietsafstand van Delft liggen en weinig kosten, want het gaat hier om arme studenten. Alles bij elkaar geen gemakkelijke klus om voor elkaar te krijgen.
Perceeltjes
De pr-commissie meent dat vanuit de lucht het best een overzicht van de situatie gegeven kan worden. Een vliegtuig staat al klaar. Als piloot biedt H. van der Wiel zich aan, een oud-militair van in de vijftig, die nu al zo’n tien jaar bij de DSA les geeft. Hij vindt het schitterend om met de studenten op te trekken. Van der Wiel: ,,Bij een burgerclub heb je al dat ouwelullengezanik aan je hoofd, hier bij de studenten voel ik me lekker jong.”
Als de 1200 meter lange lierlijn uitgereden en aan het vliegtuig bevestigd is, geeft de startauto het lichtsein voor de start. De lier – ooit eens geknutseld van een oude acht cilinder amerikaan – maakt een vervaarlijk grommend geluid, de kabel spant zich en even later klimt het zweefvliegtuig als een vlieger de lucht in.
Zodra het vliegtuig van de lierkabel los is, kunnen we Rijswijk en de Delftse Hout van boven bewonderen. Op het eerste gezicht lijken er heel wat perceeltjes onbebouwd en groot genoeg te zijn om vanaf te zweefvliegen. Van der Wiel: ,,Kijk er is in principe ruimte genoeg, maar je zit natuurlijk ook met zaken als bestemmingsplannen. Maar ach, ik bemoei me niet al te veel met het zoeken naar het nieuwe vliegveld. Ik ben hier voor het lesgeven.” Tevreden zet Van der Wiel zijn ‘kist’ weer aan de grond en roept wat studenten om het vliegtuig weer naar de startpositie terug te duwen.
Oranje muisjes
In de 63 jaar dat de DSA bestaat, heeft de club een rijke historie opgebouwd. De eerste jaren worden gekenmerkt door een ware pioniersmentaliteit. Uit die tijd stammen ook de vele overlijdensberichten van neergestorte (zweef)vliegers. In 1934 besluit men tijdens een algemene ledenvergadering op sociëteit Phoenix, een eigen vliegtuig te bouwen naar het ontwerp van Hugo Lambach. In door hoogleraren ter beschikking gestelde werkplaatsen en in het rijksnijverheidslaboratorium werken DSA-vrijwilligers en enkele vaklieden noest aan de bouw van het vliegtuig. Na enkele proefvluchten kan het toestel uiteindelijk in 1936 gedoopt worden als de Prinses Juliana, onder de grote aanwezigheid van vele gasten waaronder de minister van onderwijs.
Legendarisch is ook het verhaal van enkele leden van de DSA die het plan opvatten – en uitvoerden – om speciaal voor de geboorte van prinses Beatrix, boven de binnenstad van Delft oranje muisjes af te werpen aan oranje parachutes.
In de beginperiode heeft de DSA vooral een educatieve functie en organiseren de studenten veel lezingen. Later is de club betrokken bij de oprichting van de studievereniging Leonardo da Vinci van Lucht- en Ruimtevaart. Nu de educatieve functie door anderen overgenomen is, legt de DSA zich voornamelijk toe op het vliegen en het opleiden van zweefvliegers.
In principe kan er op de militaire basis alleen in het weekend gevlogen worden. Daarom gaan de vliegers elke zomer op kamp. Afgelopen jaren togen de DSA leden naar Tjechië, omdat daar de thermiek goed, en het leven goedkoop is. Het is dan een ware karavaan die vertrekt. Auto’s met enorme aanhangkarren voor de vliegtuigen, de startwagen, de truck met de lier erop en natuurlijk de kooksters die ieder jaar weer vanuit Utrecht of Leiden gerecruteerd worden. Kwik: ,,Het gebeurde regelmatig dat je dan enkele jaren later hoorde dat er weer een Delftenaar met een kookster getrouwd was.”
De toekomst van de DSA is zonder vliegveld onzeker. Voor studenten is het bovendien niet gemakkelijk om uit te wijken naar burgerverenigingen. M. van der Post van de Aeroclub: ,,Normaal is het peperduur om te vliegen. Bij de DSA weten wij dat heel goedkoop te doen en tegelijkertijd hebben we een hele moderne vloot.” Dus voorlopig zoeken de zweefvliegers flink door naar een nieuw terrein en sluiten geen enkele mogelijkheid uit. (M.L.C.)
DSA-leden en – met pet – de Engelse instructeur McCallum, begin jaren vijftig. De foto is genomen in het Duitse Oerlinghausen in het Teutoburger Woud, in de Britse bezettingszone. De R.A.F. Gliding Club was de gastheer.
De ‘spoelpief’ bij de lier, rond 1960. De lier, aangedreven door een Ford Canada, was ,,de mooiste, de sterkste, de makkelijkst hanteerbare, kortom de beste lier van Nederland. Maar dat was hij al 25 jaar!” aldus het gedenkboek.
Comments are closed.