De participatiesamenleving, het stokpaardje van het Kabinet-Rutte, loopt in de praktijk niet altijd even gesmeerd. Neem de bewonersbedrijven die de afdeling OTB van Bouwkunde de afgelopen drie jaar onderzocht: “Deze vrijwilligers voelen zich tegengewerkt, vooral door gemeenten”, zegt OTB-onderzoeker Reinout Kleinhans.
Een groep bewoners die als bedrijf opereert. Zo definieert OTB-onderzoeker Reinout Kleinhans bewonersbedrijven. Deze vrij nieuwe initiatieven spelen zich af op wijk- of buurtniveau, vaak omdat een buurthuis vanwege bezuinigingen sluit of er een schoolgebouw leeg staat.
Ze verdienen hun geld in de regel met het verhuren van ruimtes aan zzp’ers, kunstenaars of yoga-klasjes en plantsoenbeheer in opdracht van de gemeente. De opbrengst gebruiken ze om hun sociale doelen te halen: bijvoorbeeld de leefbaarheid vergroten of eenzaamheid tegengaan. Ze organiseren bingo’s, filmavonden of doen aan stadslandbouw en goedkope catering. Eén bewonersbedrijf kocht een elektrische auto en verhuurt die voor een paar euro per uur mét chauffeur als boodschappenservice.
Drie jaar lang volgden de OTB-onderzoekers veertien van dit soort initiatieven. Deze week publiceerden ze hun bevindingen in de ‘Eindrapportage kennisontwikkeling experiment bewonersbedrijven’. Uit de publicatie komt naar voren dat vrijwilligers die echt iets willen bereiken een lange adem nodig hebben.
Waarom is het zo lastig iets tot stand te brengen met een bewonersbedrijf?
“Bewonersbedrijven zijn nieuw in zoverre dat ze bedrijfsmatig opereren om een sociaal doel te bereiken op lokaal niveau. De meeste verdienen geld met het verhuren van ruimtes in oude schoolgebouwen of een voormalig verzorgingstehuis. Maar die verdienkant is vaak moeilijk van de grond te krijgen. Het duurt vaak jaren om een gebouw te verwerven. De gemeente is in het maken van al die plannen niet leidend, zoals dat vroeger ging met gesubsidieerde buurtverenigingen, maar ze is wel nodig voor het ter beschikking stellen van (lege) gebouwen, vergunningverlening en overleg. Aan die dienende rol moeten ambtenaren ontzettend wennen.”
Waar uit zich dat in?
“Afdelingen werken langs elkaar heen of hebben andere belangen. De ene zegt: ‘leuk dat dat leegstaande pand eindelijk vol komt’. En dan blijkt de vastgoedafdeling van de gemeente het gebouw voor een marktprijs te willen verkopen. Of de gemeente werkt in eerste instantie enthousiast mee, maar geeft vervolgens geen vergunning af. Dat zorgt voor heel veel frustratie bij bewonersbedrijven. Deze vrijwilligers voelen zich tegengewerkt. Ook ambtenaren die wel mee willen in deze nieuwe trend zijn vaak gefrustreerd. Al staat daar tegenover dat de terughoudendheid van gemeenten ergens wel te begrijpen is. Zij worden er toch op aangekeken als een initiatief mislukt.”
Het kabinet-Rutte heeft het steeds over de participatiesamenleving. Hoe kan het dat dit soort dingen gebeurt?
“Het is ironisch en een beetje treurig. De regering draagt dit inderdaad heel nadrukkelijk uit. En bewonersbedrijven springen er dan ook op in als voorzieningen als buurthuizen wegvallen. Ze nemen soms voormalige overheidstaken over. Maar ze kleuren buiten de lijntjes. Daar lopen ze tegenaan. Natuurlijk zijn er individuele ambtenaren die inzien dat ze anders moeten gaan opereren. Maar voor de meeste is het lastig. Kort door de bocht waren zij gewend om een subsidieaanvraag te krijgen, die toe te kennen, af te vinken en langs de gemeenteraad te sturen. Nu moet de gemeente overleggen en reageren, zonder direct af te vinken resultaat of enige garantie daarop.”
Bewonersbedrijven bestaan, op een enkeling na, uit vrijwilligers. U noemt dat hun kracht en hun zwakte tegelijk.
“Vrijwilligers zijn begeistert, ze maken tijd, hebben ideeën en kosten niks. Het probleem is continuïteit. Verandert er iets in hun leven, dan stoppen ze soms met het vrijwilligerswerk. Bewonersbedrijven worstelen daarmee, want ze moeten iets opbouwen en credibility krijgen. En dat is alleen maar de informele kant. De formele kant is nog ingewikkelder. Als werkzoekenden bijvoorbeeld vrijwilligerswerk willen doen, lopen ze tegen allerlei regels aan. Ze kunnen hun uitkering kwijtraken als ze zich daar niet aan houden. Ze moeten overleggen met het UWV, dat vaak niet akkoord gaat uit angst dat iemand niet meer actief op zoek gaat naar een betaalde baan. Veel werkzoekenden zien dus maar af van vrijwilligerswerk. En zet iemand toch door, dan kost dat ontzettend veel energie die niet meer in andere dingen gestoken kan worden.”
Voor wie heeft u dit rapport geschreven? Het ministerie van binnenlandse zaken dat gaat over de participatiesamenleving?
“In 2012 heeft het ministerie van BZK een subsidie gegeven voor dit onderzoek. We hebben geregeld met ze overlegd. Ik hoop dat ze uit ons onderzoek informatie kunnen halen voor voorlichting. Ons rapport kan ook handig zijn voor nieuwe bewonersinitiatieven en gemeentes. Ze kunnen erin lezen wat ze op hun bord kunnen krijgen en zich daarop voorbereiden. En ik hoop natuurlijk op Kamervragen.”
Op 24 september is er een kennisdag over bewonersbedrijven, waar Kleinhans zijn bevindingen presenteert. Op 3 november geeft hij een workshop voor professionals op het Wooncongres.
Comments are closed.