Campus

De psychologie van een handbal

Voordat student technische natuurkunde Michel Jonker aan de Vrije Universiteit in Amsterdam aan de slag kon als afstudeerder moesten er wel enige brieven de deur uit.

,,Maar het feit dat mijn begeleider, professor Beek, ook college geeft aan de VU was natuurlijk geen ongunstige zaak”, aldus Jonker, die onlangs afstudeerde op de dynamica van een handbal.

De vraag ligt voor de hand. Hoe komt een Delftse natuurkunde-student terecht op de faculteit Bewegingswetenschappen van de Amsterdamse VU? ,,Ik had al een rondje langs de vakgroepen gelopen, maar nog niet echt iets gevonden dat me speciaal aansprak”, aldus Jonker. ,,Toen kwam in een gesprek met de coördinator het onderwerp op mijn hobby, handbal, en hij had iets voor me bij de VU. Dat was het onderzoeken van de balbeweging bij het gooien van een handbal.”

Dergelijk onderzoek had nog niet eerder plaatsgevonden. ,,Alleen in Duitsland is er ooit onderzoek gedaan naar de relatie tussen de snelheid en de nauwkeurigheid van een gegooide bal, met voorspelbare uitkomsten”, vertelt Jonker. ,,Mijn doel was uiteindelijk om een differentiaalvergelijking op te stellen voor de snelheid van de bal. Ik heb een aantal teamgenoten bereid gevonden mee te werken aan het onderzoek, door onder het toeziend oog van een videocamera een bal over te gooien.”

Voor de plaatsbepaling van de bal moest Jonker zelf een driedimensionaal coördinatensysteem invoeren in de computer. Daarover zegt hij: ,,Systemen voor kleinere ruimten zijn er wel, maar ik moest in een ruimte van meer dan vijftien kubieke meter de bal zien te lokaliseren. Dat werd dus piepschuimen ballen ophangen aan staaldraden en wachten tot het hele stel stil hing. Daarna kon ik de posities bepalen.”

Het omzetten van videobeelden in bruikbare data kostte nogal wat tijd: ,,Op ieder beeldje van de video-opnames moest de balpositie worden ‘ingeklikt’. Er gaan vijftig beelden in een seconde. Als je dan twee uur opnamen hebt kun je je voorstellen dat je dat niet één-twee-drie verwerkt hebt.”

Uit het onderzoek kwam een aantal dingen naar voren. ,,Ik heb geprobeerd verschillende verhoudingen van tijdsduren te bepalen. Dan blijkt dat de afstand waarover gegooid wordt er nauwelijks toe doet. De verhouding tussen de vluchttijd en de tijd die de bal in de handen doorbrengt, neemt toe bij een hogere ‘overgooifrequentie’, maar de verhouding tussen het naar achteren en weer naar voren brengen van de bal niet.” Jonker glimlacht: ,,Die laatste verhouding blijkt bij het gooien met een andere partner weer wel te veranderen.”
Werptechniek

Wat Jonker niet heeft bekeken is de invloed van de bal zelf. ,,Je zou dan moeten denken aan het gewicht of de gladheid. Ikkan me goed voorstellen dat die factoren de onderzochte verhoudingen doen veranderen.”

Om psychologische redenen was het van te voren van belang de proefpersonen zo weinig mogelijk informatie te verstrekken over de te verwachten uikomsten van de metingen, om bewuste of onbewuste aanpassingen te voorkomen. Jonker drukt dit uit als het ‘naïef houden’ van de proefpersonen. Hij gebruikt voor de uitleg over de optredende verhoudingsverschillen een analogie met viervoeters: ,,Je kunt bij de overgangen van stapvoets naar draf en naar galop spreken van ‘fase-overgangen’ in de verschillende gangen. Je zou kunnen vaststellen of er bij het bereiken van een bepaalde gooifrequentie misschien een andere werptechniek moet worden gebruikt.”

Jonker geeft toe dat er nog veel niet is onderzocht. ,,Het gebied is nog ontzettend onontgonnen. Ik was eigenlijk vrij in de keuze van mijn activiteiten. Het onderwerp perceptie is eigenlijk een ondergeschoven kindje. Dit beschrijft voornamelijk de anticipatie op de bal en heeft te maken met het schatten van de tijd die het nog duurt voor de bal in je handen terecht komt.”

Jonker komt nog even terug op het feit dat hij niet gewoon in Delft is afgestudeerd. ,,Het blijft natuurlijk niet alledaags dat een Delftenaar, en dan nog wel een fysicus, in een vakgroep psychologie in Amsterdam terecht komt. Wel zijn er contacten tussen de VU en de faculteiten van Lucht- en Ruimtevaart en Industrieel Ontwerpen. De natuurkunde heeft in deze de functie dat ze het gebied afbakent waarbinnen er in de bewegingswetenschappen onderzoek wordt verricht.”

Echte toekomstplannen heeft Jonker nog niet. ,,Ondanks dat ik een vrij fanatieke handballer ben, waren er soms momenten dat ik dacht: alweer dat handbal”, bekent hij. ,,Mocht het ooit tot een promotieonderzoek komen, dan zal dat zeker niets met handbal van doen hebben.” (J.P.L.)

Jan Peter Leentfaar


De afstand die gegooid wordt doet er nauwelijks toe

Voordat student technische natuurkunde Michel Jonker aan de Vrije Universiteit in Amsterdam aan de slag kon als afstudeerder moesten er wel enige brieven de deur uit. ,,Maar het feit dat mijn begeleider, professor Beek, ook college geeft aan de VU was natuurlijk geen ongunstige zaak”, aldus Jonker, die onlangs afstudeerde op de dynamica van een handbal.

De vraag ligt voor de hand. Hoe komt een Delftse natuurkunde-student terecht op de faculteit Bewegingswetenschappen van de Amsterdamse VU? ,,Ik had al een rondje langs de vakgroepen gelopen, maar nog niet echt iets gevonden dat me speciaal aansprak”, aldus Jonker. ,,Toen kwam in een gesprek met de coördinator het onderwerp op mijn hobby, handbal, en hij had iets voor me bij de VU. Dat was het onderzoeken van de balbeweging bij het gooien van een handbal.”

Dergelijk onderzoek had nog niet eerder plaatsgevonden. ,,Alleen in Duitsland is er ooit onderzoek gedaan naar de relatie tussen de snelheid en de nauwkeurigheid van een gegooide bal, met voorspelbare uitkomsten”, vertelt Jonker. ,,Mijn doel was uiteindelijk om een differentiaalvergelijking op te stellen voor de snelheid van de bal. Ik heb een aantal teamgenoten bereid gevonden mee te werken aan het onderzoek, door onder het toeziend oog van een videocamera een bal over te gooien.”

Voor de plaatsbepaling van de bal moest Jonker zelf een driedimensionaal coördinatensysteem invoeren in de computer. Daarover zegt hij: ,,Systemen voor kleinere ruimten zijn er wel, maar ik moest in een ruimte van meer dan vijftien kubieke meter de bal zien te lokaliseren. Dat werd dus piepschuimen ballen ophangen aan staaldraden en wachten tot het hele stel stil hing. Daarna kon ik de posities bepalen.”

Het omzetten van videobeelden in bruikbare data kostte nogal wat tijd: ,,Op ieder beeldje van de video-opnames moest de balpositie worden ‘ingeklikt’. Er gaan vijftig beelden in een seconde. Als je dan twee uur opnamen hebt kun je je voorstellen dat je dat niet één-twee-drie verwerkt hebt.”

Uit het onderzoek kwam een aantal dingen naar voren. ,,Ik heb geprobeerd verschillende verhoudingen van tijdsduren te bepalen. Dan blijkt dat de afstand waarover gegooid wordt er nauwelijks toe doet. De verhouding tussen de vluchttijd en de tijd die de bal in de handen doorbrengt, neemt toe bij een hogere ‘overgooifrequentie’, maar de verhouding tussen het naar achteren en weer naar voren brengen van de bal niet.” Jonker glimlacht: ,,Die laatste verhouding blijkt bij het gooien met een andere partner weer wel te veranderen.”
Werptechniek

Wat Jonker niet heeft bekeken is de invloed van de bal zelf. ,,Je zou dan moeten denken aan het gewicht of de gladheid. Ikkan me goed voorstellen dat die factoren de onderzochte verhoudingen doen veranderen.”

Om psychologische redenen was het van te voren van belang de proefpersonen zo weinig mogelijk informatie te verstrekken over de te verwachten uikomsten van de metingen, om bewuste of onbewuste aanpassingen te voorkomen. Jonker drukt dit uit als het ‘naïef houden’ van de proefpersonen. Hij gebruikt voor de uitleg over de optredende verhoudingsverschillen een analogie met viervoeters: ,,Je kunt bij de overgangen van stapvoets naar draf en naar galop spreken van ‘fase-overgangen’ in de verschillende gangen. Je zou kunnen vaststellen of er bij het bereiken van een bepaalde gooifrequentie misschien een andere werptechniek moet worden gebruikt.”

Jonker geeft toe dat er nog veel niet is onderzocht. ,,Het gebied is nog ontzettend onontgonnen. Ik was eigenlijk vrij in de keuze van mijn activiteiten. Het onderwerp perceptie is eigenlijk een ondergeschoven kindje. Dit beschrijft voornamelijk de anticipatie op de bal en heeft te maken met het schatten van de tijd die het nog duurt voor de bal in je handen terecht komt.”

Jonker komt nog even terug op het feit dat hij niet gewoon in Delft is afgestudeerd. ,,Het blijft natuurlijk niet alledaags dat een Delftenaar, en dan nog wel een fysicus, in een vakgroep psychologie in Amsterdam terecht komt. Wel zijn er contacten tussen de VU en de faculteiten van Lucht- en Ruimtevaart en Industrieel Ontwerpen. De natuurkunde heeft in deze de functie dat ze het gebied afbakent waarbinnen er in de bewegingswetenschappen onderzoek wordt verricht.”

Echte toekomstplannen heeft Jonker nog niet. ,,Ondanks dat ik een vrij fanatieke handballer ben, waren er soms momenten dat ik dacht: alweer dat handbal”, bekent hij. ,,Mocht het ooit tot een promotieonderzoek komen, dan zal dat zeker niets met handbal van doen hebben.” (J.P.L.)

Jan Peter Leentfaar


De afstand die gegooid wordt doet er nauwelijks toe

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.