Charles Darwin werd tweehonderd jaar geleden op 12 februari geboren. Vijftig jaar later publiceerde hij zijn evolutietheorie. Een van de belangrijkste iconen van zijn evolutieleer, de boom des levens, blijkt nu net zo achterhaald als de mechanica van Newton.
In juli 1837 kreeg Charles Darwin een flits van inspiratie. In zijn studeerkamer in zijn Londense woning sloeg hij een nieuwe bladzijde op in zijn met rood leer gekafte notitieboek en schreef: ‘Ik denk…’. Toen schetste hij een spichtige boom.
Voor zover bekend, was dit de eerste keer dat Darwin met het idee van een levensboom speelde om de evolutionaire relaties tussen verschillende soorten te verklaren. Het zou een vruchtbaar idee blijken: tegen de tijd dat hij 22 jaar later ‘On The Origin of Species’ publiceerde, was het spichtige boompje uitgegroeid tot een machtige eik. Het boek bevat veel verwijzingen naar de boom en het enige diagram is een vertakkende structuur die toont hoe een soort zich in veel verschillende kan ontwikkelen.
De levensboom stond absoluut centraal in Darwins denken, even belangrijk als natuurlijke selectie, zegt bioloog W. Ford Doolittle van de Dalhousie-universiteit in Halifax in Canada. Zonder de boom zou de evolutietheorie nooit zijn ontstaan. De boom hielp ook om evolutie begrijpelijk te maken. Darwin betoogde met succes dat de levensboom een natuurlijk gegeven was, dat iedereen kon onderkennen, maar dat wel verklaard moest worden. Zijn verklaring was evolutie door natuurlijke selectie.
Sinds Darwin geldt de levensboom als verenigend principe achter de geschiedenis van leven op aarde. Aan de basis staat Luca, de laatste gemeenschappelijke voorouder van alle levende wezens, en vanuit Luca groeit een stam die keer op keer splitst om zo een enorme uitwaaierende boom te vormen. Iedere tak staat voor een soort; vertakkingen stellen de splitsing voor in twee andere soorten. De meeste takken lopen uiteindelijk dood als soorten uitsterven, maar sommige lopen door tot aan de top – dit zijn de nog levende soorten. De boom is zo een archief van de wijze waarop iedere soort die ooit geleefd heeft, verbonden is met alle andere, tot aan de oorsprong aan toe.
Graal
Voor het grootste deel van de laatste 150 jaar heeft de biologie zich bezig gehouden met het invullen van details in de boom. “Het gold lange tijd als de Heilige Graal om de boom des levens te bouwen”, zegt Eric Bapteste, evolutionair bioloog aan de Pierre en Marie Curie-universiteit in Parijs. Een paar jaar geleden zag het er naar uit dat de graal binnen bereik lag. Maar vandaag ligt het project in gruis, aan stukken gereten door herhaalde aanvallen van negatief bewijs. Veel biologen zeggen nu dat de levensboom overbodig is en moet worden afgeschaft. “We hebben geen enkel bewijs dat de levensboom realiteit is”, zegt Bapteste. Die inslag heeft sommigen er zelfs van overtuigd dat ons begrip van de biologie op de helling moet.
Waardoor komt dat? Kort gezegd: DNA. De ontdekking van DNA in 1953 heeft een heel nieuw terrein geopend voor de evolutionaire biologie. Hier was dan eindelijk de materie van erfelijkheid waarin de geschiedenis van het leven was vastgelegd, als we het eenmaal konden lezen. Zo werd de moleculaire evolutie geboren. Toen technieken beschikbaar kwamen om DNA-volgorden te lezen en die van andere moleculen zoals RNA en eiwitten, begonnen de pioniers te geloven dat hun bevindingen het bewijs zouden leveren van Darwins levensboom. Het achterliggende idee was eenvoudig: hoe meer verwant twee soorten zijn (of hoe recenter hun takken zijn gesplist), hoe meer overeenkomst hun DNA, RNA en eiwitvolgorden zouden moeten tonen.
Het begon goed. De eerste moleculen die gelezen werden, waren RNA moleculen in ribosomen, de centrales in een cel waarin eiwitten gemaakt worden. In de jaren zeventig begonnen moleculair biologen op basis van vergelijkend onderzoek van RNA volgorden van verschillende planten, dieren en micro-organismen de omtrekken van een levensboom te schetsen. Dit leidde, naast andere successen, tot de onverwachte ontdekking van een tot dan toe onbekende hoofdvertakking van de levensboom: de eencellige archaea, die men tot dan toe voor bacteriën had gehouden.
Halverwege de jaren tachtig heerste er groot optimisme over de mogelijkheid dat moleculaire techniek de universele boom des levens in al zijn glorie zou onthullen. Ironisch genoeg gebeurde het omgekeerde.
Verwantschap
De problemen begonnen in de vroege jaren negentig toen het mogelijk werd in plaats van RNA de echte genen van bacteriën en archaea te lezen. Men verwachtte dat de DNA-volgorden van de genen overeen zouden komen met de geschetste RNA-boom. Dat deden ze soms ook. Maar, en dat is cruciaal, soms ook niet. Op basis van RNA leek bijvoorbeeld soort A meer verwant met soort B dan met soort C, maar op basis van DNA leek dat net andersom.
Wat te geloven? Paradoxaal genoeg beiden – maar alleen als de belangrijkste aanname achter Darwins boom niet correct was. Darwin stelde dat afkomst uitsluitend verticaal was, doordat organismen hun eigenschappen doorgeven aan hun nageslacht. Maar wat als soorten ook genetisch materiaal uitwisselden met andere soorten, of met hen samensmolten? Dan zou het nette vertakkingpatroon snel ontaarden in een ondoordringbaar woud van verwantschap, met soorten die in bepaalde opzichten met elkaar verwant zijn, maar in andere opzichten ook niet.
We weten nu dat dit precies is wat er gebeurt. Naarmate er meer en meer genen bekend werden, bleek dat bepaalde verwantschapspatronen alleen verklaard konden worden door aan te nemen dat bacteriën en archaea regelmatig genetisch materiaal uitwisselden met andere soorten – daarmee vaak enorme taxonomische afstanden overbruggend – in een proces dat bekend staat als horizontale gen-uitwisseling (HGU).
Aanvankelijk nam men aan dat HGU een onbeduidende factor was, alleen van belang bij uitwisseling van optionele eigenschappen zoals resistentie tegen antibiotica. De kernfuncties zoals DNA-replicatie en eiwitsynthese werden geacht verticaal doorgegeven te worden. Evolutionair biologen konden zo HGU accepteren zonder dat hun geloof in de levensboom erdoor werd aangetast; HGU was niet meer dan de ruis aan de randen. We weten nu dat dit beeld niet klopt. “Er is promiscue uitwisseling van genetische informatie tussen verschillende groepen”, zegt Michael Rose, een evolutionair bioloog aan de universiteit van Californië in Irvine.
Van boom naar web
Toen duidelijk werd dat HGU een belangrijke factor was, begonnen biologen zich de gevolgen te realiseren voor het boomconcept. Al in 1993 stelden enkelen voor dat de boom er in het geval van bacteriën en archaea meer uitzag als een web. Dat heeft tot een debat geleid dat tot op de huidige dag voortduurt. Peer Bork van het Europees Moleculair Laboratorium in Heidelberg werkt nog steeds aan een genetische versie van de boom. “We geven toe dat er veel HGU in het spel is, maar de meerderheid van de genen weerspiegelt het boomconcept.” Ondertussen boeken degenen die de bijl aan de wortel van Darwins boom willen zetten flinke vooruitgang. De mate van HGU in bacteriën en archaea is nu vastgesteld. Tal Dagan en collega’s van de Heinrich Heine universiteit in Düsseldorf hebben meer dan een half miljoen genen van 181 soorten onderzocht en vastgesteld dat 80 procent sporen van horizontale uitwisseling vertoont.
Maar wacht eens even, denkt u misschien, microben mogen dan links en rechts genen oppikken, maar wat maakt dat uit? Wat voor ons telt – planten en dieren – volgt nog steeds het boompatroon, dus wat is het probleem? Nou, biologie is de wetenschap van het leven, en het leven is voor het grootste deel eencellig. Microben bevolken de aarde sinds minstens 3,8 miljard jaar, meercellige organismen verschenen pas 630 miljoen jaar geleden. Ruim 90 procent van alle bekende soorten zijn eencellig, en ook in gewicht maken ze het leeuwendeel van het leven uit. Het zou dus vreemd zijn om te stellen dat de evolutie boomvormig is, omdat dat voor meercellige organismen zo lijkt te zijn. “Als er al een levensboom is, dan is dat een vreemd uitstulpsel van het levensweb”, zag John Dupré, biologiefilosoof aan de universiteit van Exter, Engeland.
Bastaards
Uitwisseling van genetisch materiaal met generatiegenoten (HGU) mag dan het meest voorkomen onder eencelligen, ook meercellige organismen springen genetisch gesproken wel eens van de hak op de tak. Hybridisatie, zeggen de biologen. Fokkers hebben het over bastaards: het resultaat van seksuele voortplanting van twee verschillende planten of dieren. “Het is heel gewoon”, zegt James Mallet, evolutionair bioloog aan de University College Londen. “Tien procent van alle dieren hybridiseren regelmatig met andere soorten.” Dat geldt in het bijzonder voor snel ontwikkelende afstammingen met veel recent afgesplitste soorten – waaronder onze eigen. Er zijn aanwijzingen dat de moderne mens het in zijn jonge dagen ook deed met uitgestorven verwanten, zoals Homo erectus en Neanderthalers.
Hybridisatie is niet de enige bijl aan de wortel van Darwins boom: het wordt steeds duidelijker dat ook HGU bij grotere dieren een onverwacht grote rol speelt. Horizontale genetische uitwisseling is vastgesteld bij insecten, vissen en planten, en een paar jaar geleden werd een stuk slangen-DNA in koeien aangetroffen. De meest waarschijnlijke veroorzakers van deze genetische shuffle zijn virussen die constant DNA van de ene soort naar de andere knippen en plakken, vaak over grote taxonomische afstanden. Sterker nog, volgens sommige berekeningen zou 40 tot 50 procent van het menselijk genoom afkomstig zijn van door virussen horizontaal geïmporteerd DNA, waarvan een deel zelfs vitale biologische functies vervult.
Vrijer
Al met al lijkt de boom van Darwin niet langer een adequate beschrijving van hoe evolutie verloopt. “Als je niet langer op een levensboom kunt wijzen, wat betekent dat voor de evolutionaire biologie?” vraagt Bapteste. “In het begin voelt het wankel, maar in de afgelopen jaren zijn mensen wat vrijer gaan denken.” Zowel hij als Doolittle willen benadrukken dat het afschaffen van de levensboom niet betekent dat de evolutietheorie niet zou kloppen – alleen dat evolutie niet zo netjes verloopt als dat we graag zouden geloven. Sommige verwantschappen zijn vertakkingen, veel anderen niet. “We moeten ons er niet zo druk over maken”, zegt Doolittle. “We begrijpen de evolutie best goed – het is alleen complexer dan Darwin zich had voorgesteld. De boom is niet het enige patroon.”
Als hij gelijk heeft, zou de boomstructuur de biologische equivalent van Newtons mechanica kunnen worden: eens revolutionair en onwaarschijnlijk succesvol, maar uiteindelijk te eenvoudig om de rommelige echte wereld te beschrijven. “De levensboom was succesvol”, zegt Bapteste. “Hij heeft ons doen inzien dat de evolutie bestond. Maar nu we meer van evolutie weten, is het tijd om verder te gaan.”
,
Ter gelegenheid van het Darwinjaar publiceerde het Engelse wetenschapstijdschrift New Scientist onlangs het artikel ‘Uprooting Darwin’s tree’ waarin stafschrijver Graham Lawton betoogt dat het klassieke beeld van de afstamming, namelijk een boom waaruit al het leven ontspringt, niet strookt met moderne inzichten op basis van genetische analyses. Net als de quantumfysica de natuurkunde van Newton omver wierp, zo dwingen genetische analyses de biologie tot revisie van hun belangrijkste theorie, betogen vooraanstaande wetenschappers in zijn stuk. Deze week in Delta een ingekorte vertaling van een wetenschapshistorische kijk op de evolutietheorie.
Met dank aan New Scientist.
Deze week bij studentenstam de Delftsche Zwervers : Improvisatietoneel, meespelen is niet verplicht (maar wel gezellig) toekijken wel! Volgende week: Je kunt niet bekend genoeg zijn! Verzin (en voer uit) extravagante ideeën!
www.jufels.nl Op zoek naar een goed betaalde bijbaan in het voortgezet onderwijs? Schrijf je in op www.jufels.nl. Je kunt je o.a. opgeven voor het geven van bijles, onderwijsassistentie en surveilleren.
Het VSSD studentensteunpunt zoekt enthousiaste vrijwilligers om ons team te komen versterken en een dag per week van 12.00-14.00 uur het spreekuur te bemannen. Help vragen en problemen van medestudenten oplossen. Inl. steunpunt@vssd.nl of kom langs.
Acrobatiekcursus voor beginners (vanaf 17jr.). De cursus wordt gegeven op maandag van 19.00-20.00 uur, gymzaal Hugo de Grootschool, Schimmelpenninckstraat. Kennismakingslessen op 4, 11 en 18 februari, kosten euro 5,- per keer. Kosten cursus (15 lessen v.a. 4 maart) euro 67,- (studenten euro 60,-). Aanmelden en inl. Rombout den Ouden 015-2126995 of Jeroen Manders 015-2142606.
Spelregels minimaatjes.
Minimaatjes zijn niet toegankelijk voor het bedrijfsleven. Voor advertenties: van der Meulen Promotions (adres in colofon).
Prijzen: commerciële aanbiedingen euro 12,50; niet-commerciële aanbiedingen euro 3,-, gratis voor studenten en medewerkers via TU e-mailadres.
Maximaal 200 tekens. Prijzen incl. btw.
Inleveren en betalen:
Inleveren en contant betalen bij de redactie van Delta (adres in colofon),of insturen per post met een getekende betaalcheque. Inleveren vóór maandag 11.00 uur.
In juli 1837 kreeg Charles Darwin een flits van inspiratie. In zijn studeerkamer in zijn Londense woning sloeg hij een nieuwe bladzijde op in zijn met rood leer gekafte notitieboek en schreef: ‘Ik denk…’. Toen schetste hij een spichtige boom.
Voor zover bekend, was dit de eerste keer dat Darwin met het idee van een levensboom speelde om de evolutionaire relaties tussen verschillende soorten te verklaren. Het zou een vruchtbaar idee blijken: tegen de tijd dat hij 22 jaar later ‘On The Origin of Species’ publiceerde, was het spichtige boompje uitgegroeid tot een machtige eik. Het boek bevat veel verwijzingen naar de boom en het enige diagram is een vertakkende structuur die toont hoe een soort zich in veel verschillende kan ontwikkelen.
De levensboom stond absoluut centraal in Darwins denken, even belangrijk als natuurlijke selectie, zegt bioloog W. Ford Doolittle van de Dalhousie-universiteit in Halifax in Canada. Zonder de boom zou de evolutietheorie nooit zijn ontstaan. De boom hielp ook om evolutie begrijpelijk te maken. Darwin betoogde met succes dat de levensboom een natuurlijk gegeven was, dat iedereen kon onderkennen, maar dat wel verklaard moest worden. Zijn verklaring was evolutie door natuurlijke selectie.
Sinds Darwin geldt de levensboom als verenigend principe achter de geschiedenis van leven op aarde. Aan de basis staat Luca, de laatste gemeenschappelijke voorouder van alle levende wezens, en vanuit Luca groeit een stam die keer op keer splitst om zo een enorme uitwaaierende boom te vormen. Iedere tak staat voor een soort; vertakkingen stellen de splitsing voor in twee andere soorten. De meeste takken lopen uiteindelijk dood als soorten uitsterven, maar sommige lopen door tot aan de top – dit zijn de nog levende soorten. De boom is zo een archief van de wijze waarop iedere soort die ooit geleefd heeft, verbonden is met alle andere, tot aan de oorsprong aan toe.
Graal
Voor het grootste deel van de laatste 150 jaar heeft de biologie zich bezig gehouden met het invullen van details in de boom. “Het gold lange tijd als de Heilige Graal om de boom des levens te bouwen”, zegt Eric Bapteste, evolutionair bioloog aan de Pierre en Marie Curie-universiteit in Parijs. Een paar jaar geleden zag het er naar uit dat de graal binnen bereik lag. Maar vandaag ligt het project in gruis, aan stukken gereten door herhaalde aanvallen van negatief bewijs. Veel biologen zeggen nu dat de levensboom overbodig is en moet worden afgeschaft. “We hebben geen enkel bewijs dat de levensboom realiteit is”, zegt Bapteste. Die inslag heeft sommigen er zelfs van overtuigd dat ons begrip van de biologie op de helling moet.
Waardoor komt dat? Kort gezegd: DNA. De ontdekking van DNA in 1953 heeft een heel nieuw terrein geopend voor de evolutionaire biologie. Hier was dan eindelijk de materie van erfelijkheid waarin de geschiedenis van het leven was vastgelegd, als we het eenmaal konden lezen. Zo werd de moleculaire evolutie geboren. Toen technieken beschikbaar kwamen om DNA-volgorden te lezen en die van andere moleculen zoals RNA en eiwitten, begonnen de pioniers te geloven dat hun bevindingen het bewijs zouden leveren van Darwins levensboom. Het achterliggende idee was eenvoudig: hoe meer verwant twee soorten zijn (of hoe recenter hun takken zijn gesplist), hoe meer overeenkomst hun DNA, RNA en eiwitvolgorden zouden moeten tonen.
Het begon goed. De eerste moleculen die gelezen werden, waren RNA moleculen in ribosomen, de centrales in een cel waarin eiwitten gemaakt worden. In de jaren zeventig begonnen moleculair biologen op basis van vergelijkend onderzoek van RNA volgorden van verschillende planten, dieren en micro-organismen de omtrekken van een levensboom te schetsen. Dit leidde, naast andere successen, tot de onverwachte ontdekking van een tot dan toe onbekende hoofdvertakking van de levensboom: de eencellige archaea, die men tot dan toe voor bacteriën had gehouden.
Halverwege de jaren tachtig heerste er groot optimisme over de mogelijkheid dat moleculaire techniek de universele boom des levens in al zijn glorie zou onthullen. Ironisch genoeg gebeurde het omgekeerde.
Verwantschap
De problemen begonnen in de vroege jaren negentig toen het mogelijk werd in plaats van RNA de echte genen van bacteriën en archaea te lezen. Men verwachtte dat de DNA-volgorden van de genen overeen zouden komen met de geschetste RNA-boom. Dat deden ze soms ook. Maar, en dat is cruciaal, soms ook niet. Op basis van RNA leek bijvoorbeeld soort A meer verwant met soort B dan met soort C, maar op basis van DNA leek dat net andersom.
Wat te geloven? Paradoxaal genoeg beiden – maar alleen als de belangrijkste aanname achter Darwins boom niet correct was. Darwin stelde dat afkomst uitsluitend verticaal was, doordat organismen hun eigenschappen doorgeven aan hun nageslacht. Maar wat als soorten ook genetisch materiaal uitwisselden met andere soorten, of met hen samensmolten? Dan zou het nette vertakkingpatroon snel ontaarden in een ondoordringbaar woud van verwantschap, met soorten die in bepaalde opzichten met elkaar verwant zijn, maar in andere opzichten ook niet.
We weten nu dat dit precies is wat er gebeurt. Naarmate er meer en meer genen bekend werden, bleek dat bepaalde verwantschapspatronen alleen verklaard konden worden door aan te nemen dat bacteriën en archaea regelmatig genetisch materiaal uitwisselden met andere soorten – daarmee vaak enorme taxonomische afstanden overbruggend – in een proces dat bekend staat als horizontale gen-uitwisseling (HGU).
Aanvankelijk nam men aan dat HGU een onbeduidende factor was, alleen van belang bij uitwisseling van optionele eigenschappen zoals resistentie tegen antibiotica. De kernfuncties zoals DNA-replicatie en eiwitsynthese werden geacht verticaal doorgegeven te worden. Evolutionair biologen konden zo HGU accepteren zonder dat hun geloof in de levensboom erdoor werd aangetast; HGU was niet meer dan de ruis aan de randen. We weten nu dat dit beeld niet klopt. “Er is promiscue uitwisseling van genetische informatie tussen verschillende groepen”, zegt Michael Rose, een evolutionair bioloog aan de universiteit van Californië in Irvine.
Van boom naar web
Toen duidelijk werd dat HGU een belangrijke factor was, begonnen biologen zich de gevolgen te realiseren voor het boomconcept. Al in 1993 stelden enkelen voor dat de boom er in het geval van bacteriën en archaea meer uitzag als een web. Dat heeft tot een debat geleid dat tot op de huidige dag voortduurt. Peer Bork van het Europees Moleculair Laboratorium in Heidelberg werkt nog steeds aan een genetische versie van de boom. “We geven toe dat er veel HGU in het spel is, maar de meerderheid van de genen weerspiegelt het boomconcept.” Ondertussen boeken degenen die de bijl aan de wortel van Darwins boom willen zetten flinke vooruitgang. De mate van HGU in bacteriën en archaea is nu vastgesteld. Tal Dagan en collega’s van de Heinrich Heine universiteit in Düsseldorf hebben meer dan een half miljoen genen van 181 soorten onderzocht en vastgesteld dat 80 procent sporen van horizontale uitwisseling vertoont.
Maar wacht eens even, denkt u misschien, microben mogen dan links en rechts genen oppikken, maar wat maakt dat uit? Wat voor ons telt – planten en dieren – volgt nog steeds het boompatroon, dus wat is het probleem? Nou, biologie is de wetenschap van het leven, en het leven is voor het grootste deel eencellig. Microben bevolken de aarde sinds minstens 3,8 miljard jaar, meercellige organismen verschenen pas 630 miljoen jaar geleden. Ruim 90 procent van alle bekende soorten zijn eencellig, en ook in gewicht maken ze het leeuwendeel van het leven uit. Het zou dus vreemd zijn om te stellen dat de evolutie boomvormig is, omdat dat voor meercellige organismen zo lijkt te zijn. “Als er al een levensboom is, dan is dat een vreemd uitstulpsel van het levensweb”, zag John Dupré, biologiefilosoof aan de universiteit van Exter, Engeland.
Bastaards
Uitwisseling van genetisch materiaal met generatiegenoten (HGU) mag dan het meest voorkomen onder eencelligen, ook meercellige organismen springen genetisch gesproken wel eens van de hak op de tak. Hybridisatie, zeggen de biologen. Fokkers hebben het over bastaards: het resultaat van seksuele voortplanting van twee verschillende planten of dieren. “Het is heel gewoon”, zegt James Mallet, evolutionair bioloog aan de University College Londen. “Tien procent van alle dieren hybridiseren regelmatig met andere soorten.” Dat geldt in het bijzonder voor snel ontwikkelende afstammingen met veel recent afgesplitste soorten – waaronder onze eigen. Er zijn aanwijzingen dat de moderne mens het in zijn jonge dagen ook deed met uitgestorven verwanten, zoals Homo erectus en Neanderthalers.
Hybridisatie is niet de enige bijl aan de wortel van Darwins boom: het wordt steeds duidelijker dat ook HGU bij grotere dieren een onverwacht grote rol speelt. Horizontale genetische uitwisseling is vastgesteld bij insecten, vissen en planten, en een paar jaar geleden werd een stuk slangen-DNA in koeien aangetroffen. De meest waarschijnlijke veroorzakers van deze genetische shuffle zijn virussen die constant DNA van de ene soort naar de andere knippen en plakken, vaak over grote taxonomische afstanden. Sterker nog, volgens sommige berekeningen zou 40 tot 50 procent van het menselijk genoom afkomstig zijn van door virussen horizontaal geïmporteerd DNA, waarvan een deel zelfs vitale biologische functies vervult.
Vrijer
Al met al lijkt de boom van Darwin niet langer een adequate beschrijving van hoe evolutie verloopt. “Als je niet langer op een levensboom kunt wijzen, wat betekent dat voor de evolutionaire biologie?” vraagt Bapteste. “In het begin voelt het wankel, maar in de afgelopen jaren zijn mensen wat vrijer gaan denken.” Zowel hij als Doolittle willen benadrukken dat het afschaffen van de levensboom niet betekent dat de evolutietheorie niet zou kloppen – alleen dat evolutie niet zo netjes verloopt als dat we graag zouden geloven. Sommige verwantschappen zijn vertakkingen, veel anderen niet. “We moeten ons er niet zo druk over maken”, zegt Doolittle. “We begrijpen de evolutie best goed – het is alleen complexer dan Darwin zich had voorgesteld. De boom is niet het enige patroon.”
Als hij gelijk heeft, zou de boomstructuur de biologische equivalent van Newtons mechanica kunnen worden: eens revolutionair en onwaarschijnlijk succesvol, maar uiteindelijk te eenvoudig om de rommelige echte wereld te beschrijven. “De levensboom was succesvol”, zegt Bapteste. “Hij heeft ons doen inzien dat de evolutie bestond. Maar nu we meer van evolutie weten, is het tijd om verder te gaan.”
Ter gelegenheid van het Darwinjaar publiceerde het Engelse wetenschapstijdschrift New Scientist onlangs het artikel ‘Uprooting Darwin’s tree’ waarin stafschrijver Graham Lawton betoogt dat het klassieke beeld van de afstamming, namelijk een boom waaruit al het leven ontspringt, niet strookt met moderne inzichten op basis van genetische analyses. Net als de quantumfysica de natuurkunde van Newton omver wierp, zo dwingen genetische analyses de biologie tot revisie van hun belangrijkste theorie, betogen vooraanstaande wetenschappers in zijn stuk. Deze week in Delta een ingekorte vertaling van een wetenschapshistorische kijk op de evolutietheorie.
Met dank aan New Scientist.
Comments are closed.