Education

Zuidelijke hogescholen hoger in Keuzegids Hbo

Hogescholen in het zuiden van het land bieden betere opleidingen dan die in de Randstad. Avans is de kampioen van de grote instellingen, terwijl Inholland onderaan eindigt.


Dat staat in de Keuzegids Hbo Voltijd 2012, die vandaag verschijnt. De jaarlijkse gids is bedoeld om scholieren te helpen bij hun studiekeuze, maar trekt in brede kring de aandacht. De redactie biedt een overzicht van de sterke en zwakke punten van opleidingen op grond van studentoordelen, onderwijsstatistieken en deskundigenoordelen.



 



In het rijtje van grote hogescholen staan de Hogeschool Zeeland en Hogeschool Zuyd op de tweede en derde plek achter koploper Avans, die 71 punten scoort op een schaal van honderd. Daarna volgen NHTV Breda en Hogeschool Windesheim.



 



Alle grote Randstadhogescholen scoren onder het gemiddelde. Dat geldt voor het eerst ook voor de Haagse Hogeschool. De Hogeschool Utrecht doet het niet veel beter dan Inholland: zij krijgen beide net iets meer dan vijftig punten.



 



De extreme uitschieters naar boven en beneden zijn allemaal kleinere hbo-instellingen. In het rijtje met middelgrote instellingen staat de Christelijke Hogeschool Ede net als vorig jaar bovenaan (83 punten), maar de allerhoogste scores zijn voorbehouden aan vier zelfstandige pabo’s en het particuliere managementinstituut IVA in Driebergen. De Katholieke Pabo Zwolle sprokkelt maar liefst 92 punten bij elkaar.



 



De kleine kunsthogeschool Codarts (48,5 punten) en vooral de particuliere hogeschool HBO Nederland (37,5) doen het daarentegen slecht: zij krijgen een stuk minder waardering dan Inholland met 51,5 punten.



 



Wie een opleiding uitzoekt, moet eigenlijk niet op de reputatie van hogescholen afgaan, waarschuwt de redactie. Het is verstandiger om naar de opleidingen zelf te kijken. “Zelfs Inholland, de zwakste grote hogeschool, heeft bijvoorbeeld twee ijzersterke technische opleidingen: elektrotechniek en werktuigbouwkunde in Alkmaar. Maar daar staan wel tientallen zwakke opleidingen tegenover.”



 



De studentoordelen, waar de Keuzegids zich grotendeels op baseert, komen uit Nationale Studenten Enquête (NSE). Die wordt uitgevoerd door het Nijmeegse onderzoeksbureau ResearchNed in opdracht van de stichting Studiekeuze123. In de NSE krijgen studenten vragen over allerlei aspecten van het onderwijs: van het lesprogramma en de docenten tot de roosters en gebouwen.



 





 

De graduate school werd anderhalf jaar geleden gelanceerd door toenmalig rector magnificus Jacob Fokkema. Begonnen werd met pilots op vier faculteiten. “Inmiddels zijn alle faculteiten bij de ontwikkeling betrokken”, aldus Fokkema’s opvolger Karel Luyben.

De school zorgt volgens Luyben voor een grote verandering: “Promovendi worden nadrukkelijk gezien als student en minder als werknemer. Met de graduate school zullen we op een gecoördineerde manier een opleiding aanbieden.”

In de loop van volgend jaar wordt via onderwijs en studentenzaken (O&S) al een en ander merkbaar, zegt Stella van der Meulen, die namens human resources (HR) projectmanager is voor het verder opzetten van de school. Zo komt er onder meer begeleiding door een adviseur voor promovendi die kampen met psychische problemen. Ook is voorzien in loopbaanadvies voor promovendi die in hun derde of vierde jaar zitten. Het zijn pilots die later worden geëvalueerd.

Bij O&S komt verder een centrale administratieve intake van promovendi. “Beter dan nu is dan te volgen hoeveel het er zijn, waar ze zitten, wat ze doen en wie ze begeleidt. Dan is makkelijker te monitoren of ze alles wat ze moeten doen in het kader van de graduate school ook doen en of de kwaliteit verbetert”, aldus Van der Meulen.

Dat monitoren is het sluitstuk van wat werkgroepen nu ontwikkelen. Een ervan werkt aan het opleidingsprogramma doctoral education. Dat telt volgens Luyben drie onderdelen. “Een generiek deel met voor iedereen belangrijke aspecten, zoals persoonlijke effectiviteit en interculturele samenwerking. Een wetenschappelijke deel met onder meer onderzoek doen, publiceren en het presenteren van wetenschap.” Daarnaast is er een deel met specifieke kennis en vaardigheden rond het promotieonderwerp. “De facultaire graduate schools gaan die aspecten verzorgen.”

Een andere werkgroep stroomlijnt de administratieve processen van ‘iedereen die bij promoties of promovendi betrokken is’, zoals HR, marketing & communicatie, O&S, pedel en begeleiders. Volgens Van der Meulen komen de werkgroepen in de loop van 2011 met voorstellen.

Resultaat van de inspanningen moet een betere kwaliteit van de gepromoveerden zijn, zodat die als onderzoeker en/of wetenschapper aantrekkelijker zijn voor universiteiten, bedrijven en instellingen. Ook wil de TU snellere promotietrajecten – de meesten doen er langer over dan vier jaar – en minder uitval. “Ongeveer een kwart valt uit en dat is zonde voor de promovendus en de TU”, aldus Van der Meulen.

De eisen aan promovendi en begeleiders gaan omhoog. “Van promovendi wordt bijgehouden welke vakken ze hebben gevolgd en hoe ze vorderen met hun opleiding”, aldus Luyben. Bij de begeleiders wordt nagegaan ‘of het opleidingsproces aan de maat is’. “Waar nodig leidt dat dan tot bijscholing van de promovendibegeleiders.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.