Campus

Zondagskind deelt uit

Ze studeerde in 1953 af als chemisch technoloog in Delft, doorliep een glansrijke carrière in de chemische industrie en is nu alweer jaren gepensioneerd.

Stil zitten doet ze zeker niet. Onlangs werd voor het eerst de naar haar vernoemde Marina van Damme-beurs uitgereikt. “Ik heb het geld en veel meisjes kunnen wel een extra stimulans gebruiken.”

Veel behoefte om uitgebreid over haar loopbaan te vertellen heeft dr.ir. Marina van Damme niet. Begrijpelijk, voor iemand die zo’n topcarrière achter de rug heeft. “Het is allemaal zo lang geleden”, verzucht ze. “Ik heb veertig jaar fulltime gewerkt en ben al sinds 1992 met pensioen. Dus ik kan niet vertellen wat ik allemaal gedaan heb, dat wordt zo’n verhaal.” Ze houdt haar armen een heel stuk uit elkaar.

Veel liever vertelt ze over haar jongste ‘project’, de Ufd-Marina van Damme-beurs, een prijs voor jonge, talentvolle vrouwelijke TU-Delft-afgestudeerden van wie de ouders niet hebben gestudeerd. Onlangs werd de beurs % achtduizend euro en een bronzen beeld – voor het eerst uitgereikt aan TU-alumnus ir. Fatima Mzallassi. Naast de Marina van Damme-beurs is er ook een jaarlijkse Marina van Damme-prijs voor de Twentse universiteit. De prijs (4500 euro), die vorig jaar september voor het eerst werd uitgereikt, is bedoeld om jonge vrouwelijke startende ondernemers te steunen.

Het was zeker niet vanzelfsprekend dat Van Damme ging studeren. Haar ouders komen uit een klein Zeeuws dorp en hebben beiden alleen lagere school. “Mijn ouders zijn niet academisch gevormd, maar hebben me wel altijd aangemoedigd om door te leren. Ik ben een zondagskind, heb alles bereikt. Het is prettig als je wordt aangemoedigd. Ik ben nu in de gelegenheid om anderen te stimuleren.”

In haar prachtige boerderij op het Gelderse platteland vertelt de gepensioneerde chemisch technoloog met plezier over haar studententijd, die meer dan een halve eeuw geleden op haar zestiende jaar begon in Delft. De eerste drie jaar woonde Van Damme nog bij haar ouders in Rotterdam, daarna verhuisde ze naar het huis van de Delftsche Vrouwelijke Studenten Vereeniging (Dvsv) aan de Oude Delft 26. “Ik woonde in een piepklein kamertje van amper twee meter breed, het bed paste er net dwars in. We woonden daar met elf meisjes, er zat een prachtige ouderwetse keuken in met koperen waterpomp en een oude granieten waterbak.”

Van Damme werd al lid van de Dvsv toen ze voor het hoofdgebouw aan de Oude Delft 95 stond te wachten om zich in te schrijven voor de studie. “Er kwam een meisje langs de rij lopen, die vroeg of ik lid wilde worden van de vrouwenvereniging. Daar heb ik zoveel plezier van gehad, ik heb daar mijn verlegenheid afgeleerd.”

Ze was een van de ongeveer vijftig meisjes tussen vijfduizend jongens die in Delft studeerden. “We liepen één op honderd”, zegt Van Damme. Chemische technologie was in die tijd de grootste studierichting voor meisjes in Delft. “Dat gaf de meeste kans op een baan”, zegt ze. “Bij bouwkunde, nu de grootste studierichtingvoor meisjes, lag dat moeilijk, dat was echt een mannenwereld.”

Niet veel vrouwen van haar jaar maakten de studie daadwerkelijk af en nog minder schopten het zo ver als zij. In die tijd moest een vrouw die bij de overheid werkte, haar baan opgeven als ze ging trouwen. Pas omstreeks 1960 is die wet ingetrokken. “Het was trouwens gebruikelijk om je baan op te geven als je ging trouwen en kinderen kreeg. Er waren ook geen voorzieningen, zoals zwangerschapsverlof en crèches.”
Eenden

Van Damme trouwde wel, maar het paar wilde geen kinderen. “Mijn man was veertien jaar ouder en hij gaf graag les, röntgendiffractie op de TH. Ik wilde het bedrijfsleven in, carrière maken. Wij vonden het in het Westen te druk en wilden landelijk wonen.”

Toen Van Damme in 1960 een advertentie zag voor een baan als researchmedewerker bij de Koninklijke Zoutindustrie (nu Akzo Nobel) in Hengelo, besloten ze te verhuizen. Sinds 1968 wonen ze in een verbouwde boerderij in Vorden, met honden, paarden en kippen. Daarvan zijn nu alleen de kippen, eenden en twee poezen over. “Maar er komt binnenkort een Berner Sennen-pup bij”, zegt Van Damme opgetogen.

Ze was midden jaren zestig de eerste gepromoveerde en dus de eerste vrouwelijke promovendus aan de Universiteit Twente. In 1969 werd ze adjunct-directeur van Koninklijke Zout. Door de fusie met Akzo werd haar werkterrein steeds kleiner. “Ik was veertig en wist dat ik weg wilde bij de research. Dat vond ik te beperkt worden.” Van Damme nam de sprong in het diepe en ging allerlei managementcursussen doen, waaronder ook sensitivity-training.

Ze deed vier jaar lang de meest uiteenlopende functies op het hoofdkantoor van Akzo en werd daar in 1974 directeur. Vanuit die functie adviseerde ze de raad van bestuur. “De omschakeling van research naar management is de grootste stap geweest in mijn carrière”, zegt ze. “Ik ben blij dat ik dat heb gedaan. Het is een geweldige tijd geweest. Ik ben in de Verenigde Staten geweest, in Japan, in de toenmalige Sovjet-Unie. Een enorme ervaring.”

De laatste jaren van haar carrière, van 1988 tot 1992, was ze tevens lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). “Dat was een zeer interessante tijd”, vertelt ze. “In het bedrijfsleven moet alles kort: presentaties, rapporten. En bij de WRR was het net andersom. Daar had ik wel moeite mee.”

Na nog een aantal bestuursfuncties, onder meer bij het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs in Den Haag en bij een postacademische school in Rotterdam, vond ze het welletjes. “Ik heb gezegd: ik ben met pensioen, het is mooi geweest. Ik was altijd gewend om gereden te worden en moest nu zelf elke keer heen en weer rijden tussen Vorden en het Westen.”

Op dit moment houdt ze zich voornamelijk bezig met de organisatie van het honderdjarig lustrum van de Delftsche Studenten Vrouwenvereeniging in oktober. Een mooie gelegenheid voor Van Damme om het derde fonds voor technische vrouwen te helpen organiseren: het Delfts Ambassadrice fonds. Het geld is bestemd voor eerste- of tweedejaars studenten die op middelbare scholen voorlichting gaan geven over Delftse studies. “Dan zijn alle leeftijden gecoverd”, zegt ze. “Middelbare scholieren, jonge studentes, jongeafgestudeerden én jonge ondernemende vrouwen.”

Naam: dr.ir. Marina van Damme-van Weele

Leeftijd: 73 jaar
Geboorteplaats: Rotterdam

Studie: chemische technologie
Verliefd/verloofd/getrouwd: getrouwd

Loopbaan: Van Damme werkte twee jaar bij de Centrale Suiker Maatschappij en vijf jaar op het Centraal Laboratorium van TNO in research en development. In 1960 werd ze wetenschappelijk medewerker bij de Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie, waar ze in 1969 adjunct-directeur werd. In 1974 werd ze directeur Chemisch Strategische Ontwikkelingen op het Akzo-hoofdkantoor in Arnhem, waar ze werkte tot ze met pensioen ging in 1992. Van Damme was onder meer lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), lid van het hoofdbestuur van het Koninklijk Instituut voor ingenieurs en lid van de raad van toezicht van de IHS (International School for Housing and Urban Development) in Rotterdam, een postacademische opleiding voor afgestudeerden uit ontwikkelingslanden. Ze schreef samen met een studiegenote een boek ter gelegenheid van het negentigjarig lustrum in 1994 van de Delftsche Vrouwelijke Studenten Vereeniging en is nog steeds actief in de reünistencommissie.

Ze studeerde in 1953 af als chemisch technoloog in Delft, doorliep een glansrijke carrière in de chemische industrie en is nu alweer jaren gepensioneerd. Stil zitten doet ze zeker niet. Onlangs werd voor het eerst de naar haar vernoemde Marina van Damme-beurs uitgereikt. “Ik heb het geld en veel meisjes kunnen wel een extra stimulans gebruiken.”

Veel behoefte om uitgebreid over haar loopbaan te vertellen heeft dr.ir. Marina van Damme niet. Begrijpelijk, voor iemand die zo’n topcarrière achter de rug heeft. “Het is allemaal zo lang geleden”, verzucht ze. “Ik heb veertig jaar fulltime gewerkt en ben al sinds 1992 met pensioen. Dus ik kan niet vertellen wat ik allemaal gedaan heb, dat wordt zo’n verhaal.” Ze houdt haar armen een heel stuk uit elkaar.

Veel liever vertelt ze over haar jongste ‘project’, de Ufd-Marina van Damme-beurs, een prijs voor jonge, talentvolle vrouwelijke TU-Delft-afgestudeerden van wie de ouders niet hebben gestudeerd. Onlangs werd de beurs % achtduizend euro en een bronzen beeld – voor het eerst uitgereikt aan TU-alumnus ir. Fatima Mzallassi. Naast de Marina van Damme-beurs is er ook een jaarlijkse Marina van Damme-prijs voor de Twentse universiteit. De prijs (4500 euro), die vorig jaar september voor het eerst werd uitgereikt, is bedoeld om jonge vrouwelijke startende ondernemers te steunen.

Het was zeker niet vanzelfsprekend dat Van Damme ging studeren. Haar ouders komen uit een klein Zeeuws dorp en hebben beiden alleen lagere school. “Mijn ouders zijn niet academisch gevormd, maar hebben me wel altijd aangemoedigd om door te leren. Ik ben een zondagskind, heb alles bereikt. Het is prettig als je wordt aangemoedigd. Ik ben nu in de gelegenheid om anderen te stimuleren.”

In haar prachtige boerderij op het Gelderse platteland vertelt de gepensioneerde chemisch technoloog met plezier over haar studententijd, die meer dan een halve eeuw geleden op haar zestiende jaar begon in Delft. De eerste drie jaar woonde Van Damme nog bij haar ouders in Rotterdam, daarna verhuisde ze naar het huis van de Delftsche Vrouwelijke Studenten Vereeniging (Dvsv) aan de Oude Delft 26. “Ik woonde in een piepklein kamertje van amper twee meter breed, het bed paste er net dwars in. We woonden daar met elf meisjes, er zat een prachtige ouderwetse keuken in met koperen waterpomp en een oude granieten waterbak.”

Van Damme werd al lid van de Dvsv toen ze voor het hoofdgebouw aan de Oude Delft 95 stond te wachten om zich in te schrijven voor de studie. “Er kwam een meisje langs de rij lopen, die vroeg of ik lid wilde worden van de vrouwenvereniging. Daar heb ik zoveel plezier van gehad, ik heb daar mijn verlegenheid afgeleerd.”

Ze was een van de ongeveer vijftig meisjes tussen vijfduizend jongens die in Delft studeerden. “We liepen één op honderd”, zegt Van Damme. Chemische technologie was in die tijd de grootste studierichting voor meisjes in Delft. “Dat gaf de meeste kans op een baan”, zegt ze. “Bij bouwkunde, nu de grootste studierichtingvoor meisjes, lag dat moeilijk, dat was echt een mannenwereld.”

Niet veel vrouwen van haar jaar maakten de studie daadwerkelijk af en nog minder schopten het zo ver als zij. In die tijd moest een vrouw die bij de overheid werkte, haar baan opgeven als ze ging trouwen. Pas omstreeks 1960 is die wet ingetrokken. “Het was trouwens gebruikelijk om je baan op te geven als je ging trouwen en kinderen kreeg. Er waren ook geen voorzieningen, zoals zwangerschapsverlof en crèches.”
Eenden

Van Damme trouwde wel, maar het paar wilde geen kinderen. “Mijn man was veertien jaar ouder en hij gaf graag les, röntgendiffractie op de TH. Ik wilde het bedrijfsleven in, carrière maken. Wij vonden het in het Westen te druk en wilden landelijk wonen.”

Toen Van Damme in 1960 een advertentie zag voor een baan als researchmedewerker bij de Koninklijke Zoutindustrie (nu Akzo Nobel) in Hengelo, besloten ze te verhuizen. Sinds 1968 wonen ze in een verbouwde boerderij in Vorden, met honden, paarden en kippen. Daarvan zijn nu alleen de kippen, eenden en twee poezen over. “Maar er komt binnenkort een Berner Sennen-pup bij”, zegt Van Damme opgetogen.

Ze was midden jaren zestig de eerste gepromoveerde en dus de eerste vrouwelijke promovendus aan de Universiteit Twente. In 1969 werd ze adjunct-directeur van Koninklijke Zout. Door de fusie met Akzo werd haar werkterrein steeds kleiner. “Ik was veertig en wist dat ik weg wilde bij de research. Dat vond ik te beperkt worden.” Van Damme nam de sprong in het diepe en ging allerlei managementcursussen doen, waaronder ook sensitivity-training.

Ze deed vier jaar lang de meest uiteenlopende functies op het hoofdkantoor van Akzo en werd daar in 1974 directeur. Vanuit die functie adviseerde ze de raad van bestuur. “De omschakeling van research naar management is de grootste stap geweest in mijn carrière”, zegt ze. “Ik ben blij dat ik dat heb gedaan. Het is een geweldige tijd geweest. Ik ben in de Verenigde Staten geweest, in Japan, in de toenmalige Sovjet-Unie. Een enorme ervaring.”

De laatste jaren van haar carrière, van 1988 tot 1992, was ze tevens lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). “Dat was een zeer interessante tijd”, vertelt ze. “In het bedrijfsleven moet alles kort: presentaties, rapporten. En bij de WRR was het net andersom. Daar had ik wel moeite mee.”

Na nog een aantal bestuursfuncties, onder meer bij het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs in Den Haag en bij een postacademische school in Rotterdam, vond ze het welletjes. “Ik heb gezegd: ik ben met pensioen, het is mooi geweest. Ik was altijd gewend om gereden te worden en moest nu zelf elke keer heen en weer rijden tussen Vorden en het Westen.”

Op dit moment houdt ze zich voornamelijk bezig met de organisatie van het honderdjarig lustrum van de Delftsche Studenten Vrouwenvereeniging in oktober. Een mooie gelegenheid voor Van Damme om het derde fonds voor technische vrouwen te helpen organiseren: het Delfts Ambassadrice fonds. Het geld is bestemd voor eerste- of tweedejaars studenten die op middelbare scholen voorlichting gaan geven over Delftse studies. “Dan zijn alle leeftijden gecoverd”, zegt ze. “Middelbare scholieren, jonge studentes, jongeafgestudeerden én jonge ondernemende vrouwen.”

Naam: dr.ir. Marina van Damme-van Weele

Leeftijd: 73 jaar
Geboorteplaats: Rotterdam

Studie: chemische technologie
Verliefd/verloofd/getrouwd: getrouwd

Loopbaan: Van Damme werkte twee jaar bij de Centrale Suiker Maatschappij en vijf jaar op het Centraal Laboratorium van TNO in research en development. In 1960 werd ze wetenschappelijk medewerker bij de Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie, waar ze in 1969 adjunct-directeur werd. In 1974 werd ze directeur Chemisch Strategische Ontwikkelingen op het Akzo-hoofdkantoor in Arnhem, waar ze werkte tot ze met pensioen ging in 1992. Van Damme was onder meer lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), lid van het hoofdbestuur van het Koninklijk Instituut voor ingenieurs en lid van de raad van toezicht van de IHS (International School for Housing and Urban Development) in Rotterdam, een postacademische opleiding voor afgestudeerden uit ontwikkelingslanden. Ze schreef samen met een studiegenote een boek ter gelegenheid van het negentigjarig lustrum in 1994 van de Delftsche Vrouwelijke Studenten Vereeniging en is nog steeds actief in de reünistencommissie.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.