In het onlangs verschenen boek ‘Onder Zeil’ wordt het verhaal verteld van voormalig Bouwkunde-decaan Wytze Patijn, die in 2008 drie weken in coma lag na een medische fout.
Wytze Patijn gaat op vrijdag 26 september 2008 naar het Havenziekenhuis voor een kleine operatie die hij bijna niet zal overleven. Drie weken lang ligt hij vechtend voor zijn leven in coma. Het narcosemiddel blijkt besmet met een alledaagse bacterie, die ingespoten in de bloedbaan een minder gezond mens het leven kan kosten.
In het boek ‘Onder Zeil’ reconstrueert medisch journalist Matthijs Buikema hoe deze medische fout kon gebeuren en hoe alle betrokkenen de dagen en weken daarna beleefden. Vooral de angst, de onzekerheid en de slapeloosheid waaraan Patijns vrouw Els van Soest ten prooi valt, grijpt aan.
Het relaas van Buikema leest als een thriller en laat de lezer na een kleine honderdtwintig pagina’s onthutst achter. Niet over de manier waarop het ziekenhuis omgaat met deze noodsituatie, want dat gebeurt bewonderenswaardig open, schuldbewust, menselijk en professioneel. Zelfs niet over de ellende waarin Patijn en zijn vrouw zich maandenlang bevinden. Want het lukt Patijn met veel wilskracht om er weer helemaal bovenop te komen, al weten hij en zijn vrouw dat nog niet als de decaan Bouwkunde op 17 oktober 2008 uit zijn narcose ontwaakt.
De onthutsing komt doordat het boek laat zien hoe een verkeerde werkwijze jarenlang heeft kunnen bestaan met alle risico’s van dien en hoe een patiënt over zichzelf moet waken als hij in het ziekenhuis ligt.
Om met het eerste te beginnen: het narcosemiddel propofol dat Patijn vrijdag 26 september 2008 krijgt toegediend, komt uit een flesje dat de dag ervoor is geopend. Het had weggegooid moeten worden, maar omdat er geen openingsdatum op staat, is het niet duidelijk dat het om een oud flesje gaat. In het flesje zitten bacteriën, doordat het membraan niet is gedesinfecteerd voordat het is doorgeprikt. Die bacteriën hebben de hele nacht gifstoffen kunnen aanmaken. Patijn krijgt de laatste dosis van 20 milliliter (ml) uit het flesje van 100 ml. De propofol uit het volgende flesje wordt met dezelfde naald ‘opgetrokken’. Daardoor kunnen de bacteriën bij zes andere patiënten hetzelfde ziektebeeld veroorzaken, zij het minder heftig.
Na het incident past het Havenziekenhuis zijn werkwijze grondig aan. De flesjes propofol van 100 ml maken plaats voor ampullen van 20 ml, de staf krijgt training in aseptisch werken en er worden protocollen opgesteld die de veiligheid moeten vergroten. Dat geeft vertrouwen, al weet je nooit of andere ziekenhuizen er net zo bovenop zitten.
Alsof Patijn nog niet genoeg heeft moeten doorstaan, constateert hij in de maanden die hij na zijn ontwaken in het ziekenhuis ligt dat een patiënt altijd op zijn hoede moet zijn. ‘Onder Zeil’ eindigt met een hele reeks tips van betrokkenen, te beginnen met Patijn zelf. Acht van de tien aanbevelingen van de voormalige decaan gaan over oplettendheid van patiënten zelf, zoals ‘Noteer welke medicijnen u wanneer en in welke hoeveelheid behoort te krijgen. Slik alleen medicijnen waarvan u de verpakking hebt kunnen controleren’. Geen gekke tip, als je weet dat Patijn een keer zelf moest voorkomen dat een verpleegkundige hem prednison gaf, een medicijn met veel bijwerkingen dat hij helemaal niet hoorde te krijgen.
Voor de angstige lezer is ‘Onder Zeil’ een boek dat bewijst hoe kwetsbaar een mensenleven is, ook leg je het in handen van medische experts. Voor de positief ingestelde lezer laat het boek zien hoe ziekenhuizen in staat zijn fouten en misstanden recht te zetten, wetende dat die altijd zullen blijven gebeuren, hoe streng de protocollen ook zijn. En voor mensen die Patijn in Delft wel eens tegen het lijf lopen, is het boek een reden om hem met hernieuwde blik te bekijken. Want zulke veerkracht is niet iedereen gegeven.
‘Laat aangehaakt’
“Mijn studiekeuze was een grote gok. Ik wilde geen eenzijdige studie en kwam uit bij geneeskunde of bouwkunde. Want geneeskunde is praktisch en theoretisch, bouwkunde creatief en technisch.” Uitgeloot voor geneeskunde werd het bouwkunde. De Groot is bezig vaste grond onder de voeten te krijgen. Ze kwam laat van vakantie terug en haakte pas op dinsdagmiddag aan bij de Owee. “Ik kwam niet bij mensen van mijn studie in een groepje. Ook heb ik de kennismaking met de stad gemist en de introductie van de verenigingen. Jammer. Ik zit nu ook niet bij een vereniging.”
De eerste week op de faculteit beviel goed. “Niet moeilijk, maar wel zwaar. Van negen tot zes en ik had een jaar niet gestudeerd. Dat is even wennen.” De studie zelf is ‘meer creatief en minder technisch’ dan verwacht. “Leuk, maar meer technisch was ook goed geweest.”
De grootste tegenvaller vindt De Groot dat ze het tot nu toe zonder eigen kamer moet doen. “Ik vind het vervelend om van anderen afhankelijk te zijn. Maar tot nu toe kan ik elke dag bij iemand terecht.” Het logeren is bijna verleden tijd. “Ik heb nu een kamer gevonden en kan er over twee weken in.”
Ondanks alles voelt ze zich thuis op de TU. “Door de sfeer. Veel studenten, maar niet te massaal. Juist gezellig.” Dat ze nog niet veel vrienden heeft verontrust haar niet. “Dat komt goed als je in groepjes projecten gaat doen.”
Comments are closed.