Education

Zeiler met een miljoenenuitdaging

Hij is het serieuze Bert-type, Arno van Mourik vond zijn breedsprakige Ernie in studiemaat Marco Brinkman. Tijdens hun introductietijd aan de TU vormden ze een onafscheidelijk duo, dat vijftien jaar na dato inmiddels meewerkt aan de JSF.

Ook de Nuna II kwam uit hun fabriek rollen. Vorige week ontving hun bedrijf Airborne een kennisvoucher van minister Brinkhorst.

Directeur Arno van Mourik staat net op het punt om Airborne, zijn bedrijf in composietconstructies, stevig uit te breiden. De business is booming en ook zijn gezin is net met één persoon gegroeid. Het lijkt een typisch verslag uit de wereld der succesvolle zaken, waar enkel kansen en uitdagingen bestaan.

Maar als de in gedachten verzonken Van Mourik het kantoor binnenstapt, blijkt dat alles zijn keerzijde heeft. “Ik heb het wel ontzettend druk gekregen nu ons tweede kind geboren is”, verzucht hij. “Ook moet ik steeds tussen de vestigingen in Oegstgeest en Leidschendam heen en weer reizen en dat kost veel tijd.”

De tweede ‘uitdaging’, zoals Van Mourik het heen en weer pendelen ironisch omschrijft, wordt binnen een jaar opgelost. “We willen de vestigingen samenvoegen”, zegt hij. “Daarom hebben we iemand ingeschakeld die voor ons groeiende bedrijf een geschikte locatie kan vinden. Het moet groot genoeg zijn, zo’n drieduizend vierkante meter, om grote series composietconstructies te kunnen bouwen voor Defensie en de offshore-industrie. En het moet aan het water liggen, anders kunnen we ze niet vervoeren.”

Van Mourik heeft wel locaties op het oog, ook al is zijn eisenpakket nogal dik. Een nu lopende bespreking met het Amsterdamse havenbedrijf moet uitwijzen of Airborne volgend jaar aan het Noordzeekanaal zit. “Wat de locatie betreft willen we in ieder geval beslist in de Randstad zitten”, zegt hij. “Wat het gebouw betreft: als we niks vinden moeten we het zelf maar bouwen.”

De drukte rond het tweede kind is ook een kwestie van logistiek en planning. “Ik zorg dat ik eerder van mijn werk thuiskom”, zegt Van Mourik. “Dan kan ik de kinderen nog even zien en ‘s avonds werk ik dan weer verder. Nu we zoveel orders binnenkrijgen ben ik wel zestig tot zeventig uur aan het werk, maar ik kan het me permitteren. Mijn vrouw heeft na ons eerste kind haar fulltime baan opgezegd en neemt het grootste deel van de kinderzorg op zich. Zo kan ik al mijn tijd in het bedrijf steken.”

Moraliserende overheidsspotjes zijn dus niet aan Van Mourik besteed, maar hij heeft een goede reden. Andere handen trekken aan hem. Defensie, een belangrijke klant wil zijn composieten voor onderzeeboten en pantserwagens, Shell wil zijn kunststofboorbuis voor olie in de diepzee. Dan moet de Joint Strike Fighter nog afgebouwd worden en er moet tien man extra personeel bij Airborne aangenomen worden.
Blokhoofd

De voormalige luchtvaartstudent heeft zich flink wat op de hals gehaald. Veel daarvan heeft Van Mourik te danken aan zijn partner Marco Brinkman, mede-eigenaar van Airborne. “Ik ontmoette hem tijdens de introductie van mijn studie luchtvaart- en ruimtevaartechniek”, zegt Van Mourik. “Hij was een heel ander mens en daardoor klikte het meteen. Ik was het serieuze studiehoofd en hij was juist de extraverte man die goed is in contacten. Hij zag meteen dat ik een blokhoofd was met wie hij makkelijker door zijn studie kon komen. Ik kwam dankzij hem met veel mensen in aanraking.”

Deze Bert-en-Ernie-rolverdeling is vijftien jaar later bij hun bedrijf nog steeds terug te vinden. “Een van mijn weinige publieke optredens was vorige week, toen Airborne een kennisvoucher van minister van Brinkhorst kreeg”, zegt Van Mourik, “een soort strippenkaart waarmee we kennis kunnen inkopen bij de universiteit. Normaal gesproken doet mijn compagnon dit soort dingen, maar die zat in het buitenland. Ook perscontacten gaan negen van de tien keer via Marco. Hij is een uitbundige socializer, maar ik heb voor dat soort zaken helemaal geen geduld. Ik ben juist kritisch en precies en ben beter in het regelen van de financiële zaken van het bedrijf.”

Een gedeelde eigenschap, liefde voor zeiljachten, bracht de twee tot het maken van een lichtgewicht catamaran voor een afstudeeropdracht. Dit werd de opmaat voor Airborne. “We kwamen op het idee via Tom Bakker, een Shell-man. Wij wilden wel zo’n snelle lichte boot maken van composietmateriaal, spraken met hem af in een Delfts café en hebben toen onze ideeën uitgewerkt.”

De catamaran, de Aeroskimmer1, werd een doorslaand succes. Na hun afstuderen in 1995 startten Van Mourik en Brinkman dan ook meteen hun bedrijfje in lichte composietmaterialen. “Via Bakker kwamen we aan onze eerste opdrachten binnen de olie-industrie”, zegt Van Mourik. “We zaten in een kamertje in het Radex-gebouw, vlakbij L&R. Onze eerste projectjes leverden bedragen op van duizend gulden of tweeduizend, maar voor ons was dat toen reuzenveel geld. Door de goede contacten kregen we meteen veel opdrachten en vanaf toen ging het eigenlijk heel snel.”

De duizendjes werden miljoenen, doordat het industrieel gebruik van composietmateriaal in enkele jaren explosief steeg. Zo heeft een enkele Airbus al tientallen tonnen koolstofvezel nodig. Maar ook de componenten die Airborne ontwikkelt voor oliewinning door Shell in de diepzee vraagt om tonnen composietmateriaal.

“Pas dit jaar heb ik werkelijk het idee dat we een echt bedrijf zijn geworden”, zegt Van Mourik. “Tot voor kort was alles wat we deden met een beetje intellect wel bij elkaar te rapen. Maar nu moeten we ook wat grijs haar in dienst nemen om een echte organisatie op te bouwen, en moeten we ook serieuze zaken zoals kinderopvang regelen. De techniek heb ik uitbesteed aan mijn technische crew, waarover twee TU’ers – Peter Putting en Marcus Kremers – de leiding hebben. Ik richt me nu voornamelijk nog op de bedrijfsvoering.”

Van Mourik is door de drukte selectiever in het aannemen van opdrachten. “Toen we startten schoten we op alles wat bewoog”, zegt hij. “Nu hoeven we niet meer al ons krediet op het spel te zetten voor de ontwikkeling van een naïef idee waarmee je bankroet zou kunnen raken. We willen het bedrijf nu laten groeien door in de eerste plaats projecten aan te nemen die met defensie of energie te maken hebben. En we moeten zelf zowel het ontwerp kunnen maken als het eindproduct.”

Ook al lijkt zijn bedrijf een schoolvoorbeeld van wat de TU met kennisvalorisatie bedoelt, contact is er nauwelijks geweest sinds zijn afstuderen. “In mijn jaar zijn tegelijk met mij vier studiegenoten een eigen bedrijf begonnen”, zegt Van Mourik. “Toch hebben ze ons nooit gevraagd om voor studenten een presentatie te houden. Of iets met pr te doen om te laten zien wat voor kennis van de TU op de markt komt. Terwijl ze het steeds over kennisvalorisatie hebben. Ik denk dat ze daar een kans hebben gemist, want er zijn genoeg oud-studenten die succes op de markt hebben en die zouden willen meewerken.”

Alleen voor de bouw van de Nuna II werd zijn bedrijf door een paar hoogleraren benaderd. Airborne zette vorig jaar de zonnekar in elkaar. “Dat leverde ons nog leuke reclame op”, zegt van Mourik. “Hoewel, die Airborne-lettertjes op de auto waren vergeleken met al die zonnecellen wel erg klein. Maar het was vooral leuk om met van die gedreven, fanatieke studenten te mogen samenwerken. Dat deed me weer denken aan hoe ik zelf toen was.”

Naam : Arno van Mourik

Leeftijd: 31 jaar

Studie: luchtvaart- en ruimtevaarttechniek

Afstudeerrichting: constructie en ontwerp

Verliefd/verloofd/getrouwd: Getrouwd en vader van twee kinderen.

Loopbaan: Samen met studiegenoot Marco Brinkman richtte Van Mourik in 1995 Airborne op, direct na hun afstuderen. Evenals vier jaargenoten zagen zij wel wat in composietmaterialen, zoals het Delftse glare. Tien jaar na dato moet het duo door veertig man personeel worden bijgestaan.

Salaris: Airborne heeft een miljoenenomzet, en Van Mourik verdient redelijk, maar geeft geen details over zijn saldo.

(Foto’s: Sam Rentmeester)

Directeur Arno van Mourik staat net op het punt om Airborne, zijn bedrijf in composietconstructies, stevig uit te breiden. De business is booming en ook zijn gezin is net met één persoon gegroeid. Het lijkt een typisch verslag uit de wereld der succesvolle zaken, waar enkel kansen en uitdagingen bestaan.

Maar als de in gedachten verzonken Van Mourik het kantoor binnenstapt, blijkt dat alles zijn keerzijde heeft. “Ik heb het wel ontzettend druk gekregen nu ons tweede kind geboren is”, verzucht hij. “Ook moet ik steeds tussen de vestigingen in Oegstgeest en Leidschendam heen en weer reizen en dat kost veel tijd.”

De tweede ‘uitdaging’, zoals Van Mourik het heen en weer pendelen ironisch omschrijft, wordt binnen een jaar opgelost. “We willen de vestigingen samenvoegen”, zegt hij. “Daarom hebben we iemand ingeschakeld die voor ons groeiende bedrijf een geschikte locatie kan vinden. Het moet groot genoeg zijn, zo’n drieduizend vierkante meter, om grote series composietconstructies te kunnen bouwen voor Defensie en de offshore-industrie. En het moet aan het water liggen, anders kunnen we ze niet vervoeren.”

Van Mourik heeft wel locaties op het oog, ook al is zijn eisenpakket nogal dik. Een nu lopende bespreking met het Amsterdamse havenbedrijf moet uitwijzen of Airborne volgend jaar aan het Noordzeekanaal zit. “Wat de locatie betreft willen we in ieder geval beslist in de Randstad zitten”, zegt hij. “Wat het gebouw betreft: als we niks vinden moeten we het zelf maar bouwen.”

De drukte rond het tweede kind is ook een kwestie van logistiek en planning. “Ik zorg dat ik eerder van mijn werk thuiskom”, zegt Van Mourik. “Dan kan ik de kinderen nog even zien en ‘s avonds werk ik dan weer verder. Nu we zoveel orders binnenkrijgen ben ik wel zestig tot zeventig uur aan het werk, maar ik kan het me permitteren. Mijn vrouw heeft na ons eerste kind haar fulltime baan opgezegd en neemt het grootste deel van de kinderzorg op zich. Zo kan ik al mijn tijd in het bedrijf steken.”

Moraliserende overheidsspotjes zijn dus niet aan Van Mourik besteed, maar hij heeft een goede reden. Andere handen trekken aan hem. Defensie, een belangrijke klant wil zijn composieten voor onderzeeboten en pantserwagens, Shell wil zijn kunststofboorbuis voor olie in de diepzee. Dan moet de Joint Strike Fighter nog afgebouwd worden en er moet tien man extra personeel bij Airborne aangenomen worden.
Blokhoofd

De voormalige luchtvaartstudent heeft zich flink wat op de hals gehaald. Veel daarvan heeft Van Mourik te danken aan zijn partner Marco Brinkman, mede-eigenaar van Airborne. “Ik ontmoette hem tijdens de introductie van mijn studie luchtvaart- en ruimtevaartechniek”, zegt Van Mourik. “Hij was een heel ander mens en daardoor klikte het meteen. Ik was het serieuze studiehoofd en hij was juist de extraverte man die goed is in contacten. Hij zag meteen dat ik een blokhoofd was met wie hij makkelijker door zijn studie kon komen. Ik kwam dankzij hem met veel mensen in aanraking.”

Deze Bert-en-Ernie-rolverdeling is vijftien jaar later bij hun bedrijf nog steeds terug te vinden. “Een van mijn weinige publieke optredens was vorige week, toen Airborne een kennisvoucher van minister van Brinkhorst kreeg”, zegt Van Mourik, “een soort strippenkaart waarmee we kennis kunnen inkopen bij de universiteit. Normaal gesproken doet mijn compagnon dit soort dingen, maar die zat in het buitenland. Ook perscontacten gaan negen van de tien keer via Marco. Hij is een uitbundige socializer, maar ik heb voor dat soort zaken helemaal geen geduld. Ik ben juist kritisch en precies en ben beter in het regelen van de financiële zaken van het bedrijf.”

Een gedeelde eigenschap, liefde voor zeiljachten, bracht de twee tot het maken van een lichtgewicht catamaran voor een afstudeeropdracht. Dit werd de opmaat voor Airborne. “We kwamen op het idee via Tom Bakker, een Shell-man. Wij wilden wel zo’n snelle lichte boot maken van composietmateriaal, spraken met hem af in een Delfts café en hebben toen onze ideeën uitgewerkt.”

De catamaran, de Aeroskimmer1, werd een doorslaand succes. Na hun afstuderen in 1995 startten Van Mourik en Brinkman dan ook meteen hun bedrijfje in lichte composietmaterialen. “Via Bakker kwamen we aan onze eerste opdrachten binnen de olie-industrie”, zegt Van Mourik. “We zaten in een kamertje in het Radex-gebouw, vlakbij L&R. Onze eerste projectjes leverden bedragen op van duizend gulden of tweeduizend, maar voor ons was dat toen reuzenveel geld. Door de goede contacten kregen we meteen veel opdrachten en vanaf toen ging het eigenlijk heel snel.”

De duizendjes werden miljoenen, doordat het industrieel gebruik van composietmateriaal in enkele jaren explosief steeg. Zo heeft een enkele Airbus al tientallen tonnen koolstofvezel nodig. Maar ook de componenten die Airborne ontwikkelt voor oliewinning door Shell in de diepzee vraagt om tonnen composietmateriaal.

“Pas dit jaar heb ik werkelijk het idee dat we een echt bedrijf zijn geworden”, zegt Van Mourik. “Tot voor kort was alles wat we deden met een beetje intellect wel bij elkaar te rapen. Maar nu moeten we ook wat grijs haar in dienst nemen om een echte organisatie op te bouwen, en moeten we ook serieuze zaken zoals kinderopvang regelen. De techniek heb ik uitbesteed aan mijn technische crew, waarover twee TU’ers – Peter Putting en Marcus Kremers – de leiding hebben. Ik richt me nu voornamelijk nog op de bedrijfsvoering.”

Van Mourik is door de drukte selectiever in het aannemen van opdrachten. “Toen we startten schoten we op alles wat bewoog”, zegt hij. “Nu hoeven we niet meer al ons krediet op het spel te zetten voor de ontwikkeling van een naïef idee waarmee je bankroet zou kunnen raken. We willen het bedrijf nu laten groeien door in de eerste plaats projecten aan te nemen die met defensie of energie te maken hebben. En we moeten zelf zowel het ontwerp kunnen maken als het eindproduct.”

Ook al lijkt zijn bedrijf een schoolvoorbeeld van wat de TU met kennisvalorisatie bedoelt, contact is er nauwelijks geweest sinds zijn afstuderen. “In mijn jaar zijn tegelijk met mij vier studiegenoten een eigen bedrijf begonnen”, zegt Van Mourik. “Toch hebben ze ons nooit gevraagd om voor studenten een presentatie te houden. Of iets met pr te doen om te laten zien wat voor kennis van de TU op de markt komt. Terwijl ze het steeds over kennisvalorisatie hebben. Ik denk dat ze daar een kans hebben gemist, want er zijn genoeg oud-studenten die succes op de markt hebben en die zouden willen meewerken.”

Alleen voor de bouw van de Nuna II werd zijn bedrijf door een paar hoogleraren benaderd. Airborne zette vorig jaar de zonnekar in elkaar. “Dat leverde ons nog leuke reclame op”, zegt van Mourik. “Hoewel, die Airborne-lettertjes op de auto waren vergeleken met al die zonnecellen wel erg klein. Maar het was vooral leuk om met van die gedreven, fanatieke studenten te mogen samenwerken. Dat deed me weer denken aan hoe ik zelf toen was.”

Naam : Arno van Mourik

Leeftijd: 31 jaar

Studie: luchtvaart- en ruimtevaarttechniek

Afstudeerrichting: constructie en ontwerp

Verliefd/verloofd/getrouwd: Getrouwd en vader van twee kinderen.

Loopbaan: Samen met studiegenoot Marco Brinkman richtte Van Mourik in 1995 Airborne op, direct na hun afstuderen. Evenals vier jaargenoten zagen zij wel wat in composietmaterialen, zoals het Delftse glare. Tien jaar na dato moet het duo door veertig man personeel worden bijgestaan.

Salaris: Airborne heeft een miljoenenomzet, en Van Mourik verdient redelijk, maar geeft geen details over zijn saldo.

(Foto’s: Sam Rentmeester)

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.