Het was zo’n mooi plan: met ongeveer zestig studenten en medewerkers op een boot naar het windmolenpark voor de kust van Noordwijk, waar het merendeel van de energie op de campus wordt opgewekt. Maar het liep anders.
Rond twaalf uur ‘s middags vertrekt een bus vol enthousiaste studenten en medewerkers van de TU naar IJmuiden. Daar stappen ze op een schip richting windmolenpark Luchterduinen. De TU Delft betrekt zo’n 80% van haar energie van dit windmolenpark. Kaartjes voor de excursie kostten tien euro en de plekken waren in twee minuten weg. Op de 67 jaar oude boot is alles verzorgd: broodjes, drankjes, praatjes van een wetenschapper en van een medewerker van Eneco, dat het windmolenpark beheert.
“De energie die hier wordt opgewekt gaat niet direct naar een lampje dat op de campus brandt”, legt Arnold van Triest, energiecoördinator van Campus and Real Estate uit, “maar komt terecht in het energienetwerk dat door heel Europa loopt.” Voordat de stroom op dat net komt, gaat deze door een database waar wordt bijgehouden hoeveel energie er is opgewekt. “Met certificaten die daar worden uitgegeven weet de TU zeker dat aan het eind van het jaar 80% van de door haar verbruikte energie is opgewekt door de windmolens.” Als het een dag niet waait, levert een windturbine geen energie. Maar als het de volgende dag hard waait, kan een windmolen meer dan de behoefte van de TU produceren. Ongeveer 1/7 van de energieproductie van het windmolenpark is nodig om de TU te voorzien van stroom. “Dat zijn zes windmolens”, aldus Van Triest.
Op de TU wordt veel onderzoek gedaan naar windmolens. Zo heeft Erik Quaeghebeur van de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek een database opgezet waarin je de verschillende ontwerpen van windmolenparken kunt vergelijken. “Dit windpark is heel recht neergezet”, concludeert hij. “Daardoor haalt de ene windmolen de wind uit de wieken van de volgende. Je zou verwachten dat je bij een andere lay-out meer windenergie kunt opwekken.” Quaeghebeur werkt al twee en een half jaar in Delft, maar heeft de windturbines op zee nog nooit met eigen ogen gezien.
En dat zal voorlopig wel zo blijven: na twee uur varen blijkt de mist op zee zo dik, dat geen enkele van de drieënveertig gigantische windturbines te zien is. Een zacht tuut-tuut-tuut verraadt dat er wel íets is in de mist, maar het schip mag niet te dichtbij de turbines komen. Zelfs de meegebrachte drone kan op honderd meter hoogte geen wapperende wiek zien. “Tja, da’s de natuur”, aldus een bemanningslied. “We dachten dat de zeemist in de loop van de dag wel zou optrekken, maar hij is juist dikker geworden.” Daarom maakt het schip rechtsomkeert en begint aan zijn twee uur durende tocht terug naar de haven.
Studenten en medewerkers reageren gelaten. Niemand wordt chagrijnig en waarschijnlijk zal niemand zijn geld terug vragen. “Spijtig”, noemt de Vlaamse Quaeghebeur het. James Murray van The Green Office, die samen met de Energy Club en de studievereniging van sustainable energy technology de trip organiseerde, vindt het duidelijk wel vervelend en noemt het een big disappointment. “Het kostte me maanden om te organiseren. Vorig jaar is het ook niet gelukt, toen was het te slecht weer om uit te varen. Nu zijn we in elk geval op een boot geweest, maar leuk is het niet.” Waarschijnlijk wordt er volgend jaar weer een poging gedaan om de windturbines te zien.
Roos van Tongeren / Redacteur
Comments are closed.