Afgelopen donderdag moest ik door weer en wind van het ene naar het andere gebouw lopen. Het regende dat het goot en de wind duwde mij alle kanten op, en het kostte mij moeite een min of meer rechte koers aan te houden.
Bij terugkeer bij het gebouw van CiTG had ik moeite om zonder kleerscheuren binnen te komen. De ingang bevindt zich namelijk in een soort windtunnel, en als je jezelf bij zwaar weer niet bijtijds vastgrijpt aan een betonnen pilaar of prullenbak, dan loop je het risico de ingang compleet voorbij te schieten. Je kunt dan uiteraard in de herkansing proberen om tegen de wind in alsnog de ingang te bereiken, maar de kans is groot dat je omver wordt geblazen.
Nu heb ik, ik zeg het eerlijk, een lengte-gewichtverhouding die maakt dat ik niet makkelijk van mijn sokken te blazen ben. Maar mensen met een iets andere aerodynamica kunnen op dit soort winderige plekken ineens speelbal van de elementen worden. Zo is er het verhaal van mijn naaste collega L, van wie de flapperende jaspanden tijdens een pittige windkracht 8 ineens als parasail gingen fungeren, waardoor zij als een menselijke tumbleweed over de Mekelweg buitelde, om tenslotte geheel bemodderd en met enkele gekneusde ribben in de bosjes voor Natuurkunde tot stilstand te komen. Of deze zomer nog, de argeloze medewerkster die, met een karretje vol informatiemateriaal op weg naar de aula, werd verrast door een windvlaag. Ineens was zij omhuld door een paddenstoelenwolk van A4-tjes en memory sticks, die eerst razendsnel omhoog werden geblazen om vervolgens tergend langzaam naar beneden te dwarrelen. Met daartussen rondrennend de medewerkster, die wanhopig probeerde het product van een hele ochtend kopiëren uit de blubber te houden. En wie kent de foto’s niet van studenten die als wapperende vlaggen in de lantaarnpalen voor EWI hingen (google ‘EWI storm’). Bekijk vooral ook eens de beelden die gemaakt zijn van (en door) vliegende TU-studenten op YouTube (check ‘Superstorm in Delft’, meer dan zesduizend hits).
Maar gelukkig is er nu iets gevonden tegen de windgevoeligheid van het Mekelpark, en vooral de stormgoot naast EWI. Loop maar eens van 3mE naar EWI. Eureka. Het is een enkel element, dat bijna opgaat in zijn omgeving. Het is mooi in zijn eenvoud, strak vormgegeven, bijna popart-achtig zwart-wit met een rood kleuraccent aan de randen. Als je niet beter wist zou je zeggen dat het met zijn driehoekige vorm een boodschap wil uitzenden. Het is… een waarschuwingsbordje met een windzak erop!
Applaus voor dit staaltje ‘out of the box’-denken, voor deze 21ste-eeuwse oplossing van een 20ste-eeuws probleem. Nooit hoeven we meer studenten uit lantaarnpalen of medewerkers uit prikstruiken te bevrijden, dankzij dit ei van Columbus. Driewerf hoera voor deze briljante vondst. Of in de woorden van de grote Obelix: ‘Broeva, Haro!’
Ellen Touw is hoofd van de dienst onderwijs- en studentzaken bij Civiele Techniek en Geowetenschappen en beleidsadviseur internationalisering.
Het nieuwe financieringsmodel voor het hoger onderwijs heeft grote gevolgen voor universiteiten. Momenteel bestaat de helft van het geld voor universiteiten uit een bonus voor het aantal uitgereikte bachelor- en masterdiploma’s. Dertien procent is afhankelijk van het aantal eerstejaars studenten en 37 procent is een vast bedrag.
Vanaf 2011 telt het aantal uitgereikte diploma’s voor nog maar twintig procent mee en telt het aantal ingeschreven studenten binnen de toegestane studieduur voor zestig procent mee. Bovendien wordt het vaste bedrag verlaagd van 37 naar 20 procent.
Universiteiten en hogescholen krijgen voortaan alleen nog geld voor studenten die ‘nominaal’ studeren. Ofwel studenten die hun bachelor binnen drie jaar afronden (of binnen vier jaar aan het hbo) en hun master binnen twee jaar.
De instellingen krijgen helemaal geen geld meer voor studenten die langer staan ingeschreven dan de nominale studieduur. Pas als de vertraagde studenten alsnog hun diploma halen, brengen ze weer geld op.
Dat heeft verstrekkende gevolgen voor de TU Delft, omdat na vier jaar bachelor pas 22 procent van de studenten een diploma heeft. Gemiddeld doen studenten aan de TU er in totaal 7,2 jaar over om hun masterdiploma te halen.
Dit jaar is de druk op eerstejaars al opgevoerd via het bindend studieadvies. Studenten moeten voortaan na augustusherkansingen dertig van de zestig studiepunten uit hun propedeuseprogramma behaald hebben.
Hebben ze die niet, dan mogen zij hun opleiding aan de TU niet afmaken. Samen met een betere begeleiding van studenten moet dit ervoor zorgen dat studenten sneller weten of zij geschikt zijn voor een studie aan de TU.
Deze week krijgen eerstejaars studenten al een eerste indicatie van hun studievoortgang. Gemiddeld heeft de helft een positief advies gekregen, een kwart een negatief advies en een kwart een twijfeladvies.
Het betreft vooral een eerste indicatie: het gaat goed, of het gaat niet goed en probeer daar wat aan te doen. De TU wijst studenten in de brief dan ook op begeleidingsmogelijkheden binnen hun opleiding en drukt ze op het hart persoonlijke omstandigheden te melden.
Voor het nieuwe financieringssysteem van Plasterk moeten ingeschreven studenten wel recht hebben op bekostiging: dit betekent dat ze nog geen andere opleiding in het hoger onderwijs afgerond mogen hebben. Alleen in de gezondheidszorg en de lerarenopleidingen, waar tekorten dreigen, kunnen studenten bekostigd een tweede opleiding volgen. De universiteiten en het ministerie steggelen nog over de laatste technische details van de bekostiging, hoewel de gesprekken volgens het ministerie bijna zijn afgerond. De hogescholen hebben hun goedkeuring al gegeven.
Plasterk heeft lang nagedacht over prestatiebekostiging: de beste instellingen zouden meer geld moeten krijgen. Maar uiteindelijk was het volgens hem niet goed mogelijk om de kwaliteit te vergelijken en zou zo’n vergelijking tot verkeerde prikkels kunnen leiden.
Over twee jaar kijken ministerie, universiteiten en hogescholen of het nieuwe systeem werkt.
Comments are closed.