Een toegankelijk boek ontsluit de wetenschap en techniek in de islamitische wereld tussen de jaren 700 en 1500, en maakt zo duidelijk dat de academische wereld toen geen verloren jaren beleefde.
In het Bagdad van de negende eeuw na Christus woonden aan het hof van de kalief drie jongens, zonen van de hofastronoom, die gezamenlijk bekend zouden worden als de Banu Musa broers. Zij kregen de leiding over het Huis van Wijsheid, een instituut waarvan weinig meer bekend is dan dat het een verzamelplaats van boeken en geleerden was. De broers reisden de halve wereld rond om in opdracht van kalief Harun al-Rashid boeken te kopen en te laten vertalen, en rekenden op verzoek ook de omtrek van de aarde na.
Hun best bewaarde verdiensten liggen echter op het ingenieursvlak. Een heel boek uit het jaar 830 is bewaard gebleven, waarin zij allerlei mechanische apparaten beschrijven. Waar Leonardo da Vinci eeuwen later voor ‘nuttige’ uitvindingen ging, construeerden de Banu Musa broers frivoliteiten: fonteinen die vanzelf andere patronen aannemen, klokken met allerlei gimmicks, een mechanisch theemeisje. Ook in de eeuwen daarna leverden Arabische en Perzische ingenieurs staaltjes van vernuft af waar Europa op dat moment alleen van kon dromen, zoals krukassen, nokkenassen en zuigers.
Daarom moeten we af van de gedachte dat er toen sprake was van donkere middeleeuwen, betoogt Ehsan Masood in ‘Science and Islam’, een toegankelijk boek bij een driedelige televisieserie van de BBC, die eerder dit jaar werd uitgezonden. Masood is docent aan Imperial College in Londen en redacteur van Nature.
Weliswaar was met de val van Rome West-Europa achterop geraakt, maar in Byzantium en aanvankelijk als afgeleide daarvan het Islamitische Rijk, bloeide de wetenschap voort. Niet alleen een enkele waterklok, door Harun al-Rashid geschonken aan Karel de Grote, bereikte Europa, maar ook een constante stroom van kennis. Toen Copernicus de aanzet gaf voor de wetenschappelijke dominantie van het westen, pikte hij de draad niet op bij Aristoteles, maar bij Nasir al-Din al-Tusi.
Al-Tusi woonde in Perzië in de tijd dat het land onder de voet gelopen werd door de Mongolen. De nieuwe machthebbers voorzagen de briljante astronoom echter van uitgebreide faciliteiten en toegang tot Chinese kennis. Zo kon hij aan de slag met zijn levenswerk: het vereenvoudigen van het Ptolemeïsche systeem waarin de planeten complexe bewegingen maken om de aarde. Daar bedacht hij een systeem voor waardoor je met relatief eenvoudige cirkels kon rekenen.
Wat Al-Tusi en zijn navolgers niet deden, was de finale stap maken: de zon in het midden zetten. Die eer komt toe aan Copernicus. Lang werd gedacht dat die de gedachtesprong helemaal in zijn eentje maakte, maar inmiddels is vast komen te staan dat hij direct op Al-Tusi leunde. In Copernicus’ eerste geschrift zit een plaatje met dezelfde schrijffout als in een manuscript van Al-Tusi waarvan bekend is dat het indertijd in Europa circuleerde. De wetenschappelijke contacten tussen Europa en het rijk van de islam was veel intensiever dan lange tijd werd aangenomen.
Die boodschap keert regelmatig terug in Masoods boek, dat dan ook veel meer doet dan Arabische geleerden en hun verdiensten opsommen. Omdat hij niet kan aannemen dat zijn lezers de geschiedenis van het Islamtische Rijk kennen, wordt het vanzelf een betoog waarin historie, politiek en wetenschap hand in hand gaan. Nadeel daarvan is wel dat er weinig gelegenheid is op die wetenschap diep in te gaan. Wie wil weten wat de precieze verdiensten van Al-Khwarizmi voor de algebra zijn en die van Ibn-Sina voor de medicijnen zal elders te rade moeten gaan, bijvoorbeeld ‘The enterprise of science in islam’, dat zes jaar geleden verscheen (recensie te vinden op de website van Delta).
Als overzichtswerk en toegangspoort voor verder lezen is ‘Science and Islam’ echter meer dan voortreffelijk. In dit Darwinjaar is het bijvoorbeeld aardig om te weten dat moslimgeleerden al in de negende eeuw opperden dat dieren veranderen onder invloed van omstandigheden en hun nieuwe eigenschappen doorgeven aan hun nazaten. Niet helemaal de evolutietheorie, maar het komt aardig in de buurt.
Ehsan Masood, ‘Science and Islam, a history’. Icon Books, pp. 240, 18 euro.
Enkele jaren geleden maakte u met Delftse studenten het kunstwerk ‘het-is-me-wat’, een elektromagnetisch zwevende steen die vlak boven een sokkel hangt. Hoe gaat u dat overtreffen? Met een veel grotere rots die nog hoger zweeft?
”Ja, maar niet voor de TU. Voor het Nemo in Amsterdam ga ik met hoogwaardige techniek een groot object maken dat los kan raken.”
Dat klinkt nog een beetje vaag.
”Ja, ik doe er expres geheimzinnig over. Ik vind het leuk als het er opeens is en mensen verbaasd zijn.”
Toeristen die een foto van de stad maken, zien dan opeens een zwevende steen op de achtergrond?
”Dat zou kunnen, ja. Ik zou er zelf een heel plezierig gevoel bij hebben als ik zoiets zou zien, een bewegend kunstwerk dat de zwaartekracht tart. Ik maak kunst om mijn verbazing over mooie dingen met anderen te delen. Dat is toch wat mensen doen, vreugde delen. Daarom wijzen mensen bijvoorbeeld ook naar een mooie vogel in de lucht.”
Wat voor zwevend object komt er op de TU?
”Samen met studenten ga ik een variant op de zwevende steen maken. Het worden meerdere onderdelen die boven elkaar zweven.”
Volgens u schoten ambtenaren van het ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport (VWS), waar het kunstwerk jarenlang stond, uw steen met elastiekjes uit zijn evenwicht.
”Ja, daarom verhuist het kunstwerk nu naar het Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Dat museum wil het permanent hebben, voor zover je over permanent kunt spreken. Maar er zijn bij VWS ook veel mensen die het jammer vinden dat het kunstwerk verhuist. Ik wil niet alle ambtenaren beschuldigen. De steen trok veel bezoekers. Het was een trekpleister.”
Wordt het kunstwerk in Delft pesterijbestendiger?
”Dat is wel de bedoeling, maar je kunt alles kapot krijgen. En kunst is lastig omdat het er zinloos uitziet. Het lokt daarom soms kinderachtig gedrag uit. Maar dat een kunstwerk onderhoud vergt, is ook niet erg. Dat is bij mensen ook zo, die moeten ook onderhouden worden en er moet eten in.”
U verwerkt graag wetenschap en techniek in uw werk. Waarom?
Fronst zijn wenkbrauwen. ”Ja… Sorry dat ik zo knorrig reageer. Journalisten stellen mij vaak deze vraag. Ik vind het abnormaal dat sommige mensen niet in techniek en wetenschap geïnteresseerd zijn. Kinderen zijn er in geïnteresseerd. Het is natuurlijk om er belangstelling voor te hebben.”
Zullen we u vaak zien op de TU de komende tijd?
”Ik hoop vaak te komen om aan bewegende kunst te werken. Maar ik ben ook bezig met tv-programma’s en een toneelstuk. Ik weet nog steeds niet wat ik wil worden.”
Comments are closed.