In een eeuw tijd publiceerde het culturele maandblad ‘De Gids’ 9 duizend pagina’s over exacte wetenschap. In een bundel zijn de beste stukken nu verzameld.
‘De Gids’ is een van de oudste en tegelijk meest eerbiedwaardige tijdschriften van Nederland. Het lezen ervan is iets voor een elite, en het schrijven ervoor niet minder. Weinig bekend is dat het literair-culturele blad dat ‘De Gids’ sinds 1837 is, altijd vrij veel exacte wetenschap in zijn kolommen heeft gedaan. Zo’n tien procent van de inhoud had en heeft daarmee te maken. In de begintijd ging het om artikelen waarin iets werd uitgelegd, maar gaandeweg werden het vooral beschouwingen over de maatschappelijke en filosofische implicaties van wetenschappelijke of technologische ontwikkelingen.
De ‘Gids’-artikelen over deze onderwerpen zijn uiteraard niet geschreven door de eerste de beste pennenlikker. Integendeel, de crème de la crème van de Nederlandse bètascribenten is in ‘De Gids’ aan te treffen. Het blad kan er zelfs op bogen sinds 1893 de meest eminente persoonlijkheden uit de wetenschap binnen de redactiegelederen te hebben gehad. Persoonlijkheden zoals de NatLab-directeur H.G. Casimir, of E.J. Dijksterhuis, wiens geschiedschrijving over ‘de mechanisering van het wereldbeeld’ wereldfaam geniet.
Nu de twintigste eeuw, die periode van doorbraken bij uitstek, achter ons ligt, is er onder de titel ‘Trots en twijfel’ een bloemlezing verschenen. Het eerste artikel is een stuk over evolutietheorie uit 1902, van de Utrechtse hoogleraar dierkunde A.A.W. Hubrecht, die de eerste bètaredacteur van ‘De Gids’ was. Het laatste, een vraaggesprek met de schrijvende bioloog Tijs Goldschmidt, stamt uit 1999 en is geschreven door Judith Herzberg – de enige van de 44 auteurs die geen man is.
Inspanning
Overigens zal dat niet de enige reden zijn dat het voor de hedendaagse lezer een stuk lichter te verteren is dan de oudere artikelen. ‘De Gids’ heeft altijd de nodige inspanning van zijn lezers gevergd, en het valt niet mee om tussen de ‘soundbites’ van de 21ste eeuw gepaste aandacht op te brengen voor de stukken van honderd jaar geleden. Er staat tegenover dat het een verademing is om af en toe, mits in de juiste stemming, zo’n oerdegelijk, zorgvuldig gecomponeerd en doorwrocht vertoog te lezen, in een prachtig Nederlands, vrij van allerlei Angelsaksisch jargon. ‘Trots en twijfel’ laat zich het best gedoseerd lezen. Af en toe een stuk, anders dreigt informatieconstipatie.
Een pareltje is het korte stuk dat de befaamde Leidse hoogleraar cultuurgeschiedenis J. Huizinga in 1922 schreef bij het overlijden van zijn wereldberoemde collega in een totaal ander vakgebied, de sterrenkundige J.C. Kapteyn. Het is het beste van de vele portretten van ‘kopstukken’ in de bundel. De beschouwing Overheid en wetenschap, waarin dezelfde Huizinga drie jaar later inging op ‘het onbehaaglijke gevoel dat de belangen van de wetenschap aan het departement niet veilig zijn’ zou gelezen moeten worden door de kaste van beleidsmakers die nu om de paar jaar het universitaire bestel vertimmeren.
Curiosa bevat de bundel ook. Zo blijkt de PSP-parlementariër Bram van der Lek in de jaren zeventig redacteur van ‘De Gids’ te zijn geweest, evenals de vermaarde, uiterst linkse radiocommentator A.L. Constandse. Deze spuwt zijn gal over de eerste maanreis (‘het begin van het einde der aarde’). Van Simon Vinkenoog zijn zeven warrige ‘Buitengaatse berichten’ uit 1984 opgenomen. Uit hetzelfde jaar komt een uiterst korte, maar daarom niet minder hoogdravende verhandeling over het Opperwezen en de constante van Planck door Harry Mulisch. Er staan prachtige gedichten in van Gerrit Achterberg en mooie, ook nu nog hoogst actuele stukken van Leo Vroman en Gerrit Krol. Van Lucebert is er helaas alleen een tekening (‘Over de zwaarte van het licht’).
‘Trots en twijfel’ is samengesteld door Frans Saris en Rob Visser, beiden hoogleraar in Leiden. De eerste is tevens de huidige exacte man bij ‘De Gids’. Ze zullen er een stevige kluif aan hebben gehad om de bijna 9 duizend wetenschapspagina’s die ‘De Gids’ in de twintigste eeuw produceerde tegen het licht te houden, teneinde er voor ons het beste uit te selecteren. We zullen ze dan ook maar niet kwalijk nemen dat de biografische gegevens van de auteurs wat magertjes zijn uitgevallen, en dat ze hebben nagelaten hier en daar eens een voor het huidige lezerspubliek broodnodige voetnoot toe te voegen.
Frans Saris en Rob Visser, ‘Trots en twijfel – kopstukken uit de Nederlandse natuurwetenschap van de twintigste eeuw.’ Meulenhoff. ISBN 90 290 7589 9. 528 p., 29,95 euro.
‘De Gids’ is een van de oudste en tegelijk meest eerbiedwaardige tijdschriften van Nederland. Het lezen ervan is iets voor een elite, en het schrijven ervoor niet minder. Weinig bekend is dat het literair-culturele blad dat ‘De Gids’ sinds 1837 is, altijd vrij veel exacte wetenschap in zijn kolommen heeft gedaan. Zo’n tien procent van de inhoud had en heeft daarmee te maken. In de begintijd ging het om artikelen waarin iets werd uitgelegd, maar gaandeweg werden het vooral beschouwingen over de maatschappelijke en filosofische implicaties van wetenschappelijke of technologische ontwikkelingen.
De ‘Gids’-artikelen over deze onderwerpen zijn uiteraard niet geschreven door de eerste de beste pennenlikker. Integendeel, de crème de la crème van de Nederlandse bètascribenten is in ‘De Gids’ aan te treffen. Het blad kan er zelfs op bogen sinds 1893 de meest eminente persoonlijkheden uit de wetenschap binnen de redactiegelederen te hebben gehad. Persoonlijkheden zoals de NatLab-directeur H.G. Casimir, of E.J. Dijksterhuis, wiens geschiedschrijving over ‘de mechanisering van het wereldbeeld’ wereldfaam geniet.
Nu de twintigste eeuw, die periode van doorbraken bij uitstek, achter ons ligt, is er onder de titel ‘Trots en twijfel’ een bloemlezing verschenen. Het eerste artikel is een stuk over evolutietheorie uit 1902, van de Utrechtse hoogleraar dierkunde A.A.W. Hubrecht, die de eerste bètaredacteur van ‘De Gids’ was. Het laatste, een vraaggesprek met de schrijvende bioloog Tijs Goldschmidt, stamt uit 1999 en is geschreven door Judith Herzberg – de enige van de 44 auteurs die geen man is.
Inspanning
Overigens zal dat niet de enige reden zijn dat het voor de hedendaagse lezer een stuk lichter te verteren is dan de oudere artikelen. ‘De Gids’ heeft altijd de nodige inspanning van zijn lezers gevergd, en het valt niet mee om tussen de ‘soundbites’ van de 21ste eeuw gepaste aandacht op te brengen voor de stukken van honderd jaar geleden. Er staat tegenover dat het een verademing is om af en toe, mits in de juiste stemming, zo’n oerdegelijk, zorgvuldig gecomponeerd en doorwrocht vertoog te lezen, in een prachtig Nederlands, vrij van allerlei Angelsaksisch jargon. ‘Trots en twijfel’ laat zich het best gedoseerd lezen. Af en toe een stuk, anders dreigt informatieconstipatie.
Een pareltje is het korte stuk dat de befaamde Leidse hoogleraar cultuurgeschiedenis J. Huizinga in 1922 schreef bij het overlijden van zijn wereldberoemde collega in een totaal ander vakgebied, de sterrenkundige J.C. Kapteyn. Het is het beste van de vele portretten van ‘kopstukken’ in de bundel. De beschouwing Overheid en wetenschap, waarin dezelfde Huizinga drie jaar later inging op ‘het onbehaaglijke gevoel dat de belangen van de wetenschap aan het departement niet veilig zijn’ zou gelezen moeten worden door de kaste van beleidsmakers die nu om de paar jaar het universitaire bestel vertimmeren.
Curiosa bevat de bundel ook. Zo blijkt de PSP-parlementariër Bram van der Lek in de jaren zeventig redacteur van ‘De Gids’ te zijn geweest, evenals de vermaarde, uiterst linkse radiocommentator A.L. Constandse. Deze spuwt zijn gal over de eerste maanreis (‘het begin van het einde der aarde’). Van Simon Vinkenoog zijn zeven warrige ‘Buitengaatse berichten’ uit 1984 opgenomen. Uit hetzelfde jaar komt een uiterst korte, maar daarom niet minder hoogdravende verhandeling over het Opperwezen en de constante van Planck door Harry Mulisch. Er staan prachtige gedichten in van Gerrit Achterberg en mooie, ook nu nog hoogst actuele stukken van Leo Vroman en Gerrit Krol. Van Lucebert is er helaas alleen een tekening (‘Over de zwaarte van het licht’).
‘Trots en twijfel’ is samengesteld door Frans Saris en Rob Visser, beiden hoogleraar in Leiden. De eerste is tevens de huidige exacte man bij ‘De Gids’. Ze zullen er een stevige kluif aan hebben gehad om de bijna 9 duizend wetenschapspagina’s die ‘De Gids’ in de twintigste eeuw produceerde tegen het licht te houden, teneinde er voor ons het beste uit te selecteren. We zullen ze dan ook maar niet kwalijk nemen dat de biografische gegevens van de auteurs wat magertjes zijn uitgevallen, en dat ze hebben nagelaten hier en daar eens een voor het huidige lezerspubliek broodnodige voetnoot toe te voegen.
Frans Saris en Rob Visser, ‘Trots en twijfel – kopstukken uit de Nederlandse natuurwetenschap van de twintigste eeuw.’ Meulenhoff. ISBN 90 290 7589 9. 528 p., 29,95 euro.

Comments are closed.