In de Delta van 12 januari wordt als werkloosheidscijfer voor fysici 23 procent genoemd. Tevens wordt gesteld dat promoveren ongunstig is voor de positie op de arbeidsmarkt.
Dit beeld dient gecorrigeerd te worden. Onder druk van de studieduurbeperking zal de student in de laatste maanden van de studie zeer veel tijd geven aan het afronden van de afstudeeropdracht.
Verder willen ze daarna nogal eens ‘uitblazen’. De natuurkundestudent is immers de hardst studerende student zoals we onlangs in de krant konden lezen, bovendien is zijn/haar studieduur één van de kortste in Delft. Het solliciteren gebeurt daardoor meestal pas echt nà het afstuderen. Nog sterker is dat het geval bij aio’s aan het eind van hun vierjarig contract. Menigeen rondt het proefschrift af drie tot zes maanden na afloop.
Daarom is het zinloos de werkloosheidscijfers van direct na het afstuderen (23 procent) te gebruiken. In het rapport beklemtonen wij ook het gebruik van de cijfers voor twaalf maanden nà afstuderen/aio-contract. Dan is de werkloosheid zes procent bij niet gepromoveerden en drie procent bij gepromoveerden. Op zich zijn deze getallen wel ongeveer vier keer hoger dan vier jaar geleden, maar toch betekent het dat 95 procent van de fysici een baan heeft na één jaar.
Uiteindelijk is het tevens zo dat voor een fysicus het promoveren juist wèl gunstig is voor de positie op de arbeidsmarkt. Bovendien komen gepromoveerden veel meer dan eerstefase-fase afstudeerders op academisch niveau (98 tegen 80 procent) en in onderzoek en ontwikkeling (82 tegen 42 procent) te werken. Alleen financieel loont promoveren niet, het mediane salaris voor fysici die in hetzelfde jaar in de eerstefase-fase afstuderen is vijf jaar later hetzelfde voor de wel- en niet-gepromoveerden.
Prof.ir. C.J.Hoogendoorn,
hoogleraar theoretische en toegepaste natuurkunde, en voorzitter van de commissie werkgelegenheid fysici van de Nederlandse Natuurkundige Vereniging.
In de Delta van 12 januari wordt als werkloosheidscijfer voor fysici 23 procent genoemd. Tevens wordt gesteld dat promoveren ongunstig is voor de positie op de arbeidsmarkt. Dit beeld dient gecorrigeerd te worden. Onder druk van de studieduurbeperking zal de student in de laatste maanden van de studie zeer veel tijd geven aan het afronden van de afstudeeropdracht.
Verder willen ze daarna nogal eens ‘uitblazen’. De natuurkundestudent is immers de hardst studerende student zoals we onlangs in de krant konden lezen, bovendien is zijn/haar studieduur één van de kortste in Delft. Het solliciteren gebeurt daardoor meestal pas echt nà het afstuderen. Nog sterker is dat het geval bij aio’s aan het eind van hun vierjarig contract. Menigeen rondt het proefschrift af drie tot zes maanden na afloop.
Daarom is het zinloos de werkloosheidscijfers van direct na het afstuderen (23 procent) te gebruiken. In het rapport beklemtonen wij ook het gebruik van de cijfers voor twaalf maanden nà afstuderen/aio-contract. Dan is de werkloosheid zes procent bij niet gepromoveerden en drie procent bij gepromoveerden. Op zich zijn deze getallen wel ongeveer vier keer hoger dan vier jaar geleden, maar toch betekent het dat 95 procent van de fysici een baan heeft na één jaar.
Uiteindelijk is het tevens zo dat voor een fysicus het promoveren juist wèl gunstig is voor de positie op de arbeidsmarkt. Bovendien komen gepromoveerden veel meer dan eerstefase-fase afstudeerders op academisch niveau (98 tegen 80 procent) en in onderzoek en ontwikkeling (82 tegen 42 procent) te werken. Alleen financieel loont promoveren niet, het mediane salaris voor fysici die in hetzelfde jaar in de eerstefase-fase afstuderen is vijf jaar later hetzelfde voor de wel- en niet-gepromoveerden.
Prof.ir. C.J.Hoogendoorn,
hoogleraar theoretische en toegepaste natuurkunde, en voorzitter van de commissie werkgelegenheid fysici van de Nederlandse Natuurkundige Vereniging.
Comments are closed.