Militante pedofielen kunnen voortaan eenvoudig worden weggestuurd van de opleiding pedagogie. En wie te lomp is, moet stoppen met zijn geneeskundeopleiding. Dat is te danken aan één van de vele wijzigingen in de Wet op het hoger onderwijs (WHW) en onderzoek.
De oud-staatssecretarissen Nijs en Rutte van hoger onderwijs (VVD) hadden de in 1992 ingevoerde WHW het liefst integraal bij het grofvuil gezet. Maar critici als de universiteiten en de Onderwijsraad waren bang dat het hoger onderwijs dan ontwricht zou raken.
Toen voormalig minister Plasterk aantrad, heeft hij de wet niet weggegooid, maar stukje bij beetje aangepast. De belangrijkste wijzigingen die hij door het parlement wist te loodsen gingen deze maand in.
Tweede studie
Het wordt duur om na afstuderen aan een tweede bachelor- of masterstudie beginnen: wie al een diploma op zak heeft, betaalt voortaan het ‘instellingscollegegeld’. De universiteiten en hogescholen krijgen voor zulke studenten geen geld meer en mogen daarom zelf bepalen hoeveel collegegeld ze van hen vragen.
Voor dubbelstudenten geldt dit niet. Die mogen hun tweede opleiding de komende drie jaar tegen het lage collegegeld afmaken. Een andere uitzondering zijn studies in het onderwijs of de gezondheidszorg: iedereen mag zich tegen het lage tarief laten omscholen. Oudere studenten hebben ook geluk: wie vóór 1991 een hoger-onderwijsdiploma behaalde, staat niet in de statistieken en mag een tweede studie volgen tegen het wettelijke collegegeld.
Wegwezen
Het staat bekend als het iudicium abeundi. Een student kan halverwege zijn opleiding – of desnoods al aan de poort – worden weggestuurd als hij door zijn gedrag ongeschikt blijkt voor het beroep waarvoor hij leert. Minister Plasterk verwees naar de zaak van de militante pedoseksueel die een pedagogische opleiding wilde volgen, maar ook naar een asociale geneeskundestudent die niemand aan zijn ziekbed wil aantreffen. Instellingen konden zulke studenten eigenlijk altijd al wegsturen, maar er zaten wat juridische haken en ogen aan. Plasterk wilde er geen misverstand over laten bestaan en legde het vast in de WHW.
Goedkeuring
Vanaf 1 januari 2011 hebben universiteiten en hogescholen naar verwachting minder werk aan de keuring van hun opleidingen door accreditatieorganisatie NVAO. Als ze hun algemene onderwijsbeleid en voorzieningen goed op orde hebben, mogen ze hun afzonderlijke opleidingen beperkter laten keuren. Het gebouw en de computerruimte hoeven maar één keer te worden bekeken en niet elke keer als er een opleiding moet worden ‘geaccrediteerd’.
Nu al geldt dat opleidingen langer de tijd krijgen om zich te revancheren, als de NVAO hen afkeurt. In afwachting van een tweede kans mogen ze gewoon doorwerken en nieuwe studenten aannemen. Politici hopen dat opleidingen daardoor minder bang zullen zijn om hun zwakke plekken te tonen en zichzelf werkelijk een spiegel voor te houden. Dat zou de ‘verbeterfunctie’ van het accreditatiestelsel ten goede komen.
In de pijplijn
Er had nog veel meer veranderd kunnen zijn, als het kabinet Balkenende niet was gevallen. Veel voorstellen voor wetswijzigingen zijn ‘controversieel’ verklaard. Zo mag de volgende minister van onderwijs zich buigen over de selectie van studenten aan numerus fixus-opleidingen. En kleinschalige intensieve opleidingen als university colleges krijgen voorlopig geen groen licht om de hoogte van hun collegegeld zelf te bepalen.
Ook de verplichte ‘harde knip’ tussen bachelor- en masteropleiding is uitgesteld. Bijna afgestudeerde bachelors kunnen aan sommige instellingen alvast aan een aansluitende master beginnen, maar minister Plasterk wilde die ‘zachte knip’ afschaffen. Die leidde volgens hem tot ondoordachte keuzes van studenten. Ze zouden uit gemakzucht de vervolgopleiding kiezen, in plaats van zichzelf af te vragen wat ze nu eigenlijk echt willen studeren.
Mohammad Abu Zahra vividly remembers the opening of the Eon power plant, a large-scale test facility located at the Maasvlakte. It was April 3rd of last year when a delegation featuring environment minister, Jacqueline Cramer, travelled by boat to the new power plant to officially open the CO2 capture research facility. Suddenly the delegation found itself surrounded by protesting Greenpeace activists in Zodiacs who were trying to prevent their boat from mooring. “They alleged we were helping Eon to keep using coal, while in fact we were only trying to make the use of coal greener”, Abu Zahra explains. The Maasvlakte facility is TNO’s newest and largest test facility. Previously, TNO had used a smaller set-up in Apeldoorn, which was later moved to Delft, for testing various solvents on a clean gas mixture. Not only is the new facility bigger, it also uses actual flue gas with dust particles and sulphur dioxide (SO2) from the coal-fired power plant for its tests. The installation needs six people for its operation when it filters less than a thousandth part of the total of flue gases from the 400-megawatt plant.
“Abu Zahra has screened both existing processes for CO2 capture, as well as new concepts”, says his PhD supervisor, prof.dr. Peter Jansens, a former professor of separation technologies at the faculty of Mechanical, Maritime and Materials Engineering. Jansens’ personal favourite is the part in which his PhD student wanted to use coal to absorb the last bit of CO2 from flue gases. “It’s like cleaning up your room. The first bit is relatively easy, but the last part demands most of the energy”, Jansens explains. He therefore welcomed Abu Zahra’s proposal to use the adsorption of coal itself to mop up the last traces of CO2 from the flue gases. Alas, it turned out that more coal was needed for gas cleaning than for firing the plant.
“There is no breakthrough technology”, Abu Zahra says. Nonetheless, he does believe that we need to start applying the technology as soon as possible. “There is a cost involved in emitting CO2 as well”, he says, referring to the hidden costs of climate change.
The process’ costs both in energy and euros are frankly deterring. Repeated heating and cooling of the solvent that captures CO2 from the flue gases requires a substantial part of the heat generated by the power plant. A full-sized capture facility will lower a plant’s efficiency by 8-11 percentage points, while the plant’s efficiency will typically fall from 47 to 37-39 percent. Or, as Jansens says, the Netherlands would need four additional power plants to make up for the energy loss in capture. Nevertheless, the process can be made more energy-efficient. Abu Zahra estimates that the energy demand can be lowered from 4 to 3,5 gigajoule per tonne of CO2. Apart from energy, CO2 capture costs a lot of money as well. Abu Zahra estimates current capture costs at 50-70 euro per tonne. Add another 10-15 euro for transport and storage and you’re looking at roughly 80 euro per tonne. “This is not a technology that will bring you benefits”, he dryly remarks.
Still there is hope in scales. Researchers often refer to the analogy of SO2 filtration of flue gases in the 1980s. Initially those costs were $100 per tonne, but the price has now come down to $20 or less.
In his new job at the IEA greenhouse gas R&D programme, Abu Zahra urges governments and industries to push the technology along to a full-sized demo by 2013. Money could come from carbon credits, CO2 taxes, revenues from enhanced oil and gas recovery or subsidies.
Where does he think this first ‘clean coal plant’ will be opened? China, he says. “Europe developed the technology but then got stuck in discussions. China might surge ahead, so that eventually we will need to buy the technology from them.”
PhD thesis: Mohammad Abu Zahra, ‘Carbon Dioxide Capture from Flue Gas’, October 13, 2009.
De oud-staatssecretarissen Nijs en Rutte van hoger onderwijs (VVD) hadden de in 1992 ingevoerde WHW het liefst integraal bij het grofvuil gezet. Maar critici als de universiteiten en de Onderwijsraad waren bang dat het hoger onderwijs dan ontwricht zou raken.
Toen voormalig minister Plasterk aantrad, heeft hij de wet niet weggegooid, maar stukje bij beetje aangepast. De belangrijkste wijzigingen die hij door het parlement wist te loodsen gingen deze maand in.
Tweede studie
Het wordt duur om na afstuderen aan een tweede bachelor- of masterstudie beginnen: wie al een diploma op zak heeft, betaalt voortaan het ‘instellingscollegegeld’. De universiteiten en hogescholen krijgen voor zulke studenten geen geld meer en mogen daarom zelf bepalen hoeveel collegegeld ze van hen vragen.
Voor dubbelstudenten geldt dit niet. Die mogen hun tweede opleiding de komende drie jaar tegen het lage collegegeld afmaken. Een andere uitzondering zijn studies in het onderwijs of de gezondheidszorg: iedereen mag zich tegen het lage tarief laten omscholen. Oudere studenten hebben ook geluk: wie vóór 1991 een hoger-onderwijsdiploma behaalde, staat niet in de statistieken en mag een tweede studie volgen tegen het wettelijke collegegeld.
Wegwezen
Het staat bekend als het iudicium abeundi. Een student kan halverwege zijn opleiding – of desnoods al aan de poort – worden weggestuurd als hij door zijn gedrag ongeschikt blijkt voor het beroep waarvoor hij leert. Minister Plasterk verwees naar de zaak van de militante pedoseksueel die een pedagogische opleiding wilde volgen, maar ook naar een asociale geneeskundestudent die niemand aan zijn ziekbed wil aantreffen. Instellingen konden zulke studenten eigenlijk altijd al wegsturen, maar er zaten wat juridische haken en ogen aan. Plasterk wilde er geen misverstand over laten bestaan en legde het vast in de WHW.
Goedkeuring
Vanaf 1 januari 2011 hebben universiteiten en hogescholen naar verwachting minder werk aan de keuring van hun opleidingen door accreditatieorganisatie NVAO. Als ze hun algemene onderwijsbeleid en voorzieningen goed op orde hebben, mogen ze hun afzonderlijke opleidingen beperkter laten keuren. Het gebouw en de computerruimte hoeven maar één keer te worden bekeken en niet elke keer als er een opleiding moet worden ‘geaccrediteerd’.
Nu al geldt dat opleidingen langer de tijd krijgen om zich te revancheren, als de NVAO hen afkeurt. In afwachting van een tweede kans mogen ze gewoon doorwerken en nieuwe studenten aannemen. Politici hopen dat opleidingen daardoor minder bang zullen zijn om hun zwakke plekken te tonen en zichzelf werkelijk een spiegel voor te houden. Dat zou de ‘verbeterfunctie’ van het accreditatiestelsel ten goede komen.
In de pijplijn
Er had nog veel meer veranderd kunnen zijn, als het kabinet Balkenende niet was gevallen. Veel voorstellen voor wetswijzigingen zijn ‘controversieel’ verklaard. Zo mag de volgende minister van onderwijs zich buigen over de selectie van studenten aan numerus fixus-opleidingen. En kleinschalige intensieve opleidingen als university colleges krijgen voorlopig geen groen licht om de hoogte van hun collegegeld zelf te bepalen.
Ook de verplichte ‘harde knip’ tussen bachelor- en masteropleiding is uitgesteld. Bijna afgestudeerde bachelors kunnen aan sommige instellingen alvast aan een aansluitende master beginnen, maar minister Plasterk wilde die ‘zachte knip’ afschaffen. Die leidde volgens hem tot ondoordachte keuzes van studenten. Ze zouden uit gemakzucht de vervolgopleiding kiezen, in plaats van zichzelf af te vragen wat ze nu eigenlijk echt willen studeren.
Comments are closed.