Campus

‘We zitten nu in de voorhoede’

Hoogleraar windenergie prof.dr.ir. Gijs van Kuik neemt afscheid op het moment dat de prijs voor offshore windenergie de bodem bereikt. “Het verrast iedereen hoe snel het nu gaat.”

Mag ik uw handen eens zien? Ik had meer eelt en schrammen verwacht van het beeldhouwer.
“Als je het goed doet, krijg je geen eelt. Ik heb wel een blauwe plek onder mijn duimnagel, maar dat komt doordat die tussen een deur zat.”

Het contrast tussen ideeën uitbeelden in steen en het energie vangen uit wind had niet groter kunnen zijn. Is dat een bewuste keuze?
“Ze hebben meer met elkaar gemeen dan je denkt. Goed onderzoek doen is een sloom proces, vind ik. Je moet inspiratie hebben, maar ook werken, uren maken en oefenen. In beide gevallen heb je de uitdaging om er iets moois van te maken. Een publicatie, een experiment en de wiskunde moeten gewoon mooi zijn. Elegant en alle rommel eraf. Er zitten meer overeenkomsten tussen beeldhouwen en onderzoek dan je denkt.”

Even terug naar het begin. U studeerde in 1976 af bij de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek. Ik begrijp dat u een activistisch student was.
“Behoorlijk ja. Ik was lid van de toenmalige vooruitstrevende studentenbeweging A.A.G. en ik was actief in de onderwijscommissie, de faculteitsraad en het faculteitsbestuur. We organiseerden studentenbijeenkomsten over onderwijsvragen. We vergeleken colleges met elkaar en zagen veel overlap. Dat hebben we gepubliceerd. Ik kreeg de wind van voren. ‘Gijs van Kuik liegt’ stond er met koeienletters in het faculteitsblad. In het volgende nummer volgde met veel kleinere letters een excuus, blijkbaar hadden we wel gelijk.”

Waarom wilde u meedoen in al die bestuursorganen?
“Wat dreef de studentenbeweging? Het moest gewoon anders. Wij wilden meer zeggenschap en nieuwe richtingen uit met hoe de universiteit gerund wordt. Daar deed ik ijverig aan mee. Dan moet je verantwoordelijkheid nemen. En zitting nemen in ‘duffe organen’ als onderwijscommissie, faculteitsraad en dergelijke.”

Na het afstuderen ging u onderzoek doen naar windenergie, dat nauwelijks bestond. Vanwaar die keuze?
“Ik speelde als jongetje graag met vliegtuigjes en zo ben ik hier terechtgekomen. Gaandeweg mijn studie kwam ik er achter dat ik geen vliegtuigen wilde maken. Dat was niet mijn toekomst.”

Waarom wilde u geen vliegtuigen maken?
“Ik vond, net als velen in die tijd, het niet goed om te werken aan een onderwerp dat zo dicht gelieerd was aan leger en defensie. Dat wilde ik niet. Na mijn kandidaats heb ik overwogen om over te stappen naar natuurkunde, maar heb dat niet gedaan. Ik ben doorgegaan met de meest natuurkundige afstudeerrichting binnen deze faculteit. Dat was theoretische aerodynamica. Daar werd ik weer blij van.”

Theoretische aerodynamica, dat is ingewikkeld toch?
“Ja, maar dat geeft niet. We hadden net de oliecrisis achter de rug met alles er omheen. Theo van Holten startte hier een vakgroep windenergie en hij vroeg collega Gerard van Bussel en mij in zijn groep. Voor mij was dat een perfecte match met een nieuwe tak van sport. Dat kon ik me niet beter wensen.”

Wat waren in die tijd de onderwerpen voor onderzoek?
“Van Holten wilde een rotor ontwikkelen die veel meer zou opbrengen dan gebruikelijk was. Dat leidde bijvoorbeeld tot hulpvleugels aan het einde van de rotortips. Die vormen samen een kunstmatige ringvleugel die ervoor zorgt dat meer luchtmassa langs de rotor stroomt. We konden er zo inderdaad meer energie uit halen, alleen was al die extra energie nodig om de weerstand van die hulpvleugels te overwinnen. Daar kwamen we niet doorheen.”

Je ziet het tegenwoordig wel toch, zo’n eindtip?
“Ja, sommige modellen hebben zo’n klein vinnetje. Maar dat is niet het zelfde. Voor extra energie zijn die te klein. Wij zijn doorgegaan met rotor aerodynamica. Er kwamen mensen bij van materialen & constructies en van aero-elasticiteit.”

Was er contact met de industrie? Ik herinner me alleen de kleine blauwe windmolens van Lagerwey .
“Lagerwey was de eerste in Nederland, daarna kwamen er veel meer pionierende bedrijfjes. Bouma is lang succesvol geweest, en later overgenomen door Nedwind. We hadden Van de Pol, een fabrikant van landbouwmachines, die Polenco windturbines maakte van staal. Nedwind is uiteindelijk overgenomen door het Deense bedrijf Vestas. Toen was alles weg, behalve Lagerwey. Dat is nu na een paar faillissementen terug met megawatt machines. Uit één van die faillissementen is Darwind ontstaan dat opgekocht is door het Chinese bedrijf Xemc. En nu is er ook 2-B Energy, vernoemd naar de twee bladen. Die turbine is speciaal ontworpen voor offshore toepassing.”

Mijn indruk dat we in Nederland nauwelijks een industrie hebben op windenergie klopt dus niet?
“Nee, dat klopt niet. Je kunt wel zeggen dat de Nederlandse windindustrie een stuk kleiner is dan de Deense of de Duitse.”

Waarom is de windindustrie in Nederland kleiner?
“Die andere landen hebben een veel betere thuismarkt gehad.”

Is dat omdat windenergie daar gestimuleerd werd?
“Jazeker. In Denemarken moet je goed zoeken naar een niet-Deense turbine.”

Is dat marktbescherming van de Denen?
“Dat mag je natuurlijk nooit zo zeggen. Ze hadden gewoon een goed imago. Dan is het logisch dat een Deense boer een Deense turbine koopt.”

Tot 1996 was windenergie in Nederland een marginaal gebeuren. Er stond hooguit tien procent van wat er nu staat. Hoe hield u de moed erin?
“Goed koppig wezen. Je moet je realiseren dat wij, net als veel andere Delftse onderzoeksgroepen, internationaal werken. Daardoor hadden wij er niet rechtstreeks last van dat de Nederlandse markt achterbleef. Als je nieuwe materialen test is dat open onderzoek. We hebben altijd meegedraaid in grote Europese programma’s. Vaak in samenwerking met Denen en Duitsers.”

Staat het onderzoek los van de industrie?
“Niet helemaal, want een groot deel van de financiering van promovendi komt uit Nederlandse bronnen. Maar op een of andere manier heeft de overheid een stimuleringsprogramma in de lucht gehouden. De markt ging moeizaam, maar op gezette tijden was er wel geld voor technologieontwikkeling. In Den Haag dacht men: als je technologie stimuleert, dan komt de markt vanzelf. Zo werkt dat dus niet.”

Wat ontbrak er aan?
“Een overheid die windenergie wil en eraan meewerkt met logische financieringsinstrumenten. De overheid had moeten besluiten langjarig windenergie te ondersteunen. Maar in Europa was Nederland berucht vanwege het zomaar stoppen van subsidieregelingen. Dat is meerdere malen gebeurd. Daarom wilde niemand hier investeren. Dat was in Denemarken en Duitsland echt anders.”

Wat dat betreft komt de wind nu uit een andere hoek sinds minister Kamp 5 offshore windparken van 700 megawatt heeft gepland.
“Gelukkig wel ja. Plotseling zitten we in de voorhoede. Er worden dus vijf windcentrales gebouwd, ieder met het vermogen van een grote kolencentrale. Mooi toch.”

Vanwaar die omslag?
“We zullen wel moeten. We hebben ook het Kyoto- en Parijsprotocol ondertekend. We zijn verplichtingen aangegaan met Brussel en Nederland is op Malta na het vieste jongetje van de klas qua energiehuishouding. Het kabinet moet nu wel iets doen. We zijn blij met minister Kamp die het Energieakkoord heeft ingesteld. We gaan waarschijnlijk net op tijd ons gezicht redden. Wat ook geholpen heeft is dat Nederlandse offshorebedrijven voor andere landen windparken op zee aanleggen. Plotseling is nu ook VNO-NCW voor windenergie.”

Is in de offshore-olie niet veel te doen?
“Dat wordt inderdaad minder. Ik denk dat Van Oord en andere offshorebedrijven een stevig woordje hebben gesproken met VNO-NCW. Dat helpt allemaal. Er waait echt een andere wind op dit moment.”

Uw onderzoeksinstituut Duwind voorspelde voor 2030 een prijs van offshore windenergie van zeven cent per kilowattuur. Het Deense bedrijf Dong heeft dat nu al geoffreerd voor het park Borssele. Maakt de Nederlandse industrie nog een kans?
“O, jazeker. Dong is nu een consortium aan het vormen. Nederlandse bedrijven kunnen bij hen offreren. Tot nu toe zochten bedrijven elkaar eerst op en brachten als consortium een bod uit, vaak na overleg met het ministerie. Dat levert natuurlijk niet de laagste prijs op. Daar komt bij: er is door partijen als Dong en Vattenfall veel ervaring opgedaan met de aanleg van windparken op de Noordzee. Zij beheersen dat proces nu heel precies. Het derde is: de windturbines zijn veel groter geworden, en daardoor beter en goedkoper. Dat werkt allemaal samen. Maar het verrast iedereen, mij ook, dat het zo snel gaat. Nog even en windenergie is de goedkoopste.”

Op 7 december neemt Gijs van Kuik afscheid met een symposium over veertig jaar windenergie. ‘s Middags houdt hij in de aula zijn afscheidsrede met als titel: ‘Windverwachting: zet je schrap’

CV
CV

CV

Gijs van Kijk (Mierlo, 1951) speelde als jongetje met vliegtuigjes en ging luchtvaart- en ruimtevaarttechniek studeren in Delft. Na een activistische studententijd studeerde hij in 1976 af. Aansluitend werkte hij, samen met Gerard van Bussel, als onderzoeker windenergie in de groep van prof.dr.ir. Theo van Holten. Hij promoveerde in 1991 aan de TU Eindhoven en ging werken bij Stork Product Engineering aan windenergietechnologie.

In 1998 keerde hij terug naar Delft als hoogleraar in de windenergie. Twee jaar later werd hij ook wetenschappelijk directeur van het interfacultaire onderzoeksinstituut Duwind. Vanaf 2006 nam prof.dr.ir. Gerard van Bussel de leiding van de eigen sectie over en legde Van Kuik zich toe op Duwind. In 2001 is Van Kuik gaan beeldhouwen, bij voorkeur in harde steen. Zijn werk Hersengolf hangt

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.