Education

‘We gaan niet alles van bovenaf regisseren’

Toen eind vorig jaar de benoeming van de Nederlandse ambassadeur in China tot collegevoorzitter van de TU Delft bekend werd, wekte dat verbazing. De nieuwe man had geen technische achtergrond, en de raad van toezicht zou door de knieën zijn gegaan voor Plasterks ingrijpen in de topsalarissen.

Anderhalve maand na zijn aantreden is Dirk Jan van den Berg zelf aan het woord. Over zijn beeld van de TU Delft, zijn studententijd, de kwestie Tibet en de gedroomde rol van ‘meewerkend voorman’.

U bent sinds 1 maart in functie. Wat hebt u aangetroffen en welke zaken gaat u aanpakken?

“Het is echt niet gratuit wat ik nu zeg. Ik heb veel commitment waargenomen. Het is inspirerend om de mensen hier aan het werk te zien. Dat is iets anders dan op de departementen. Hier zie je veel meer passie in het werk zelf. Iets anders wat ik heb vastgesteld, is dat er goede keuzes zijn gemaakt door mijn voorganger Hans van Luijk. De TU Delft is nu corporate. De faculteiten beseffen dat ze bij elkaar horen. Het succes van de één is ook het succes van de ander. De reorganisatie van de ondersteunende diensten is nog niet perfect. Maar de koers is goed. Die interne oriëntatie van de laatste vier â zes jaar blijven we aandacht geven. Maar nu komt de kop erop. We gaan ons meer extern oriënteren. Mijn voorganger had daar ook oog voor, maar de tijd was gewoon op. We zullen de TU verder op de kaart moeten zetten. In de eerste plaats bij de bestuurlijke lagen in de directe omgeving: Rotterdam, Den Haag en de provincie. Nationaal de verschillende departementen: OCW, EZ, Landbouw, Verkeer en Waterstaat, VROM. Ik wil de betrekkingen stevig aanhalen en opfrissen. En de relaties met het bedrijfsleven. Daar zit Delft traditioneel goed in.”

Is dat ook een kwestie van corporate opereren, dat het college van bestuur er zelf op uit trekt?

“We gaan niet alles van bovenaf regisseren, waarbij het college dan zegt: ‘Gij zult dit en gij zult dat’, en de wetenschappers verantwoording moeten afleggen. Het is geen top-down-model. Maar het wordt wel een strategische oriëntatie, waarbij het college bijvoorbeeld een rol kan spelen bij het vinden van financiering van onderzoek, of het verbreden van bestaande geldstromen. Het bedrijfsleven hoort daar bij. Als ik daar iets hoor, breng ik het naar beneden in de organisatie. Maar het is ook nuttig als men mij meldt: ‘Dit is een veelbelovend contact’. Het college van bestuur kan daar dan op af stappen samen met decaan. Dat spel moeten we spelen.”

U heeft in Groningen econometrie gestudeerd in de jaren zeventig. Wat was u voor student?

“Mijn studietijd in Groningen valt in twee delen uiteen. In de eerste vier jaar nam ik zeer actief deel aan het verenigingsleven. Na die vier jaar haalde ik mijn kandidaats. Toen maakte ik een bekering door als die van Saulus naar Paulus. Ik dacht: ik heb nu mijn kandidaats, maar ik weet nog zo weinig. Toen ben ik gaan aanpakken. Ik kreeg destijds algemene economie van professor Simon Kuipers. Die gaf me drieduizend bladzijden op. Daar kreeg ik twee maanden voor. Aan het eind van die twee maanden was ik nog nergens, en ik vroeg er een maandje bij. Hij was niet verbaasd. Voor het tentamen – mondeling, zo weinig econometriestudenten waren er – slaagde ik, en hij vroeg me als student-assistent. Dat heb ik twee jaar gedaan. Ik werkte aan de multisectoranalyse van de Nederlandse economie onder leiding van Arie van der Zwan. In die periode was ik veel meer op de universiteit te vinden.”

Was u ook politiek actief?

“Alleen op de sociëteit. Dat was erg belangrijk voor mijn persoonlijke vorming.”

Kunt u zich in de huidige studentengeneratie verplaatsen?

“Ik geloof dat wij van de oudere generatie bestuurders iets te veel vanuit onze eigen studietijd naar het onderwijs kijken. Ik ben geen onderwijsexpert. Toch vraag ik mij af: leven wij ons voldoende in de studenten in? Deze generatie is gewend zeer interactief en intensief met informatie om te gaan. Dus geen lange verhalen zoals in de cultuur van de jaren zestig gebruikelijk was. In het verenigingsleven hier ben ik veel enthousiasme tegengekomen. Ik heb afgesproken dat ik twee keer per jaar een groep uit de studieverenigingen ontmoet. Ik stel me dus open voor de studenten.”

Er is in Delft een forse kloof tussen Nederlandse en buitenlandse studenten. Wat gaat u daaraan doen?

“Dat is inderdaad een serieus probleem. Ik heb dat ook aangekaart bij de studieverenigingen. Er ligt de kans om aan deze universiteit mensen uit allerlei andere landen te ontmoeten: China, India, noem maar op. Daar kunnen prachtige vriendschappen voor het leven uit voortkomen. Dat is een enorme rijkdom aan de TU. Maar in de praktijk werkt het vaak niet zo goed. Ik wil de integratie actief stimuleren. Ik hoop ook dat de studieverenigingen zullen meewerken, bijvoorbeeld door ontmoetingen te koppelen aan hun ledenvergaderingen. Ook hoop ik dat door het Mekelpark de campus wat gezelliger wordt, en dat er meer ontmoetingsplaatsen ontstaan.”

Hoe gaat u het groeiende aantal Nederlandse en buitenlandse studenten opvangen? Gaat u bijbouwen of de toestroom afremmen?

“Er zijn diverse scenario’s mogelijk. In ieder geval zijn er duizenden wooneenheden nodig, deels als vervanging. Het overleg met de gemeente heeft een goede wending genomen. Er komt nu schot in de bouwplannen bij de Hammenpoort.

De universiteit moet echter ook rekening houden met de planologische wensen van de gemeente Delft. De gemeenteraad is op bezoek geweest en dat heeft geholpen om elkaar beter te begrijpen. Het college van bestuur gaat nu ook een keer naar de gemeenteraad. Ik hoop dat men daar nu ziet wat de TU voor de gemeente kan betekenen.”

Maar komt er nou wat meer tempo? Want dat was de grote frustratie van uw voorganger.

“Alles heeft zijn tijd nodig. Dat staat ook in functie van het dienen van het gezamenlijk belang. Als je dat niet deelt komt er niets van terecht. Ik ben blij dat we in gesprek zijn.”

Als oud-ambassadeur in China wordt u momenteel veel gevraagd om commentaar over de kwestie Tibet. Wat betekent dit thema voor de TU, die intensief met de Tsing Hua Universiteit in Peking samenwerkt en die veel studenten uit China ontvangt?

“China staat als nooit tevoren open voor invloeden van buitenaf. Het westen kan er dus denkbeelden binnenbrengen. We kunnen dat optimaal benutten. Er zit een zenderkant en een ontvangerkant aan het protest. Het moet natuurlijk wel effectief zijn. De universiteit is niet in eerste instantie de agent voor een politieke boodschap.”

Maar wanneer waarden als persvrijheid en vrijheid van meningsuiting onder een totalitair regime in het geding zijn, zal de universiteit haar positie toch moeten bepalen, omdat die waarden essentieel zijn voor de wetenschapsbeoefening?

“Dat is zo. Overigens, zo totalitair is China nu ook weer niet. De ontwikkelingen in China na de culturele revolutie in de jaren zestig zijn fantastisch geweest. Miljoenen zijn uit de armoede getrokken. Dat is een grote prestatie, ondanks problemen als milieuvervuiling en de grote verschillen tussen rijk en arm. Er kan tegenwoordig veel in China. Totdat de positie van de Communistische Partij en de staat wordt aangetast. Men is bang voor disharmonie en men is bang dat het land uiteenvalt. De territoriale integriteit is heel belangrijk voor de Chinezen.

Het beste wat wij kunnen doen is de Chinezen verwelkomen en laten zien hoe wij ruimte geven aan het vrije woord. En bijvoorbeeld hoe onze studenten met docenten omgaan. Dat is in China heel anders. Studenten durven docenten daar niet makkelijk aan te spreken.”

Een belangrijk punt van kritiek rond uw benoeming in Delft was, dat u geen technische achtergrond heeft.

“Het is waar, die heb ik niet. Maar daar staan gelukkig heel wat andere dingen tegenover. Ik heb door mijn werk op Economische Zaken en als ambassadeur veel affiniteit met vraagstukken van technologische ontwikkeling. Ik geef toe, dat is de beleidskant. Maar toch. Ik ga het komende jaar alle afdelingen van de TU bezoeken. Ik zorg ervoor dat ik over een jaar naar buiten toe kan uitleggen wat hier wordt gedaan.”

U wilt contact met de werkvloer. Hoe gaat u dat doen?

“Het overleg met de ondernemingsraad en de studentenraad is belangrijk. Ik hoop dat de opkomst bij de verkiezingen van de raden de komende maanden groot zal zijn. Maar het formele overleg is niet genoeg. Je moet ook je eigen kanalen en kanaaltjes aanboren. Twee â drie keer per maand wil ik praten met een specifieke groep. De secretaresses. Jonge onderzoekers. Vrouwelijke wetenschappers. Ik eet een broodje met ze om de tafel om te horen wat ze te vertellen hebben.

Een ander plan is een e-mailadres in de sfeer van ‘Vertel het de voorzitter’. Iedere student of medewerker kan het gebruiken. Ik zal niet alle mailtje zelf beantwoorden, maar ik zal ze wel allemaal bekijken.”

Dat klinkt niet erg top-down. Wat voor type bestuurder bent u?

“Als ambassadeur probeerde ik het prototype te zijn van ‘meewerkend voorman’. Met vijfduizend medewerkers hier aan de TU is dat moeilijk te realiseren. Maar ik wil wel contact met degenen die de organisatie dragen: medewerkers en studenten.”

U gaat zich de komende tijd bezighouden met de evaluatie van de OOD-operatie. In de hoorzittingen van de OR is nogal vaak naar voren gebracht dat het managementmodel teveel top-down zou zijn.

“Er is een groot verschil tussen top-down en centraal-decentraal. Centrale ondersteuning is een belangrijke voorwaarde voor verbetering. Sommige dingen, zoals de automatische afhandeling van facturen moet je centraal regelen. Maar dat wil helemaal niet zeggen dat college van bestuur en management top-down moeten opereren. Wel moeten ze natuurlijk de kaders aangeven. Daarbij hecht ik veel waarde aan de groepsraad, waar ik met de decanen overleg.”

U maakte in de OR de olijke opmerking dat het hier geen ‘decanenrepubliek’ blijkt te zijn, zoals sommigen u hadden voorspeld. Toch zit een decaan in de groepsraad natuurlijk niet alleen aan het belang van de hele TU te denken, maar wil hij ook voor zijn faculteit het beste eruit slepen.

“Als je niet iedereen tevreden kunt stellen moet je in alle openheid uiteindelijk toch een knoop doorhakken. Dat kan alleen door een zuiver en helder besluitvormingsproces. Decanen die niet het onderste uit de kan hebben gekregen zullen dan toch zeggen: het is in ieder geval netjes gegaan. Ik geloof echt in de decanen.”
Wie is Dirk Jan van den Berg?

Dirk Jan van den Berg (53) was sinds 2005, voordat hij werd benoemd tot collegevoorzitter van de TU Delft, Nederlands ambassadeur in China. Van den Berg heeft geen technische achtergrond, maar is wel thuis in de wiskunde: in 1980 studeerde hij in Groningen cum laude af als econometrist. Daarna volgde hij een postacademische opleiding aan de prestigieuze école Nationale d’Administration in Parijs.

In 1980 begon hij aan een lange loopbaan bij de rijksoverheid. Eerst op het ministerie van Economische Zaken waar hij in 1989 plaatsvervangend directeur-generaal op Buitenlandse Economische Betrekkingen werd en later op Industrie.

In 1992 stapte hij over naar Buitenlandse Zaken om daar secretaris-generaal te worden. Onder zijn leiding werd het departement grootscheeps gereorganiseerd. In 2001 werd hij Permanent Vertegenwoordiger van Nederland bij de Verenigde Naties en in 2005 werd hij benoemd als ambassadeur in Peking, totdat hij door de raad van toezicht van de TU Delft werd benaderd met het verzoek of hij de scheidende collegevoorzitter Hans van Luijk wilde opvolgen.

U bent sinds 1 maart in functie. Wat hebt u aangetroffen en welke zaken gaat u aanpakken?

“Het is echt niet gratuit wat ik nu zeg. Ik heb veel commitment waargenomen. Het is inspirerend om de mensen hier aan het werk te zien. Dat is iets anders dan op de departementen. Hier zie je veel meer passie in het werk zelf. Iets anders wat ik heb vastgesteld, is dat er goede keuzes zijn gemaakt door mijn voorganger Hans van Luijk. De TU Delft is nu corporate. De faculteiten beseffen dat ze bij elkaar horen. Het succes van de één is ook het succes van de ander. De reorganisatie van de ondersteunende diensten is nog niet perfect. Maar de koers is goed. Die interne oriëntatie van de laatste vier â zes jaar blijven we aandacht geven. Maar nu komt de kop erop. We gaan ons meer extern oriënteren. Mijn voorganger had daar ook oog voor, maar de tijd was gewoon op. We zullen de TU verder op de kaart moeten zetten. In de eerste plaats bij de bestuurlijke lagen in de directe omgeving: Rotterdam, Den Haag en de provincie. Nationaal de verschillende departementen: OCW, EZ, Landbouw, Verkeer en Waterstaat, VROM. Ik wil de betrekkingen stevig aanhalen en opfrissen. En de relaties met het bedrijfsleven. Daar zit Delft traditioneel goed in.”

Is dat ook een kwestie van corporate opereren, dat het college van bestuur er zelf op uit trekt?

“We gaan niet alles van bovenaf regisseren, waarbij het college dan zegt: ‘Gij zult dit en gij zult dat’, en de wetenschappers verantwoording moeten afleggen. Het is geen top-down-model. Maar het wordt wel een strategische oriëntatie, waarbij het college bijvoorbeeld een rol kan spelen bij het vinden van financiering van onderzoek, of het verbreden van bestaande geldstromen. Het bedrijfsleven hoort daar bij. Als ik daar iets hoor, breng ik het naar beneden in de organisatie. Maar het is ook nuttig als men mij meldt: ‘Dit is een veelbelovend contact’. Het college van bestuur kan daar dan op af stappen samen met decaan. Dat spel moeten we spelen.”

U heeft in Groningen econometrie gestudeerd in de jaren zeventig. Wat was u voor student?

“Mijn studietijd in Groningen valt in twee delen uiteen. In de eerste vier jaar nam ik zeer actief deel aan het verenigingsleven. Na die vier jaar haalde ik mijn kandidaats. Toen maakte ik een bekering door als die van Saulus naar Paulus. Ik dacht: ik heb nu mijn kandidaats, maar ik weet nog zo weinig. Toen ben ik gaan aanpakken. Ik kreeg destijds algemene economie van professor Simon Kuipers. Die gaf me drieduizend bladzijden op. Daar kreeg ik twee maanden voor. Aan het eind van die twee maanden was ik nog nergens, en ik vroeg er een maandje bij. Hij was niet verbaasd. Voor het tentamen – mondeling, zo weinig econometriestudenten waren er – slaagde ik, en hij vroeg me als student-assistent. Dat heb ik twee jaar gedaan. Ik werkte aan de multisectoranalyse van de Nederlandse economie onder leiding van Arie van der Zwan. In die periode was ik veel meer op de universiteit te vinden.”

Was u ook politiek actief?

“Alleen op de sociëteit. Dat was erg belangrijk voor mijn persoonlijke vorming.”

Kunt u zich in de huidige studentengeneratie verplaatsen?

“Ik geloof dat wij van de oudere generatie bestuurders iets te veel vanuit onze eigen studietijd naar het onderwijs kijken. Ik ben geen onderwijsexpert. Toch vraag ik mij af: leven wij ons voldoende in de studenten in? Deze generatie is gewend zeer interactief en intensief met informatie om te gaan. Dus geen lange verhalen zoals in de cultuur van de jaren zestig gebruikelijk was. In het verenigingsleven hier ben ik veel enthousiasme tegengekomen. Ik heb afgesproken dat ik twee keer per jaar een groep uit de studieverenigingen ontmoet. Ik stel me dus open voor de studenten.”

Er is in Delft een forse kloof tussen Nederlandse en buitenlandse studenten. Wat gaat u daaraan doen?

“Dat is inderdaad een serieus probleem. Ik heb dat ook aangekaart bij de studieverenigingen. Er ligt de kans om aan deze universiteit mensen uit allerlei andere landen te ontmoeten: China, India, noem maar op. Daar kunnen prachtige vriendschappen voor het leven uit voortkomen. Dat is een enorme rijkdom aan de TU. Maar in de praktijk werkt het vaak niet zo goed. Ik wil de integratie actief stimuleren. Ik hoop ook dat de studieverenigingen zullen meewerken, bijvoorbeeld door ontmoetingen te koppelen aan hun ledenvergaderingen. Ook hoop ik dat door het Mekelpark de campus wat gezelliger wordt, en dat er meer ontmoetingsplaatsen ontstaan.”

Hoe gaat u het groeiende aantal Nederlandse en buitenlandse studenten opvangen? Gaat u bijbouwen of de toestroom afremmen?

“Er zijn diverse scenario’s mogelijk. In ieder geval zijn er duizenden wooneenheden nodig, deels als vervanging. Het overleg met de gemeente heeft een goede wending genomen. Er komt nu schot in de bouwplannen bij de Hammenpoort.

De universiteit moet echter ook rekening houden met de planologische wensen van de gemeente Delft. De gemeenteraad is op bezoek geweest en dat heeft geholpen om elkaar beter te begrijpen. Het college van bestuur gaat nu ook een keer naar de gemeenteraad. Ik hoop dat men daar nu ziet wat de TU voor de gemeente kan betekenen.”

Maar komt er nou wat meer tempo? Want dat was de grote frustratie van uw voorganger.

“Alles heeft zijn tijd nodig. Dat staat ook in functie van het dienen van het gezamenlijk belang. Als je dat niet deelt komt er niets van terecht. Ik ben blij dat we in gesprek zijn.”

Als oud-ambassadeur in China wordt u momenteel veel gevraagd om commentaar over de kwestie Tibet. Wat betekent dit thema voor de TU, die intensief met de Tsing Hua Universiteit in Peking samenwerkt en die veel studenten uit China ontvangt?

“China staat als nooit tevoren open voor invloeden van buitenaf. Het westen kan er dus denkbeelden binnenbrengen. We kunnen dat optimaal benutten. Er zit een zenderkant en een ontvangerkant aan het protest. Het moet natuurlijk wel effectief zijn. De universiteit is niet in eerste instantie de agent voor een politieke boodschap.”

Maar wanneer waarden als persvrijheid en vrijheid van meningsuiting onder een totalitair regime in het geding zijn, zal de universiteit haar positie toch moeten bepalen, omdat die waarden essentieel zijn voor de wetenschapsbeoefening?

“Dat is zo. Overigens, zo totalitair is China nu ook weer niet. De ontwikkelingen in China na de culturele revolutie in de jaren zestig zijn fantastisch geweest. Miljoenen zijn uit de armoede getrokken. Dat is een grote prestatie, ondanks problemen als milieuvervuiling en de grote verschillen tussen rijk en arm. Er kan tegenwoordig veel in China. Totdat de positie van de Communistische Partij en de staat wordt aangetast. Men is bang voor disharmonie en men is bang dat het land uiteenvalt. De territoriale integriteit is heel belangrijk voor de Chinezen.

Het beste wat wij kunnen doen is de Chinezen verwelkomen en laten zien hoe wij ruimte geven aan het vrije woord. En bijvoorbeeld hoe onze studenten met docenten omgaan. Dat is in China heel anders. Studenten durven docenten daar niet makkelijk aan te spreken.”

Een belangrijk punt van kritiek rond uw benoeming in Delft was, dat u geen technische achtergrond heeft.

“Het is waar, die heb ik niet. Maar daar staan gelukkig heel wat andere dingen tegenover. Ik heb door mijn werk op Economische Zaken en als ambassadeur veel affiniteit met vraagstukken van technologische ontwikkeling. Ik geef toe, dat is de beleidskant. Maar toch. Ik ga het komende jaar alle afdelingen van de TU bezoeken. Ik zorg ervoor dat ik over een jaar naar buiten toe kan uitleggen wat hier wordt gedaan.”

U wilt contact met de werkvloer. Hoe gaat u dat doen?

“Het overleg met de ondernemingsraad en de studentenraad is belangrijk. Ik hoop dat de opkomst bij de verkiezingen van de raden de komende maanden groot zal zijn. Maar het formele overleg is niet genoeg. Je moet ook je eigen kanalen en kanaaltjes aanboren. Twee â drie keer per maand wil ik praten met een specifieke groep. De secretaresses. Jonge onderzoekers. Vrouwelijke wetenschappers. Ik eet een broodje met ze om de tafel om te horen wat ze te vertellen hebben.

Een ander plan is een e-mailadres in de sfeer van ‘Vertel het de voorzitter’. Iedere student of medewerker kan het gebruiken. Ik zal niet alle mailtje zelf beantwoorden, maar ik zal ze wel allemaal bekijken.”

Dat klinkt niet erg top-down. Wat voor type bestuurder bent u?

“Als ambassadeur probeerde ik het prototype te zijn van ‘meewerkend voorman’. Met vijfduizend medewerkers hier aan de TU is dat moeilijk te realiseren. Maar ik wil wel contact met degenen die de organisatie dragen: medewerkers en studenten.”

U gaat zich de komende tijd bezighouden met de evaluatie van de OOD-operatie. In de hoorzittingen van de OR is nogal vaak naar voren gebracht dat het managementmodel teveel top-down zou zijn.

“Er is een groot verschil tussen top-down en centraal-decentraal. Centrale ondersteuning is een belangrijke voorwaarde voor verbetering. Sommige dingen, zoals de automatische afhandeling van facturen moet je centraal regelen. Maar dat wil helemaal niet zeggen dat college van bestuur en management top-down moeten opereren. Wel moeten ze natuurlijk de kaders aangeven. Daarbij hecht ik veel waarde aan de groepsraad, waar ik met de decanen overleg.”

U maakte in de OR de olijke opmerking dat het hier geen ‘decanenrepubliek’ blijkt te zijn, zoals sommigen u hadden voorspeld. Toch zit een decaan in de groepsraad natuurlijk niet alleen aan het belang van de hele TU te denken, maar wil hij ook voor zijn faculteit het beste eruit slepen.

“Als je niet iedereen tevreden kunt stellen moet je in alle openheid uiteindelijk toch een knoop doorhakken. Dat kan alleen door een zuiver en helder besluitvormingsproces. Decanen die niet het onderste uit de kan hebben gekregen zullen dan toch zeggen: het is in ieder geval netjes gegaan. Ik geloof echt in de decanen.”
Wie is Dirk Jan van den Berg?

Dirk Jan van den Berg (53) was sinds 2005, voordat hij werd benoemd tot collegevoorzitter van de TU Delft, Nederlands ambassadeur in China. Van den Berg heeft geen technische achtergrond, maar is wel thuis in de wiskunde: in 1980 studeerde hij in Groningen cum laude af als econometrist. Daarna volgde hij een postacademische opleiding aan de prestigieuze école Nationale d’Administration in Parijs.

In 1980 begon hij aan een lange loopbaan bij de rijksoverheid. Eerst op het ministerie van Economische Zaken waar hij in 1989 plaatsvervangend directeur-generaal op Buitenlandse Economische Betrekkingen werd en later op Industrie.

In 1992 stapte hij over naar Buitenlandse Zaken om daar secretaris-generaal te worden. Onder zijn leiding werd het departement grootscheeps gereorganiseerd. In 2001 werd hij Permanent Vertegenwoordiger van Nederland bij de Verenigde Naties en in 2005 werd hij benoemd als ambassadeur in Peking, totdat hij door de raad van toezicht van de TU Delft werd benaderd met het verzoek of hij de scheidende collegevoorzitter Hans van Luijk wilde opvolgen.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.