Campus

Wat studenten van je zeggen is het belangrijkst’

Vrijdag neemt prof.ir. Bosgra na 41 jaar afscheid van de TU met een voordracht over de zichtbaarheid van een vrijwel onzichtbaar vak: de systeem- en regeltechniek.

“Per 1 januari wil ik helemaal stoppen met roken. Af en toe neem ik wel eens een sigaret tijdens het uitgaan, maar eigenlijk rook ik vrijwel nooit. Ik sport heel veel, dus in principe maakt dat ene sigaretje niets uit. Maar de drempel is nu gewoon veel te hoog sinds dat rookverbod. Je moet helemaal naar buiten. En als je dan naar zo’n rokershok gaat, steek je natuurlijk al gauw tien sigaretten achter elkaar op. Je wilt niet continu heen en weer lopen.”

Wie is Okko Bosgra?

Prof.ir. Okko Bosgra (1944) is hoogleraar systeem- en regeltechniek van de faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen. Daarnaast is hij onderzoeksadviseur aan dezelfde faculteit en hoogleraar systeem- en regeltechniek bij de faculteiten Werktuigbouw en Elektrotechniek van de TU Eindhoven. Hij was mede-initiator van het in 2004 opgerichte Delft Centre for Systems and Control (DCSC) uit de bundeling van drie afdelingen meet- en regeltechniek van verschillende faculteiten. In 1997 kreeg Bosgra de Leermeesterprijs toegekend van het Universiteitsfonds in Delft. Tijdens zijn loopbaan heeft Bosgra 450 afstudeerders begeleid en 57 promovendi. Afgezien van een deeltijduitstapje als buitengewoon hoogleraar naar de Universiteit Wageningen (1981 – 1985) is Bosgra vanaf zijn afstuderen in 1968 (werktuigbouwkundig ingenieur) altijd in dienst van de TU Delft geweest. Volgende week gaat hij daar, ondanks zijn afscheid, ook gewoon mee door.


Uw vak, systeem- en regeltechniek, houdt dvd-spelers in het spoor en helpt bij aardoliewinning. Maar zodra de techniek werkt, denkt niemand meer aan de regeltechnicus. Is dat de tragiek van uw vak?“Wij zijn geen probleemeigenaar, dat is de tragiek van het vak en de onzichtbaarheid van ons vakgebied. De andere kant van de medaille is dat je je met een hele hoop vakgebieden mag bezighouden. Dat is voor mij altijd het meest boeiende geweest; om ideeën die ergens abstract leven concreet te maken. Laten we de verbeterde oliewinning als voorbeeld nemen. Daar kun je door injectie van water extra olie uit een reservoir persen. Dat kan zo vijf procent schelen. Als je weet dat ze normaal maar 35 tot 40 procent winnen, is dat een hele verbetering. Je moet een wiskundig model maken uit geofysische experimenten, uit seismische metingen of uit de bestudering van hoe de verschillende stromen met elkaar samenhangen. Zo’n model heb je nodig om optimale beslissingen te nemen.”


Maar alweer: de oliewinning komt in de krant, de financiën komen in de aandacht, maar niemand heeft het over de techniek.“Intern natuurlijk wel. Regeltechniek is nooit iets waarmee je geldschieters of pr-mensen overtuigt, want daarvoor zit het op een te abstract niveau. Je moet best wat abstracte denkstappen nemen om te zien wat bijvoorbeeld zo’n verbeterde oliewintechniek over twintig jaar zal opleveren. Mijn ervaring is dat als mensen in hun studie een vak regeltechniek hebben gevolgd, je het ze duidelijk kunt maken. Wie dat niet heeft gehad, houdt er moeite mee, zelfs ervaren ingenieurs. Voor een mijnbouwkundige is verbeterde oliewinning nog steeds petroleumwinning. Wij tillen het op en leggen het naast de sturing van een chemische fabriek of een raffinaderij.”


Wat er ogenschijnlijk ver vanaf staat.“Wat er qua uiterlijke vorm niets mee te maken heeft. Maar als je kijkt naar de vorm van de technieken, de modellering en de vraag naar wanneer het economisch rendabel wordt, dan heb je het over dezelfde aanpak en optimaliseringstechnieken. Je gaat de besturingstechnieken een economische doelstelling geven.”


Is die economie altijd aanwezig?“Vaak wel. Het gaat om auto’s die zuiniger moeten rijden, raffinaderijen die ingesteld moeten worden op een andere soort olie. Dat kun je slim doen, of met het handje en dat is niet optimaal. Als je een raffinaderij hebt waar de winstmarge één procent is, en je kunt er door regeltechniek één procent naast leggen door economisch optimaal te sturen, dan verdubbelt het rendement.”


Leidt die onzichtbaarheid van uw vak ertoe dat meet- en regeltechnici bescheiden mensen moeten zijn?“Nee. Ik denk dat wij nooit de bescheiden mannen en vrouwen hebben aangetrokken. Studenten vonden het vaak aantrekkelijk dat ze met meet- en regeltechniek meerdere opties open hielden. Ze konden na hun afstuderen aankloppen bij de procesindustrie of bij Philips of waar dan ook. Het werd door de studenten als een voordeel ervaren om generiek denken aangeleerd te hebben waar ze verschillende kanten mee op konden. Regeltechniek stond bekend als een moeilijk vak waardoor het goede studenten trok, die het leuk vonden te leren denken in modellen en in oorzaak-en-gevolgrelaties.”


Dat klinkt ook wel heel erg des ingenieurs.“Ja, het maken van modellen van procesgedrag, machines of aandrijfsystemen vereist nadenken over hoe iets functioneert en hoe je dat vastlegt in formules.”


Op een korte periode in Wageningen na bent u vanaf uw afstuderen in 1968 aan de TU verbonden gebleven. Ging dat niet vervelen?“Ik ben destijds naar Wageningen gegaan omdat daar een deeltijd hoogleraarfunctie beschikbaar was. Ik kon mijn eigen groep opzetten. Dat vond ik een interessante optie. Ik ben daar gestopt omdat er een plek was in Delft, en ik met zowel Wageningen als Delft in gesprek kon over een hoogleraarpost. Ik heb toen voor Delft gekozen omdat daar betere contacten bestaan met de wereld waarin je het stevigst het vakgebied kunt bedrijven. Delft heeft, anders dan Wageningen, een steviger opvoeding van zijn studenten met fysica en basiskennis op een moment dat ze nog niet weten waar het voor nodig is. Maar dat slikken ze, en op het moment van afstuderen is het beschikbaar. En ook daarna, tijdens de promotie. Veel van mijn promovendi waren trouwens van eigen kweek. Dat zegt op zich niets, maar je hebt wel een veel betere garantie over de kwaliteit van die jongens dan dat ze via een sollicitatie binnenkomen.”


Men zegt dat uw afgestudeerden en promovendi een bepaald kwaliteitsstempel dragen in het vakgebied.“Nou dat is een optimistisch beeld. Dat kan ik niet beantwoorden.”


In 1997 heeft u de leermeesterprijs gekregen voor uw begeleiding van promovendi. Dat moet toch wel wat betekenen.“Ik ben sindsdien betrokken bij de voordrachtscommissie die het bestuur van het universiteitsfonds adviseert. Ik lees dan de verhalen die men over een collega schrijft ten behoeve van een voordracht, en krijg zo een idee wat mensen toen over mij moeten hebben geschreven. Dat is eigenlijk best leuk, maar toen ik de prijs kreeg had ik daar niet zo’n idee van.”


Kunt u daar iets helderder over zijn?“Toen ik de leermeesterprijs kreeg, had ik niet het gevoel dat ik per se zo’n leermeester was, maar nu ik terugkijk kan ik me daar beter iets bij voorstellen. Ik deed gewoon dingen die leuk en de moeite waard waren.”


En hoe levert dat een leermeesterprijs op?“Daar ben je zelf niet bij, dat bepaalt de omgeving.”


Maar kennelijk waren uw ‘leuke dingen’ bijzonder genoeg om u voor te dragen.“Het heeft mensen in mijn omgeving ertoe gebracht mij voor te dragen. Met aanbevelingsbrieven van studenten ook. Op zich is dat wel leuk. Wat studenten van je zeggen is belangrijker dan alle lijsten van publicaties.”


Voor u persoonlijk?“Ja. Er stond een interview met Wiebe Draijer, nu topman bij McKinsey, in Delta (20 november 2003, red.) waarin hij vertelde dat hij bij mij afgestudeerd is. Dat hoefde hij niet te zeggen. Dat waardeer ik. Dat geeft me ook de terugmelding dat er een aantal echt slimme jongens bij mij is afgestudeerd. Ik heb er wel van genoten om in de afstudeerperiode met hen te werken.”


Op een gegeven moment vond er op de TU een fusie plaats tussen drie meet- en regeltechniekgroepen vanuit de faculteiten Technische Natuurwetenschappen, Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen tot het Delft Centre for Systems and Control bij 3mE. U was de senior hoogleraar, maar heeft prof.dr.ir. Paul van den Hof voorgedragen als hoofd van het nieuwe centrum. Was dat uit bescheidenheid?“Nee. Dat was in een moeilijke periode in de faculteit. Ik had hier wel mijn eigen clubje met goede mensen waaronder Paul van de Hof die hoogleraar werd bij TNW en prof.dr. Carsten Scherer, die Anthonie van Leeuwenhoekhoogleraar werd. Die mannen zijn er op een gegeven moment aan toe om zelf het heft in handen te nemen. Zelf was ik het beu om in een faculteit te werken die financieel niet op orde was en ik had mijn aandeel stress en frustratie wel gehad. Ik had er eigenlijk meer lol in om promovendi te begeleiden, zowel hier als in Eindhoven. En om college te geven. Ik vond het ook leuk om in Eindhoven in de groep van prof.dr.ir. Maarten Steinbuch te komen, een vroege promovendus van mij. Ik heb zo een plek om mijn laatste jaren door te brengen en leuke dingen te doen.”


Wat zijn dat voor dingen?“Met promovendi en studenten werken, contacten leggen met de industrie, vernieuwende dingen doen waar een geïnteresseerde partner voor is en waarvoor je met jonge mensen de diepte in duikt om problemen op te lossen.”


Uw afscheidsrede gaat over de ‘zichtbaarheid van de regeltechniek’. Hoe staat het daarmee?“Ik denk dat de regeltechniek een eind ontwikkeld is, maar het is nog niet klaar. Misschien dat de regeltechniek zich in de toekomst in deelstromen opsplitst en specifieke theorieën gaat ontwikkelen voor bepaalde vakgebieden. Internationaal zie je dat in het begin leerstoelen regeltechniek ondergebracht werden bij elektrotechniek of wiskunde. Vrij fundamenteel dus. Nu is dat vaker bij scheikundige technologie of werktuigbouwkunde, dus meer naar de toepassingsgebieden. Je zult dus meer vakgebieden krijgen waar mensen de regeltechniek in zich opnemen en meenemen naar een nieuw toepassingsgebied. Als je dat goed doet, heb je nog steeds een link met regeltechniek nodig om nieuwere ideeën binnen te krijgen.”


De regeltechniek vertakt zich?“Regeltechniek heeft met heel veel gebieden verbanden en die werken twee kanten op.  Het Delft Centre for Systems and Control is de harde kern waar nieuwe wiskunde voor de modellering gebruikt wordt, die werktuigbouwers en transportmensen bij civiele techniek uit zichzelf nooit zouden oppakken. Maar doordat het een interessant gebied is voor de regeltechniek, is er hier iemand in deeltijd benoemd met een andere deelbenoeming bij transport en civiel. Dat wordt de toekomst.”


Een soort regelnetwerk?“DCSC als harde kern binnen de TU verbonden met andere vakgebieden die op hun beurt weer verbonden zijn met de industrie, die ook meebetaalt aan het onderzoek. De concentratie in één centrum heeft de regeltechniek in Delft veel zichtbaarder gemaakt dan toen het nog over drie faculteiten verspreid was. En dit heeft ook levensvatbaarheid voor langere tijd.”

Science editor Jos Wassink

Do you have a question or comment about this article?

j.w.wassink@tudelft.nl

Comments are closed.