Campus

‘Wat ik doe is eigenlijk een intuïtief zoeken’

‘Technisch kunstenaar’ Theo Jansen geniet bekendheid met zijn vreemde, uit pvc-buizen vervaardigde ‘beesten’. Met een complex van buizen weet Jansen op mechanische wijze de loopbeweging van echte dieren vloeiend na te bootsen.

De gemeente Delft kocht één van de beesten, en leende deze uit aan de faculteit Bouwkunde.

Eigenlijk horen ze thuis in hun natuurlijke biotoop: het strand van Scheveningen-Zuid. In plaats van statig voort te schrijden door het rulle zand, voortgedreven door een zachte zeebries, valt één van Jansens beesten nu te bewonderen bij Bouwkunde. Stevig vastgebonden, zodat het beest niet binnen de kortste keren in elkaar zakt tot een hoopje plastic buizen, of ‘botten’ zoals Jansen het zelf liever noemt.

Lopen zal het beest bij Bouwkunde waarschijnlijk nooit meer. Daarvoor zijn te veel verbindingen kapot. Zin om het beest te reparen heeft Jansen niet, het betreft hier immers een ,,uitgestorven soort, een soort fossiel. Ik wil me er niet meer voor inspannen om die aan de gang te krijgen.” Van de ongeveer zes strandbeesten die Jansen maakte, is er nog slechts eentje bij de tijd. De andere creaturen zijn passé, uitgestorven. ,,Ik probeer de beesten net zolang uit tot ze niet meer kunnen lopen, daarna doe ik geen moeite meer om ze te repareren.”

De opslagruimte gelegen tussen de Brabantse Turfmarkt en de Koornmarkt, waar de beesten op dit moment bewaard worden, ademt dan ook enigszins de sfeer van een mausoleum. Half ineengezakte plastic kadavers wachten hier op verder verval. ,,Dat is altijd zo met musea waar botten liggen”, zegt Jansen, die over zijn beesten spreekt alsof het echte wezens betreft.

Jansen zou het ,,prettig vinden als mensen ze zouden kopen. Ik zit met grote opslagproblemen. Toevallig is er in dit gebouw nu ruimte leeg, omdat de Turkse moskee verplaatst is.” Het is dan ook een ‘pak van zijn hart’ dat het grootste beest nu een geschikte rustplaats bij Bouwkunde gevonden heeft.
Wirwar

Wie de beesten niet kent, vraagt zich waarschijnlijk af om wat voor beesten het hier gaat. Het klinkt als een cliché, maar je moet ze gezien hebben om er iets van te begrijpen. Jansen heeft stangen van plastic elektriciteitsbuizen scharnierend aan elkaar gebonden. Twaalf buizen vormen tezamen een poot, die een mechanische loopbeweging uitvoert, wanneer het beest in zijn geheel in horizontale richting voortgeduwd wordt. Deze laatste taak hoort de wind eigenlijk voor zijn rekening te nemen.

De beesten hebben vele poten, waardoor een wirwar van stangen een vloeiende loopbeweging uitvoert. De verhoudingen van de lengtes van de twaalf stangen, bepalen de vorm van deloopcurve. Met behulp van de computer probeert Jansen een zo optimaal mogelijke loopbeweging na te bootsen. ,,Het is leuk als zoiets steeds meer tekenen van leven begint te krijgen, dat niet meer na te gaan is hoe het precies werkt. Dan lijkt het een natuurlijke beweging.”

Al lijkt het loopje van een beest van Jansen verbazend veel op het voortbewegen van een echt organisme, de kunstenaar geeft toe dat het in de echte natuur natuurlijk anders werkt. Met één uitzondering: ,,Er bestaat een vis, die een bek heeft die dichtklapt volgens het stangmechanisme.” Zoals elke diersoort, hebben ook de beesten van Jansen mooie Latijnse namen: ‘Animaris currens ventosa’ bijvoorbeeld, of ‘animaris sabulosa’.
Naslag

,,Een soort naslag van mijn techniekstudie”, zo ziet Jansen zijn fascinatie voor het technische in zijn kunstwerken. Halverwege de jaren zestig begon hij aan een studie natuurkunde aan de toenmalige TH. Tien jaar later hield hij de opleiding voor gezien, het kunstenaarschap trok meer. Jansen werd kunstschilder, en hield dat zeven jaar vol. Daarna werd zijn kunst steeds technischer. Vijfeneenhalf jaar geleden kwam Jansen op het idee van zijn huidige beesten.

,,Het idee ontstond in één nacht.” Alle begin is moeilijk, en door schade en schande leerde Jansen hoe hij de poten het best in elkaar kon zetten. ,,Toch had ik vrij snel redelijke poten, al ben ik nog steeds bezig ze verder te ontwikkelen.”

Aanvankelijk verbond Jansen de buizen met plakband. Het eerste gewricht moest dan echter al weer gerepareerd worden, als het laatste net klaar was. De verbindingen van de laatste beesten worden met nylon-bandjes bij elkaar gehouden, maar ook die methode is nog te veel aan slijtage en verval onderhevig. Het is de bedoeling dat het beest van de toekomst zoveel mogelijk bestaat uit buizen die in elkaar geschoven kunnen worden.

De producent van elektriciteitsbuizen is Jansen hier bij behulpzaam. Was de Delftse kunstenaar in het verleden aangewezen op de buizen die in de winkel te koop zijn (het bottenstelsel van het beest bij Bouwkunde heeft een winkelwaarde van ongeveer driehonderd gulden), nu komt de leverancier de buizen gratis brengen in maten die voor de gewone man niet te krijgen zijn. Daarnaast is Jansen ook op het idee gekomen de buizen door verhitting te vervormen.
Schepper

Jansens lopende beesten zijn natuurlijk leuk om naar te kijken en mee te spelen, de kunstenaar zelf wordt bij zijn scheppende arbeid gedreven door dieperliggende motieven. ,,Ik wil de natuur opnieuw scheppen. Daarom probeer ik de oude natuur zoveel mogelijk te vergeten, om onbevangen tegenover de problemen te staan . Zo ontdek ik dezelfde problemen als de echte Schepper, als die er mocht zijn. Ik heb de illusie dat ik er steeds meer kijk op krijg.”

,,Iedereen vindt het toch interessant hoe het leven op aarde tot stand gekomen is. Wat ik doe is een soort intuïtief zoeken. Natuurlijk is het een volkomen onwetenschappelijke benadering van de evolutie. Als je datgene wat ik doe, gewoonmet de computer zou simuleren, gaat het veel sneller. Maar door de beperkingen van het materiaal waarmee ik werk, word ik gedwongen nieuwe wegen in te slaan. Zo vind ik oplossingen die niet voor de hand liggen.”

De beesten blijven Jansen voorlopig nog wel bezighouden: ,,Zolang er nog nieuwe dingen kunnen gebeuren, blijf ik bezeten. Er breekt nu een nieuw stadium aan: voortplanting. Ik kan de computer verschillende beesten met elkaar laten kruisen, waardoor er weer nieuwe vormen onstaan. Vanaf november ben ik bezig om een machine te ontwikkelen, die op de computer aangesloten wordt. De machine moet alle benodigde buizen voor het nieuwe dier produceren, zodat ik ze niet meer allemaal zelf hoef te zagen. Ik hoef ze alleen nog maar in elkaar te zetten.”

Jansen ziet uit naar het voorjaar wanneer hij zijn creaturen de vrije loop kan laten op het strand. Het atelier in Delft verruilt hij dan voor een container ter plekke. Jansen hoopt dat de nieuwe machine in april het eerste nieuwe dier kan maken, die dan meteen zijn kunsten in het zand mag vertonen. ,,Het strand is openbaar terrein, waar ik niets te maken heb met boeren en sloten. Ik ben in die omgeving opgegroeid, vandaar ook dat terugverlangen naar dat strand.” Strandbeesten horen op het strand, zoals een koe in het weiland. Want zoals het videofilmpje van Jansens beesten in actie vertelt: ,,Mechanische beesten halen hun energie niet uit voedsel, maar uit de wind.”

Kees Versluis

‘Technisch kunstenaar’ Theo Jansen geniet bekendheid met zijn vreemde, uit pvc-buizen vervaardigde ‘beesten’. Met een complex van buizen weet Jansen op mechanische wijze de loopbeweging van echte dieren vloeiend na te bootsen. De gemeente Delft kocht één van de beesten, en leende deze uit aan de faculteit Bouwkunde.

Eigenlijk horen ze thuis in hun natuurlijke biotoop: het strand van Scheveningen-Zuid. In plaats van statig voort te schrijden door het rulle zand, voortgedreven door een zachte zeebries, valt één van Jansens beesten nu te bewonderen bij Bouwkunde. Stevig vastgebonden, zodat het beest niet binnen de kortste keren in elkaar zakt tot een hoopje plastic buizen, of ‘botten’ zoals Jansen het zelf liever noemt.

Lopen zal het beest bij Bouwkunde waarschijnlijk nooit meer. Daarvoor zijn te veel verbindingen kapot. Zin om het beest te reparen heeft Jansen niet, het betreft hier immers een ,,uitgestorven soort, een soort fossiel. Ik wil me er niet meer voor inspannen om die aan de gang te krijgen.” Van de ongeveer zes strandbeesten die Jansen maakte, is er nog slechts eentje bij de tijd. De andere creaturen zijn passé, uitgestorven. ,,Ik probeer de beesten net zolang uit tot ze niet meer kunnen lopen, daarna doe ik geen moeite meer om ze te repareren.”

De opslagruimte gelegen tussen de Brabantse Turfmarkt en de Koornmarkt, waar de beesten op dit moment bewaard worden, ademt dan ook enigszins de sfeer van een mausoleum. Half ineengezakte plastic kadavers wachten hier op verder verval. ,,Dat is altijd zo met musea waar botten liggen”, zegt Jansen, die over zijn beesten spreekt alsof het echte wezens betreft.

Jansen zou het ,,prettig vinden als mensen ze zouden kopen. Ik zit met grote opslagproblemen. Toevallig is er in dit gebouw nu ruimte leeg, omdat de Turkse moskee verplaatst is.” Het is dan ook een ‘pak van zijn hart’ dat het grootste beest nu een geschikte rustplaats bij Bouwkunde gevonden heeft.
Wirwar

Wie de beesten niet kent, vraagt zich waarschijnlijk af om wat voor beesten het hier gaat. Het klinkt als een cliché, maar je moet ze gezien hebben om er iets van te begrijpen. Jansen heeft stangen van plastic elektriciteitsbuizen scharnierend aan elkaar gebonden. Twaalf buizen vormen tezamen een poot, die een mechanische loopbeweging uitvoert, wanneer het beest in zijn geheel in horizontale richting voortgeduwd wordt. Deze laatste taak hoort de wind eigenlijk voor zijn rekening te nemen.

De beesten hebben vele poten, waardoor een wirwar van stangen een vloeiende loopbeweging uitvoert. De verhoudingen van de lengtes van de twaalf stangen, bepalen de vorm van deloopcurve. Met behulp van de computer probeert Jansen een zo optimaal mogelijke loopbeweging na te bootsen. ,,Het is leuk als zoiets steeds meer tekenen van leven begint te krijgen, dat niet meer na te gaan is hoe het precies werkt. Dan lijkt het een natuurlijke beweging.”

Al lijkt het loopje van een beest van Jansen verbazend veel op het voortbewegen van een echt organisme, de kunstenaar geeft toe dat het in de echte natuur natuurlijk anders werkt. Met één uitzondering: ,,Er bestaat een vis, die een bek heeft die dichtklapt volgens het stangmechanisme.” Zoals elke diersoort, hebben ook de beesten van Jansen mooie Latijnse namen: ‘Animaris currens ventosa’ bijvoorbeeld, of ‘animaris sabulosa’.
Naslag

,,Een soort naslag van mijn techniekstudie”, zo ziet Jansen zijn fascinatie voor het technische in zijn kunstwerken. Halverwege de jaren zestig begon hij aan een studie natuurkunde aan de toenmalige TH. Tien jaar later hield hij de opleiding voor gezien, het kunstenaarschap trok meer. Jansen werd kunstschilder, en hield dat zeven jaar vol. Daarna werd zijn kunst steeds technischer. Vijfeneenhalf jaar geleden kwam Jansen op het idee van zijn huidige beesten.

,,Het idee ontstond in één nacht.” Alle begin is moeilijk, en door schade en schande leerde Jansen hoe hij de poten het best in elkaar kon zetten. ,,Toch had ik vrij snel redelijke poten, al ben ik nog steeds bezig ze verder te ontwikkelen.”

Aanvankelijk verbond Jansen de buizen met plakband. Het eerste gewricht moest dan echter al weer gerepareerd worden, als het laatste net klaar was. De verbindingen van de laatste beesten worden met nylon-bandjes bij elkaar gehouden, maar ook die methode is nog te veel aan slijtage en verval onderhevig. Het is de bedoeling dat het beest van de toekomst zoveel mogelijk bestaat uit buizen die in elkaar geschoven kunnen worden.

De producent van elektriciteitsbuizen is Jansen hier bij behulpzaam. Was de Delftse kunstenaar in het verleden aangewezen op de buizen die in de winkel te koop zijn (het bottenstelsel van het beest bij Bouwkunde heeft een winkelwaarde van ongeveer driehonderd gulden), nu komt de leverancier de buizen gratis brengen in maten die voor de gewone man niet te krijgen zijn. Daarnaast is Jansen ook op het idee gekomen de buizen door verhitting te vervormen.
Schepper

Jansens lopende beesten zijn natuurlijk leuk om naar te kijken en mee te spelen, de kunstenaar zelf wordt bij zijn scheppende arbeid gedreven door dieperliggende motieven. ,,Ik wil de natuur opnieuw scheppen. Daarom probeer ik de oude natuur zoveel mogelijk te vergeten, om onbevangen tegenover de problemen te staan . Zo ontdek ik dezelfde problemen als de echte Schepper, als die er mocht zijn. Ik heb de illusie dat ik er steeds meer kijk op krijg.”

,,Iedereen vindt het toch interessant hoe het leven op aarde tot stand gekomen is. Wat ik doe is een soort intuïtief zoeken. Natuurlijk is het een volkomen onwetenschappelijke benadering van de evolutie. Als je datgene wat ik doe, gewoonmet de computer zou simuleren, gaat het veel sneller. Maar door de beperkingen van het materiaal waarmee ik werk, word ik gedwongen nieuwe wegen in te slaan. Zo vind ik oplossingen die niet voor de hand liggen.”

De beesten blijven Jansen voorlopig nog wel bezighouden: ,,Zolang er nog nieuwe dingen kunnen gebeuren, blijf ik bezeten. Er breekt nu een nieuw stadium aan: voortplanting. Ik kan de computer verschillende beesten met elkaar laten kruisen, waardoor er weer nieuwe vormen onstaan. Vanaf november ben ik bezig om een machine te ontwikkelen, die op de computer aangesloten wordt. De machine moet alle benodigde buizen voor het nieuwe dier produceren, zodat ik ze niet meer allemaal zelf hoef te zagen. Ik hoef ze alleen nog maar in elkaar te zetten.”

Jansen ziet uit naar het voorjaar wanneer hij zijn creaturen de vrije loop kan laten op het strand. Het atelier in Delft verruilt hij dan voor een container ter plekke. Jansen hoopt dat de nieuwe machine in april het eerste nieuwe dier kan maken, die dan meteen zijn kunsten in het zand mag vertonen. ,,Het strand is openbaar terrein, waar ik niets te maken heb met boeren en sloten. Ik ben in die omgeving opgegroeid, vandaar ook dat terugverlangen naar dat strand.” Strandbeesten horen op het strand, zoals een koe in het weiland. Want zoals het videofilmpje van Jansens beesten in actie vertelt: ,,Mechanische beesten halen hun energie niet uit voedsel, maar uit de wind.”

Kees Versluis

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.