Campus

‘Vrouwen hadden toen geen lippenstift’

Paul Verhoevens film ‘Zwartboek’ speelt zich deels af in een voormalig TU-gebouw. Alumnus ir. Hans Blauwkuip (82) bekeek de film en kijkt terug op zijn oorlogsjaren in Delft.

Vroeger dicteerde een professor er zijn colleges. Studenten schreven ijverig mee. Maar in ‘Zwartboek’ is daar niets meer van te zien. In de voormalige collegezaal suizen de kogels iedereen om de oren en spat bloed op uit schotwonden. Nazi’s en verzetsstrijders kermen van de pijn. Dit bloedstollende vuurgevecht werd in het voormalige scheikundegebouw aan het De Vries van Heijstplantsoen opgenomen.

Van dat gebouw herinnert de 82-jarige ir. Hans Blauwkuip zich niet veel. Maar hoe Delft er tijdens de oorlog uitzag, staat hem nog helder voor de geest. Blauwkuip ging in 1942 in Delft civiele techniek studeren. “De colleges gingen tijdens de oorlog gewoon door”, zegt hij. “Maar het verenigingsleven lag helemaal stil. De verenigingen waren opgeheven door de Duitsers, alleen van een nazi-studentenvereniging kon je lid worden. Studenten ontmoetten elkaar daarom bijna niet.”

‘Zwartboek’ benadert de sfeer uit de oorlog vrij goed, volgens Blauwkuip. “Iedereen hield alles geheim voor elkaar, dat geeft de film goed weer. Al gebeurt er wel heel veel in een hoog tempo, maar dat komt natuurlijk doordat het een avonturenfilm is. Ik vind de film knap gemaakt. Van tevoren vroeg ik mij af of mijn generatie zich wel in deze film zou kunnen herkennen. Achteraf valt dat reuze mee.”

Mevrouw Blauwkuip, die kunstgeschiedenis studeerde en enige tijd in Delft bij een architectenbureau werkte, wil de film niet zien. Op het Plein in Den Haag werden veel scènes opgenomen. Die locatie is op steenworp afstand van hun woning aan de Hofvijver. “Ik fietste in de oorlog elke dag langs het Plein. Tijdens de opnames van ‘Zwartboek’ ben ik gaan kijken en zo zag het er toen helemaal niet uit. Dat vind ik maar niets.”

Haar zus en zwager werden op het Binnenhof door de Gestapo verhoord en de opnames haalden veel nare herinneringen naar boven. Ook aan Delft. “Een dag na het bombardement van Rotterdam reed ik langs Delft naar Rotterdam. Langs de weg lagen nog lijken van studenten. Verschrikkelijk. Naar mijn idee kan Verhoeven die realiteit van toen niet weergeven.”

Maar volgens Hans Blauwkuip is de film op veel punten juist wel realistisch. In het begin van de film ontmoet de joodse Rachel haar broer, die illegaal is geopereerd door een dokter. “Verzetsheld Gerrit van der Veen raakte zwaar gewond toen hij zijn maten uit de gevangenis aan de Weteringschans in Amsterdam wilde bevrijden. Hij kon onmogelijk naar een ziekenhuis gaan, dan zouden de Duitsers hem vinden. Zijn verzetsvrienden brachten hem naar een onderduikadres en daar vroeg hij naar dokter Blauwkuip. Mijn vader had in 1936 zijn vrouw geopereerd. Van der Veen was tot aan zijn middel verlamd en mijn vader heeft bij kaarslicht een stoma aangebracht. Helaas werd enige tijd later zijn onderduikadres ontdekt. De Duitsers hebben hem gefusilleerd, maar hij heeft niet prijsgegeven wie hem had geopereerd. Na de oorlog, nadat mijn vader was overleden, vertelde een verzetsvriend van Van der Veen dat mijn vader deze operatie had verricht. Mijn vader zelf had daar nooit over gesproken.”

Blauwkuip stoorde zich wel aan een paar missers van Verhoeven. “De vrouwen hebben lippenstift op en veel mensen hebben mooie jassen aan. Die zag je toen helemaal niet. In het begin van de film eet Rachel met haar familie gemberkoek, dat kon ook niet.”

Vanwege de oorlog studeerde Blauwkuip pas in 1952 af. In 1943 weigerde hij de loyaliteitsverklaring te ondertekenen en moest hij onderduiken. Na de oorlog ging hij weer civiele techniek studeren. “Maar de sfeer was toen grimmiger. Ik woonde op de Van Leeuwenhoeksingel 23. Begin 1946 werd onze hospita, mevrouw Addink, sentimenteel. ‘Ik vind er niets meer aan’, snikte ze. De studenten van na de oorlog vond ze veel te ernstig. Vóór de oorlog was studeren een hoop lol. Vroeger werd ze uit bed gebeld door studenten of ze een taxi kon voorschieten of geld voor de kroeg of carnaval. Die tijd was toen voorbij.”

Vroeger dicteerde een professor er zijn colleges. Studenten schreven ijverig mee. Maar in ‘Zwartboek’ is daar niets meer van te zien. In de voormalige collegezaal suizen de kogels iedereen om de oren en spat bloed op uit schotwonden. Nazi’s en verzetsstrijders kermen van de pijn. Dit bloedstollende vuurgevecht werd in het voormalige scheikundegebouw aan het De Vries van Heijstplantsoen opgenomen.

Van dat gebouw herinnert de 82-jarige ir. Hans Blauwkuip zich niet veel. Maar hoe Delft er tijdens de oorlog uitzag, staat hem nog helder voor de geest. Blauwkuip ging in 1942 in Delft civiele techniek studeren. “De colleges gingen tijdens de oorlog gewoon door”, zegt hij. “Maar het verenigingsleven lag helemaal stil. De verenigingen waren opgeheven door de Duitsers, alleen van een nazi-studentenvereniging kon je lid worden. Studenten ontmoetten elkaar daarom bijna niet.”

‘Zwartboek’ benadert de sfeer uit de oorlog vrij goed, volgens Blauwkuip. “Iedereen hield alles geheim voor elkaar, dat geeft de film goed weer. Al gebeurt er wel heel veel in een hoog tempo, maar dat komt natuurlijk doordat het een avonturenfilm is. Ik vind de film knap gemaakt. Van tevoren vroeg ik mij af of mijn generatie zich wel in deze film zou kunnen herkennen. Achteraf valt dat reuze mee.”

Mevrouw Blauwkuip, die kunstgeschiedenis studeerde en enige tijd in Delft bij een architectenbureau werkte, wil de film niet zien. Op het Plein in Den Haag werden veel scènes opgenomen. Die locatie is op steenworp afstand van hun woning aan de Hofvijver. “Ik fietste in de oorlog elke dag langs het Plein. Tijdens de opnames van ‘Zwartboek’ ben ik gaan kijken en zo zag het er toen helemaal niet uit. Dat vind ik maar niets.”

Haar zus en zwager werden op het Binnenhof door de Gestapo verhoord en de opnames haalden veel nare herinneringen naar boven. Ook aan Delft. “Een dag na het bombardement van Rotterdam reed ik langs Delft naar Rotterdam. Langs de weg lagen nog lijken van studenten. Verschrikkelijk. Naar mijn idee kan Verhoeven die realiteit van toen niet weergeven.”

Maar volgens Hans Blauwkuip is de film op veel punten juist wel realistisch. In het begin van de film ontmoet de joodse Rachel haar broer, die illegaal is geopereerd door een dokter. “Verzetsheld Gerrit van der Veen raakte zwaar gewond toen hij zijn maten uit de gevangenis aan de Weteringschans in Amsterdam wilde bevrijden. Hij kon onmogelijk naar een ziekenhuis gaan, dan zouden de Duitsers hem vinden. Zijn verzetsvrienden brachten hem naar een onderduikadres en daar vroeg hij naar dokter Blauwkuip. Mijn vader had in 1936 zijn vrouw geopereerd. Van der Veen was tot aan zijn middel verlamd en mijn vader heeft bij kaarslicht een stoma aangebracht. Helaas werd enige tijd later zijn onderduikadres ontdekt. De Duitsers hebben hem gefusilleerd, maar hij heeft niet prijsgegeven wie hem had geopereerd. Na de oorlog, nadat mijn vader was overleden, vertelde een verzetsvriend van Van der Veen dat mijn vader deze operatie had verricht. Mijn vader zelf had daar nooit over gesproken.”

Blauwkuip stoorde zich wel aan een paar missers van Verhoeven. “De vrouwen hebben lippenstift op en veel mensen hebben mooie jassen aan. Die zag je toen helemaal niet. In het begin van de film eet Rachel met haar familie gemberkoek, dat kon ook niet.”

Vanwege de oorlog studeerde Blauwkuip pas in 1952 af. In 1943 weigerde hij de loyaliteitsverklaring te ondertekenen en moest hij onderduiken. Na de oorlog ging hij weer civiele techniek studeren. “Maar de sfeer was toen grimmiger. Ik woonde op de Van Leeuwenhoeksingel 23. Begin 1946 werd onze hospita, mevrouw Addink, sentimenteel. ‘Ik vind er niets meer aan’, snikte ze. De studenten van na de oorlog vond ze veel te ernstig. Vóór de oorlog was studeren een hoop lol. Vroeger werd ze uit bed gebeld door studenten of ze een taxi kon voorschieten of geld voor de kroeg of carnaval. Die tijd was toen voorbij.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.