Vrouwelijke sollicitanten worden systematisch benadeeld bij hoogleraarsbenoemingen. Dat stelt Marieke van den Brink, promovendus aan de Radboud universiteit, in een interview met weekblad Vrij Nederland.
Van den Brink, die in april hoopt te promoveren, onderzocht bijna duizend dossiers van solliciatieprocedures voor hoogleraarsbenoemingen en interviewde ruim zestig leden van sollicitatiecommissies. Meestal zijn dat mannen onder elkaar, want de regel dat er een vrouw bij moet zitten wordt zelden nageleefd.
Onderling bespreken de heren of een vrouwelijke sollicitant het aan kan: een hoogleraarschap combineren met kinderen thuis. Vrouwen die een kans willen maken, moeten overtuigend uitleggen hoe ze dat regelen. Aan mannen, die vaak ook een gezin hebben, wordt zoiets niet gevraagd.
Volgens leden van de sollicitatiecommissies verlopen benoemingen volgens de regels, met een advertentie in de krant. Maar in de praktijk wordt de hoogleraarspost vaak ‘onder ons’ verdeeld. Vrouwen zitten meestal niet in een mannennetwerk en maken daarom minder kans. Van den Brink in Vrij Nederland: “Ik realiseerde me dat de officiële procedure alleen op papier bestaat.”
Programma’s zoals Aspasia, waarbij vrouwen positief gediscrimineerd worden, helpen niet structureel. Tijdens de looptijd van het programma worden er weliswaar meer vrouwen aangesteld, maar na het beëindigen van het programma verdwijnt dat effect weer.
Dat vrouwen op hoogleraarsposten nog steeds onderbedeeld zijn, is overigens al jaren bekend. Eind 2006 was slechts 10,6 procent van alle hoogleraren vrouw, blijkt uit een inventarisatie van het Centrum voor Gender en Diversiteit van de Universiteit Maastricht. Eind jaren negentig was dat slechts 5,5 procent.
Comments are closed.