De voorzitter van de raad van toezicht van de Universiteit Utrecht stapt op, uit onvrede over de bemoeienis van staatssecretaris Zijlstra met de benoeming van een nieuw raadslid.
Staatssecretaris Zijlstra zegt het vertrek van Meijerink te betreuren, maar stelt dat hij verantwoordelijk is voor benoemingen in raden van toezicht.
Voorzitter Rien Meijerink had drie kandidaten voorgedragen als raadslid. Maar de staatssecretaris zou daarvan zijn afgeweken en zijn partijgenoot Jan van Zanen hebben benoemd. Volgens Meijerink past deze niet in het vastgestelde kandidaatsprofiel. In het digitale universiteitsblad DUB zegt Meijerink dat hij zich niet meer serieus genomen voelt.
De econoom Meijerink is sinds 2005 voorzitter van de raad van toezicht van de Universiteit Utrecht. Daarnaast zit hij het platform van voorzitters van raden van toezicht voor. Hij was secretaris-generaal van het ministerie van OCW (1990-1995) en voorzitter van de VSNU (1995-2000). Momenteel is hij onder andere voorzitter van de Raad voor de volksgezondheid en zorg.
Van Zanen was tussen 2003 en 2008 voorzitter van de VVD en is momenteel burgemeester van Amstelveen.
Vorige week werd Zijlstra ook al door studenten van de Universiteit van Amsterdam beschuldigd van ‘politieke inmenging’ bij de benoeming van een nieuwe voorzitter van de raad van toezicht van de Universiteit van Amsterdam. Hij zou een voorzitter willen benoemen die niet alleen voorstander is van verregaande samenwerking tussen met de Vrije Universiteit, maar die ook ‘de juiste politieke kleur’ heeft.
Zijlstra deed die beschuldigingen toen af als “nonsens”. De twee aan hem voorgedragen kandidaten zouden om uiteenlopende redenen niet in aanmerking komen voor de functie. Hij benadrukte verder dat het evident is dat hij zich met benoemingen van de raad van toezicht bemoeit. “Daar ga ik over. De raad van toezicht zit er namens de bewindspersoon, om een oogje in het zeil te houden. En ik ben geen stempelmachine”, zei hij toen.
Staatssecretaris Zijlstra laat via zijn woordvoerder weten dat hij zijn verantwoordelijkheid neemt bij benoemingen in raden van toezicht. Hij wordt tenslotte ook politiek aangesproken op hun functioneren. De staatssecretaris erkent dat zijn voorgangers een andere houding hadden. “Er was een praktijk ontstaan waarin een voordracht bijna automatisch leidde tot een benoeming, zonder dat de verantwoordelijke bewindspersoon er nog invloed op had.”
Zijlstra wil dat anders doen, mede door de problemen bij de Hogeschool Inholland die vorig jaar aan het licht kwamen. Hij heeft de toezichtsraden van de koerswijziging op de hoogte gesteld, zegt zijn woordvoerder.
De Tilburgse hoogleraar onderwijsrecht Paul Zoontjens beaamt dat Zijlstra de leden van de raad van toezicht van openbare universiteiten zelf benoemt. Wel wijst hij erop dat bijzondere hogeronderwijsinstellingen – vrijwel alle hogescholen en drie universiteiten – sinds 2010 zelf hun toezichtsraden benoemen. Hij signaleert bovendien “een groeiend draagvlak en besef in de onderwijssamenleving om intern toezicht primair als een zaak van de instellingen te zien”.
Volgens Zoontjens heeft Meijerink gelijk dat Zijlstra terughoudender zou moeten zijn. “Het zou goed zijn als hierover een politiek debat ontstaat en de regeling ten aanzien van de openbare universiteiten in lijn wordt gebracht met die voor de hogescholen en andere onderwijsinstellingen.”
Bacteria can be annoying little creatures for the oil industry. Initially, pressure in the ground causes oil to burst out of a well, making the first 10 percent of the total content an easy catch. For the secondary recovery stage however seawater is usually injected into the well. And this is where bacteria come into play. Bacteria that use sulphate from the seawater as an energy source prosper, reducing the sulphate levels and producing hydrogen sulphide, which damages the pipelines.
It is not surprising therefore that, when it comes to microorganisms, the petroleum industry has long been focussed on killing bacteria by injecting biocides. But this attitude is changing. “Petroleum microbiology is an emerging discipline,” says Dr Geert van der Kraan, who this week defended his PhD thesis, entitled ‘Subsurface ecosystems – Oil triggered life: Opportunities for the petroleum industry’.
One example of petroleum microbiology is the injection of nitrate into the well. This results in a substrate competition between sulphate reducing bacteria and nitrate reducing bacteria, which is won by the latter bacteria, thus preventing the hydrogen sulphide production. Van der Kraan thinks that, in addition to tackling the hydrogen sulphide problem, this technique can also help increase oil yields: “By injecting nutrients you can feed certain bacteria that form bio films in the porous rock. This can be interesting if a well consists of several rock layers that are not all as permeable. All the water you inject in the well will flow through the most permeable layer, so none of the oil from the other layers will be flushed out. Moreover, if you can get bacteria to block the most permeable layer after it is depleted, then the other oil can be won as well.”
To test this hypothesis, the Delft researcher had an idealized pore structure of glass made in which he could grow bacteria. Using particle image velocimetry, an optical method of fluid visualization, he then looked at how water flowed through the pores. “The experiments showed that the bacteria can obstruct the rock,” Van der Kraan explains. “But it’s still very speculative whether this technique can be used in the field, since the structure of the rock is very complex.”
Van der Kraan also wanted to discover whether the microbial changes (i.e. the types and quantity of bacteria present) could be used as an information source to track what is taking place in the oil field. For this he studied various Dutch oil fields, focusing on the microbial communities living there. He believes that changes in the microbial diversity of the pore water from the oil well can provide a good understanding of the changing geochemical conditions in the oil field itself.
Comments are closed.