Hij was vijf jaar geleden de drijvende kracht achter de tram die door het toekomstige Mekelpark zal rijden. Een jaar na zijn afscheid als bouwkundedocent, schreef stedenbouwkundige en verkeersexpert Boudewijn Bach zijn magnum opus.
Hij roept op tot een radicaal andere benadering van de verkeersproblematiek. Met meer aandacht voor fietsers, trams en monorails.
U hamert er al jaren op dat stedenbouw en verkeerskunde meer moeten samenwerken omdat ze niet zonder elkaar kunnen. Waarom?
“Dit was voor mij een belangrijke reden om dit boek te schrijven. In Nederland werken stedenbouwkundigen en verkeerskundigen veel te veel langs elkaar heen. Als je een huis bouwt, zorg je ervoor dat je boven de keuken de badkamer bouwt. Dat levert een beter leidingenstelsel. Bij een huis wordt daar rekening mee gehouden, maar bij stedenbouw wordt de verkeersstroom vaak genegeerd. Die ontstaat toevallig. Een stuk grond van een Vinex-wijk wordt bijvoorbeeld verdeeld in verschillende lapjes en over verschillende architecten. Die houden veel te weinig rekening met het verkeer en hebben niet het overzicht van de wijk. Terwijl je juist zou moeten beginnen met de verschillende verkeerssoorten als ruggengraat van de wijk, net zoals de waterleidingen van de badkamer en keuken. Waar gaan mensen naar het theater, de bioscoop en waar doen ze hun boodschappen? Als je niet regelt dat daar openbaar vervoer komt en goede fietspaden naar toe lopen, dan pakken mensen de auto. Net als in Amerika. Daar zeggen ze nu nog ‘jullie hebben het zo goed geregeld in Nederland’. Maar we gooien in veel Vinex-wijken het kind met het badwater weg, door dit beleid.”
Het milieu gaat u aan het hart.
“Ik zie de aarde als een natuurlijk ruimtevaartuig waar we voorzichtig mee om moeten gaan. Door de vervuilde lucht zijn de visjes en vogels straks weg en worden steeds meer mensen ziek. Mijn astmatische echtgenote drukt mijn neus al dertig jaar op het fijnstofprobleem bij intensief verkeer. Ik hoop met dit boek sturend en stimulerend op te treden om verkeersproblemen en rampen te voorkomen.”
In uw boek schrijft u dat auto’s door de toenemende behoefte aan mobiliteit, de Nederlandse binnensteden bedreigen. Net zoals de roversbendes in de middeleeuwen.
“Vrijwel iedere snelweg die langs een stad gaat, heeft meerdere afritten. Dat is hetzelfde als veel wc’s in één huis. Compleet overbodig. Het is veel handiger als er maar één afrit is, waar mensen kunnen parkeren en met openbaar vervoer gemakkelijk de stad in kunnen of met de auto kunnen doorrijden tegen hogere kosten. Door de astma van mijn vrouw wonen wij een derde van het jaar in Frankrijk, waar de lucht schoner is. Daar hebben ze in een aantal steden, waaronder Grenoble, vijftien jaar geleden uitstekende veranderingen doorgevoerd. Vanuit de buitenwijken rijden trams naar het centrum. Hun redenering is: mensen houden van de auto, dus kunnen ze daarmee naar de rand van de stad rijden. En daarna maken ze gebruik van hoogwaardig openbaar vervoer. Het centrum is nu veel rustiger en de lucht schoner. Het werkt: de Fransen leggen als bezige bijen tramlijnen aan. Als dat eens in Nederland zou kunnen.”
U predikt wel erg tegen de tijdsgeest. Het autobezit neemt al jaren toe. Voert u hiermee geen idealistische, verloren strijd?
“Met de huidige tijdsgeest gaan we naar de verdoemenis, richting een verkeersinfarct. Het voordeel van de Franse aanpak is, dat mensen de auto ook niet uit hoeven. Maar je moet wel goed openbaar vervoer maken. We moeten investeren in vernieuwend openbaar vervoer. Daar ligt onze toekomst. Omdat het in Nederland vlak is, is het bij uitstek geschikt voor fietsers. Nederlanders willen best vijf kilometer fietsen om daarna per light rail, monorail of metro verder te reizen naar hun bestemming.”
Zou dat de files oplossen?
“Je kunt niet iedereen uit de auto krijgen. Maar als je 6 tot 10 procent van de mensen kan verleiden uit de auto te stappen, zijn de files zo goed als opgelost. Dan moet je het natuurlijk voor mensen wel aantrekkelijk maken de fiets te pakken. Daarvoor moet veel veranderen, zoals betere fietspaden en fietsvoorzieningen. Want bij veel stations is dat nu een zooitje. Overal liggen lukraak fietsen, omdat er te weinig fietsenrekken zijn. Gratis bewaakte stallen ontbreken. Daarmee ontmoedig je fietsgebruik.”
Waarom heeft uw boek als motto de dichtregel ‘Alles van waarde is weerloos’ van Lucebert?
“Ik kom op voor de kwetsbaren. Dat kan net zo goed een oudere zijn, als een vogel, een kind of een blinde. Wie een stedenbouwkundig plan opzet vanuit de wensen van kwetsbaren, zorgt ervoor dat een gebied voor iedereen goed toegankelijk en veilig is. Vaak wordt helaas eerst vanuit de auto ontworpen, waardoor de kwetsbaren de dupe zijn. Het is natuurlijk juist voor automobilisten eenvoudiger zich aan de omgeving aan te passen, dan voor een blinde.”
U roemt in uw boek de sociale vaardigheden die kinderen op doen door naar school te fietsen of te lopen. Hoezo?
“Een gedegen Zwitsers onderzoek toont aan dat kinderen tussen de acht en elf jaar, die niet zelfstandig de route van huis naar school volgen, later sociaal minder vaardig zijn. Dat moeders en vaders hun kinderen met de auto naar school brengen is een probleem. Want de ouders selecteren vaak met welke kinderen hun kind omgaat. Terwijl het juist goed voor kinderen is, om op hun bek te gaan. Daar leren ze van. Ik was bijvoorbeeld een vrij bang jongetje. Als ik drie grote jongens zag, die me wilde pakken, dan bedacht ik een list. Daar word je sociaal reuze vaardig van. Het blijkt dat veel kinderen die niet zelfstandig naar school fietsten of liepen, later vaak overtrokken reageren in bedreigende situaties. Lage sociale vaardigheid bij ‘achterbankjeugd’ verklaart mede dat mensen in Amerika veel eerder een vuurwapen pakken.”
Als hoogleraar heeft u veel succes gehad met uw lobby voor de tramlijn door het Mekelpark. Hoe kijkt u daar op terug?
“Volgens prof.ir. Francine Houben . de architect van het Mekelpark . kon de tramlijn niet door het Mekelpark rijden. Een groep civiele-techniekstudenten van prof.dr.ir. Ingo Hansen vond dat zonde en klopte bij mij aan. Op een schets van Houben heb ik ‘de droom van Bach’ getekend. De tramlijn paste precies op haar ontwerpen, terwijl zij beweerde dat er geen ruimte voor was. De kracht van die schets, was ongelooflijk. Houben zag het Mekelpark als een plek waarvan je wegloopt, naar de auto die aan de rand staat geparkeerd. Ik vind een tramhalte juist heel belangrijk als ontmoetingspunt. Het is een plek waar studenten bij elkaar komen. Een plek van gezelligheid.”
Met dat plan heeft u veel succes geoogst. Wat zou er op korte termijn moeten gebeuren om uw overige plannen mogelijk te maken?
“Er zou vooral politiek veel moeten veranderen. Ik heb een politieke droom. Namelijk dat Vrom samengaat met Verkeer en Waterstaat in één ministerie. Dat lost het langs elkaar heen werken van stedenbouw en verkeerskunde voor een deel op en dat scheelt een hoop rottigheid. In deze verkiezingstijd wil ik de toekomende kabinetsformateur deze tip, na veertig jaar ervaring, graag meegeven. Er zouden dan aparte staatssecretarissen van verkeer en stedelijke ontwikkeling moeten komen.
Ik heb ook nog een tweede politieke droom, die met de gemeentepolitiek te maken heeft. Steeds meer stukjes landelijk gebied wordt opgepeuzeld door bebouwing. Nederland kunnen we niet groter maken. Dus aan dat dichtslibben moeten we wat doen. Het salaris van burgemeesters, wethouders en raadsleden zou daarom ontkoppeld moeten worden van het aantal inwoners. Dat is namelijk de motor onder al die industrieterreinen, die overal maar langs snelwegen worden gebouwd. Ze willen steeds meer inwoners, voor meer salaris en de natuur is de dupe.”
Ziet u de toekomst somber tegemoet?
“Als er niets gebeurt wel. Maar ik wil zeker niet alleen maar negatief overkomen. Want het goede nieuws is dat we vandaag kunnen beginnen met deze plannen. Het is nog niet te laat. Bouwkunde en Civiele Techniek en Geowetenschappen, waar verkeerskunde is ondergebracht, zitten vlak bij elkaar in Delft. Het echt goede nieuws is dat ieder jaar dat we eerder beginnen met deze plannen, het goedkoper is en beter voor mens en milieu.”
WIE IS BOUDEWIJN BACH?
“Jij bent een man met een opdracht, die je overal wilt uitdragen”, zei rijksbouwmeester Tjeerd Dijkstra ooit tegen ir. Boudewijn Bach. Bach is een autoriteit in de verkeerskunde. Hij is een warme pleitbezorger van fietsen en hoogwaardig openbaar vervoer als oplossing van files en parkeerproblematiek in grote steden.
Bach studeerde stedenbouwkunde en civiele techniek. In de jaren zeventig werkte hij onder prof.ir. Niek de Boer, de bedenker van de term woonerf. Daarna werkte hij onder meer als docent aan de TU en als gemeenteraadslid.
Net voor zijn pensioen in 2005, begon Bach aan het schrijven van zijn magnum opus, om zijn kennis en ervaring niet verloren te laten gaan. ‘Urban design and traffic, a selection from Bach’s toolbox’, verscheen afgelopen week. Bach is onder meer verbonden aan de projectraad van Veilig Verkeer Nederland en de Amsterdamse raad voor stadsontwikkeling.
(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)
U hamert er al jaren op dat stedenbouw en verkeerskunde meer moeten samenwerken omdat ze niet zonder elkaar kunnen. Waarom?
“Dit was voor mij een belangrijke reden om dit boek te schrijven. In Nederland werken stedenbouwkundigen en verkeerskundigen veel te veel langs elkaar heen. Als je een huis bouwt, zorg je ervoor dat je boven de keuken de badkamer bouwt. Dat levert een beter leidingenstelsel. Bij een huis wordt daar rekening mee gehouden, maar bij stedenbouw wordt de verkeersstroom vaak genegeerd. Die ontstaat toevallig. Een stuk grond van een Vinex-wijk wordt bijvoorbeeld verdeeld in verschillende lapjes en over verschillende architecten. Die houden veel te weinig rekening met het verkeer en hebben niet het overzicht van de wijk. Terwijl je juist zou moeten beginnen met de verschillende verkeerssoorten als ruggengraat van de wijk, net zoals de waterleidingen van de badkamer en keuken. Waar gaan mensen naar het theater, de bioscoop en waar doen ze hun boodschappen? Als je niet regelt dat daar openbaar vervoer komt en goede fietspaden naar toe lopen, dan pakken mensen de auto. Net als in Amerika. Daar zeggen ze nu nog ‘jullie hebben het zo goed geregeld in Nederland’. Maar we gooien in veel Vinex-wijken het kind met het badwater weg, door dit beleid.”
Het milieu gaat u aan het hart.
“Ik zie de aarde als een natuurlijk ruimtevaartuig waar we voorzichtig mee om moeten gaan. Door de vervuilde lucht zijn de visjes en vogels straks weg en worden steeds meer mensen ziek. Mijn astmatische echtgenote drukt mijn neus al dertig jaar op het fijnstofprobleem bij intensief verkeer. Ik hoop met dit boek sturend en stimulerend op te treden om verkeersproblemen en rampen te voorkomen.”
In uw boek schrijft u dat auto’s door de toenemende behoefte aan mobiliteit, de Nederlandse binnensteden bedreigen. Net zoals de roversbendes in de middeleeuwen.
“Vrijwel iedere snelweg die langs een stad gaat, heeft meerdere afritten. Dat is hetzelfde als veel wc’s in één huis. Compleet overbodig. Het is veel handiger als er maar één afrit is, waar mensen kunnen parkeren en met openbaar vervoer gemakkelijk de stad in kunnen of met de auto kunnen doorrijden tegen hogere kosten. Door de astma van mijn vrouw wonen wij een derde van het jaar in Frankrijk, waar de lucht schoner is. Daar hebben ze in een aantal steden, waaronder Grenoble, vijftien jaar geleden uitstekende veranderingen doorgevoerd. Vanuit de buitenwijken rijden trams naar het centrum. Hun redenering is: mensen houden van de auto, dus kunnen ze daarmee naar de rand van de stad rijden. En daarna maken ze gebruik van hoogwaardig openbaar vervoer. Het centrum is nu veel rustiger en de lucht schoner. Het werkt: de Fransen leggen als bezige bijen tramlijnen aan. Als dat eens in Nederland zou kunnen.”
U predikt wel erg tegen de tijdsgeest. Het autobezit neemt al jaren toe. Voert u hiermee geen idealistische, verloren strijd?
“Met de huidige tijdsgeest gaan we naar de verdoemenis, richting een verkeersinfarct. Het voordeel van de Franse aanpak is, dat mensen de auto ook niet uit hoeven. Maar je moet wel goed openbaar vervoer maken. We moeten investeren in vernieuwend openbaar vervoer. Daar ligt onze toekomst. Omdat het in Nederland vlak is, is het bij uitstek geschikt voor fietsers. Nederlanders willen best vijf kilometer fietsen om daarna per light rail, monorail of metro verder te reizen naar hun bestemming.”
Zou dat de files oplossen?
“Je kunt niet iedereen uit de auto krijgen. Maar als je 6 tot 10 procent van de mensen kan verleiden uit de auto te stappen, zijn de files zo goed als opgelost. Dan moet je het natuurlijk voor mensen wel aantrekkelijk maken de fiets te pakken. Daarvoor moet veel veranderen, zoals betere fietspaden en fietsvoorzieningen. Want bij veel stations is dat nu een zooitje. Overal liggen lukraak fietsen, omdat er te weinig fietsenrekken zijn. Gratis bewaakte stallen ontbreken. Daarmee ontmoedig je fietsgebruik.”
Waarom heeft uw boek als motto de dichtregel ‘Alles van waarde is weerloos’ van Lucebert?
“Ik kom op voor de kwetsbaren. Dat kan net zo goed een oudere zijn, als een vogel, een kind of een blinde. Wie een stedenbouwkundig plan opzet vanuit de wensen van kwetsbaren, zorgt ervoor dat een gebied voor iedereen goed toegankelijk en veilig is. Vaak wordt helaas eerst vanuit de auto ontworpen, waardoor de kwetsbaren de dupe zijn. Het is natuurlijk juist voor automobilisten eenvoudiger zich aan de omgeving aan te passen, dan voor een blinde.”
U roemt in uw boek de sociale vaardigheden die kinderen op doen door naar school te fietsen of te lopen. Hoezo?
“Een gedegen Zwitsers onderzoek toont aan dat kinderen tussen de acht en elf jaar, die niet zelfstandig de route van huis naar school volgen, later sociaal minder vaardig zijn. Dat moeders en vaders hun kinderen met de auto naar school brengen is een probleem. Want de ouders selecteren vaak met welke kinderen hun kind omgaat. Terwijl het juist goed voor kinderen is, om op hun bek te gaan. Daar leren ze van. Ik was bijvoorbeeld een vrij bang jongetje. Als ik drie grote jongens zag, die me wilde pakken, dan bedacht ik een list. Daar word je sociaal reuze vaardig van. Het blijkt dat veel kinderen die niet zelfstandig naar school fietsten of liepen, later vaak overtrokken reageren in bedreigende situaties. Lage sociale vaardigheid bij ‘achterbankjeugd’ verklaart mede dat mensen in Amerika veel eerder een vuurwapen pakken.”
Als hoogleraar heeft u veel succes gehad met uw lobby voor de tramlijn door het Mekelpark. Hoe kijkt u daar op terug?
“Volgens prof.ir. Francine Houben . de architect van het Mekelpark . kon de tramlijn niet door het Mekelpark rijden. Een groep civiele-techniekstudenten van prof.dr.ir. Ingo Hansen vond dat zonde en klopte bij mij aan. Op een schets van Houben heb ik ‘de droom van Bach’ getekend. De tramlijn paste precies op haar ontwerpen, terwijl zij beweerde dat er geen ruimte voor was. De kracht van die schets, was ongelooflijk. Houben zag het Mekelpark als een plek waarvan je wegloopt, naar de auto die aan de rand staat geparkeerd. Ik vind een tramhalte juist heel belangrijk als ontmoetingspunt. Het is een plek waar studenten bij elkaar komen. Een plek van gezelligheid.”
Met dat plan heeft u veel succes geoogst. Wat zou er op korte termijn moeten gebeuren om uw overige plannen mogelijk te maken?
“Er zou vooral politiek veel moeten veranderen. Ik heb een politieke droom. Namelijk dat Vrom samengaat met Verkeer en Waterstaat in één ministerie. Dat lost het langs elkaar heen werken van stedenbouw en verkeerskunde voor een deel op en dat scheelt een hoop rottigheid. In deze verkiezingstijd wil ik de toekomende kabinetsformateur deze tip, na veertig jaar ervaring, graag meegeven. Er zouden dan aparte staatssecretarissen van verkeer en stedelijke ontwikkeling moeten komen.
Ik heb ook nog een tweede politieke droom, die met de gemeentepolitiek te maken heeft. Steeds meer stukjes landelijk gebied wordt opgepeuzeld door bebouwing. Nederland kunnen we niet groter maken. Dus aan dat dichtslibben moeten we wat doen. Het salaris van burgemeesters, wethouders en raadsleden zou daarom ontkoppeld moeten worden van het aantal inwoners. Dat is namelijk de motor onder al die industrieterreinen, die overal maar langs snelwegen worden gebouwd. Ze willen steeds meer inwoners, voor meer salaris en de natuur is de dupe.”
Ziet u de toekomst somber tegemoet?
“Als er niets gebeurt wel. Maar ik wil zeker niet alleen maar negatief overkomen. Want het goede nieuws is dat we vandaag kunnen beginnen met deze plannen. Het is nog niet te laat. Bouwkunde en Civiele Techniek en Geowetenschappen, waar verkeerskunde is ondergebracht, zitten vlak bij elkaar in Delft. Het echt goede nieuws is dat ieder jaar dat we eerder beginnen met deze plannen, het goedkoper is en beter voor mens en milieu.”
WIE IS BOUDEWIJN BACH?
“Jij bent een man met een opdracht, die je overal wilt uitdragen”, zei rijksbouwmeester Tjeerd Dijkstra ooit tegen ir. Boudewijn Bach. Bach is een autoriteit in de verkeerskunde. Hij is een warme pleitbezorger van fietsen en hoogwaardig openbaar vervoer als oplossing van files en parkeerproblematiek in grote steden.
Bach studeerde stedenbouwkunde en civiele techniek. In de jaren zeventig werkte hij onder prof.ir. Niek de Boer, de bedenker van de term woonerf. Daarna werkte hij onder meer als docent aan de TU en als gemeenteraadslid.
Net voor zijn pensioen in 2005, begon Bach aan het schrijven van zijn magnum opus, om zijn kennis en ervaring niet verloren te laten gaan. ‘Urban design and traffic, a selection from Bach’s toolbox’, verscheen afgelopen week. Bach is onder meer verbonden aan de projectraad van Veilig Verkeer Nederland en de Amsterdamse raad voor stadsontwikkeling.
(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)
Comments are closed.