Opinion

’Voor de energie-problematiek is een klimaatrampje of een hoogoplopende benzineprijs een middel om een probleem op de agenda te houden’

Overheid, werkgevers en milieubeweging praten momenteel over een energieakkoord. De belangen zijn groot en een compromis dat daadwerkelijk tot een duurzame energievoorziening zal leiden, lijkt nauwelijks in beeld. Toch is een breed gedragen akkoord over energie cruciaal.


Nederland wordt tegenwoordig bestuurd per akkoord op hoofdlijnen. Het sluiten van zo’n akkoord is niet zo eenvoudig. Vaak speelt een prisoner’s dilemma: een breed akkoord kan in het belang zijn van het land maar daarmee is het nog niet in het belang van de individuele deelnemers. Waarom zouden zij zich binden aan het toekomstige overheidsbeleid? Vaak is dat een kwestie van meer te winnen hebben bij een compromis dan bij een conflict. Vakbonden en werkgevers hebben allebei veel te verliezen bij stakingen, en dus zijn beiden genegen tot compromissen. De zorg moet hoe dan ook bezuinigen. Om aan een vrij willekeurige politieke ingreep in de zorg te ontsnappen was een akkoord voor alle betrokkenen gewenst. Maar hoe zit dat met ‘de energie’?


De Sociaal Economische Raad (SER) schreef in november toen het adviseerde een energieakkoord te sluiten: ‘De behoefte aan nieuw elan vindt brede steun: in de politiek, in het bedrijfsleven en bij maatschappelijke organisaties. Dit heeft zich vertaald in de politieke oproep om tot een akkoord te komen dat zich richt op een duurzame energiehuishouding in 2050. Dit akkoord beoogt de uiteenlopende belangen van de vele stakeholders te overbruggen en te verbinden. Dit gebeurt in de wetenschap dat in een langetermijnperspectief het gezamenlijke belang ver uitstijgt boven de deelbelangen van afzonderlijke belanghebbenden.’


Dit bevat een hoog gehalte aan wishful thinking. Het is maar de vraag of dat gedeelde Nederlandse belang door de betrokkenen voldoende op waarde wordt geschat om daadwerkelijk tot een akkoord te komen. Want een energieakkoord is duidelijk anders dan de andere akkoorden: in tegenstelling tot ‘de sociale zekerheid’, ‘de zorg’ en ‘het onderwijs’ gaat het bij ‘de energie’ niet om het creëren van stabiliteit, maar om het creëren van verandering: een duurzame energiehuishouding in 2050.


Maar dat is allesbehalve een strikt gedefinieerd doel. Grootschalig versus kleinschalige energiesystemen, nadruk op vermindering energiegebruik versus hernieuwbare energie, en bewezen technieken versus nadruk op innovatie, het zijn belangrijke keuzes. Grote kans dat energiesystemen in de toekomst meer ‘lokaal’ van karakter zijn: gebruik maken van warmte/koude opslag, geothermie, passieve oplossingen, biogas, wind en PV. Maar dat betekent dat de rol van de grootschalige energiesystemen essentieel gaat veranderen: van systemen die grote hoeveelheden olie, gas, steenkool en elektriciteit bij de eindverbruiker bezorgen naar een soort nooddienst die (tijdelijk) tekortschietende lokale energievoorziening aanvult: wind- en zonne- energie naar gebieden waar de zon niet schijnt of het windstil is, met biofuels, waterkracht en wellicht innovatieve opslagmechanismes als stabilisator van het netwerk.



Niet aantrekkelijk

Dat is voor veel belanghebbenden in de energiewereld niet zo’n aantrekkelijk perspectief: het is namelijk ook een verandering van centrale systemen naar meer decentrale systemen waarmee het belang van de huidige energiebeleidsmaker, in overheid, bedrijfsleven en zelfs binnen de non-gouvernementele organisaties (NGO’s), aanmerkelijk zal inboeten.


Maar als je dan vooral de huidige belangen aan tafel hebt zitten, weet je dat je iets heel urgents nodig hebt om een akkoord te sluiten dat meer is dan goede intenties. Een akkoord met duidelijke doelen en realistische maatregelen om die doelen te realiseren. De energiegrootverbruikers hebben een positie te verliezen.


De Telegraaf liet ons al weten dat de burger vooral gaat opdraaien voor de investeringen in hernieuwbare energie; geen prettig vooruitzicht op het moment dat de overwaarde van de eigen woning is verdampt, het inkomen niet zal stijgen en de arbeidszekerheid dubieus is.


Kortom, de belangen zijn groot en een compromis dat ook daadwerkelijk tot een duurzame energievoorziening zal leiden lijkt nauwelijks in beeld. Kabinet en media creëren druk om een akkoord te sluiten. En als niemand dan de spelbreker wil zijn en er toch een akkoord komt, dan is het niet erg waarschijnlijk dat dat akkoord veel af kan dwingen. ‘Bindende afspraken over energiebesparing, schone energietechnologieën en klimaatbeleid zijn onderdeel van dit akkoord’ schrijft de SER op zijn website, al ver voor een akkoord in zicht is; het klinkt als een bezweringsformule. Hoe vaak men ook over bindende afspraken spreekt, het valt te verwachten dat in de toekomst iedere nieuwe economische tegenvaller, of ieder nieuw klimaatrapport weer tot discussies over aanpassing zal leiden.



Grote inspanningen

Toch is een breed gedragen akkoord over energie van groot belang. De uitdaging die ons op energiegebied staat te wachten is enorm. In alle lijstjes over het gebruik van hernieuwbare energie bungelt Nederland met Malta, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk onderaan, met maar liefst 3,8 procent energie uit hernieuwbare bronnen in 2010.


Of we nu 14 of 16 procent hernieuwbare energie in 2020 willen realiseren, die doelstellingen zijn alleen met grote inspanningen van meerdere partijen te realiseren. Immers, de potentie voor hernieuwbare energieopwekking is hier gering: de bijna ideale bron van duurzame elektriciteit, waterkracht (vanwege zijn korte opstarttijd), kunnen we alleen dankzij een connectie met Noorwegen gebruiken.

We hebben ook nauwelijks biomassa en zeker weinig opties om de productie uit te breiden, de zon is ook niet echt betrouwbaar, geothermische verwarming is mooi maar momenteel buitengewoon moeizaam met de huidige crisis in de bouw (want een aangepaste verwarming is noodzaak voor geothermie-verwarming) en kernenergie blijft na Fukushima een taboe. We kunnen dus alleen energie efficiënter inzetten, en de enige hernieuwbare bron die we in dit land ruim hebben, wind, optimaal tot ontwikkeling brengen. We zullen dus alle turbinebladen moeten bijzetten om daar wat van te maken.



Geen windturbines

Dat is nog niet zo eenvoudig. In ons dichtbebouwde land is er altijd wel iemand die bezwaar maakt tegen bijvoorbeeld het geluid van een windturbine (waarom accepteren we verkeerslawaai wel?), of de aanblik ervan: zelfs op ruime afstand van de kust weten er zich nog mensen aan te ergeren. Dan zijn er nog de voornamelijk oudere collega’s uit de ingenieurswereld die zich erover beklagen dat kolencentrales minder efficiënt produceren wanneer de elektriciteitsvoorziening te veel windenergie moet opnemen. Ze concluderen dat windenergie beter van het net geweerd kan worden.


Maar aangezien we op lange termijn niet anders kunnen dan fossiele energiebronnen vermijden, moet die redenering omgekeerd worden: als kolencentrales niet samengaan met hernieuwbare bronnen is dit een reden te meer om snel te stoppen met kolencentrales, en eventueel meer gascentrales in te zetten in de overgangsfase van fossiel naar hernieuwbaar, zoals Shell voorstelt.


De Telegraaf en de Vereniging Eigen Huis zijn zich al aan het warmlopen tegen een eventuele lastenverzwaring voor bewoners. De zware industrie vreest voor de concurrentiepositie en de milieubeweging tekent alleen een akkoord ‘als het milieu er ook daadwerkelijk beter van wordt’. Kortom, heel wat tegenstellingen. Een akkoord kan daar wel wat voor betekenen, maar we moeten dat ook niet overschatten. Belangrijker dan het akkoord op zich is dat we een brede consensus bereiken dat we dit werkelijk met zijn allen in dit land willen. Die brede consensus lijkt ver weg. Op 3 juni meldde De Telegraaf de resultaten van een enquête onder haar lezers: Twee derde daarvan bleek ‘nooit na te denken over het opraken van fossiele brandstoffen. Tja, en als een probleem niet leeft dan wil men vanzelfsprekend ook geen offers brengen om dat probleem op te lossen. Er wacht dus nog een forse communicatieve uitdaging, maar wellicht kan een zomerse hittegolf het probleem onder de aandacht van de wakkere Nederlander brengen.



Klimaatrampje

Hoe hard men nu ook roept dat er een ‘bindend’ akkoord komt, met ‘harde’ afspraken, het gaat er in feite om in hoeverre de Nederlandse samenleving bereid is om in haar eigen energietoekomst te investeren. Als er niet een zekere sense of urgency is, is de bereidheid om te investeren in de toekomst meestal gering. ‘O Heer geeft ons heden ons dagelijks brood en af en toe een watersnood’ was de spreuk waarmee civiel ingenieurs het probleem aangaven om de veiligheidsproblematiek van dijken op de politieke agenda te houden. Voor de energieproblematiek is een klimaatrampje of een hoogoplopende benzineprijs door tijdelijke schaarste een middel om een probleem op de agenda te houden. Maar als het voorjaar koud is, ondanks onveranderd hoge temperaturen op wereldschaal, en de benzineprijs redelijk laag, dan is die sense of urgency erg gering. Het probleem achter al die bezweringsformules (‘bindende afspraken’, ‘gaan echt uitgevoerd worden’) is dan ook dat het buitengewoon lastig is om van de bevolking langdurig offers te vragen, om langetermijndoelen te bereiken.


89 Procent van de Telegraaflezers noemde het energieakkoord al een misser voordat het was gesloten, maar 52 procent wilde nog wel dat de CO2-uitstoot omlaag zou worden gebracht. Als een probleem dus al wordt erkend moeten kennelijk anderen dat maar oplossen. Er is nog maar bar weinig besef van een gemeenschappelijke toekomst waarin we met zijn allen moeten investeren.

Dat is misschien ook wel wat veel gevraagd, want de problemen die we nu veroorzaken worden pas op langere tijd urgent. Het International Energy Agency (IEA) voorspelt dat wereldwijd de vraag naar energie met een derde zal toenemen tot 2035. Energie gerelateerde CO2-emissies zullen in die periode stijgen van 31.2 Gigaton (Gt) in 2011 tot 37.0 Gt in 2035. Dat veroorzaakt op termijn een wereldwijd gemiddelde temperatuur stijging van 3.6°C. De wereld olieconsumptie zal in die periode ook nog met zeker 10 procent stijgen, ondanks introductie van biobrandstoffen en elektrische auto’s. Structurele olie schaarste zal zich pas later voordoen, als het sterk groeiende wagenpark (tot 1,7 miljard in 2035) niet zal switchen naar andere primaire energiebronnen1. De problemen doen zich dus op een lange termijn voor, te lang voor de meesten van ons om echt bezorgd te zijn.



Actie ondernemen

Toch moeten we dat wel. Niet om alle mogelijke problemen voor onze kleinkinderen al bij voorbaat te regelen; die zullen ongetwijfeld tot meer in staat zijn dan wij. De reden voor bezorgdheid zit in het proces van technische innovatie: verandering van grootschalige technische systemen die op vele manieren diep in de maatschappij verankerd zitten kost veel tijd. Simpele veranderingen zoals het loodvrij maken van benzine (1970-95) of het verhogen van de netspanning van 220V naar 240V kosten tientallen jaren. De introductie van grote nieuwe systemen kost zeker zo veel tijd. Al in 1975 stelde de Kema voor om een grootschalig offshore windpark van 500 Megawatt elektrisch (MWe) te realiseren. De technologie bleek daar nog lang niet rijp voor2. In 2008 werd het Amalia windpark van 120 MWe geopend. Sinds de eerste oliecrisis heeft het inmiddels veertig jaar gekost, maar nu is windenergie ongeveer concurrerend.


Om energie- en klimaatcatastrofes op lange termijn te voorkomen moeten we nu al actie ondernemen. Die actie kunnen we niet overlaten aan de verantwoordelijkheid van het huidige energiebeleidscircuit. Onze positie in de staart van de hernieuwbare energielijstjes maakt ons op termijn kwetsbaar. In een wereld waarin grondstoffen schaarser worden, wat ongetwijfeld tot conflicten zal leiden, is een hoger niveau van zelfvoorziening in feite verstandig veiligheidsbeleid. Het is ook verstandig economisch beleid, want hernieuwbare energie investeringen en investeringen in energiebesparing komen ten goede aan de eigen economie en kunnen de recessie bestrijden. En alleen met een flinke investering in hernieuwbare energie kunnen we als Nederland op een geloofwaardige wijze aan andere landen vragen mee te werken aan de oplossing van het wereldwijde klimaatprobleem: een probleem waar wij zelf gezien onze ligging beneden de zeespiegel en aan grote rivieren, veel van te vrezen hebben.



Dr.ir. Karel Mulder is universitair hoofddocent technologiedynamica en duurzame ontwikkeling bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management (TBM)


1 International energy Agency, 2012, World Energy Outlook 2012, ISBN 978-92-64-18084-0

2 Technological promises based on old traditions: the introduction of wind turbines in the Netherlands, Linda Kamp, Karel Mulder, downloadbaar: www.csi.ensmp.fr

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.