Het onderzoek van Technische Natuurkunde kent een aantal zeer sterke gebieden en scoort een goed gemiddelde. Dat oordeel velt een internationale visitatiecommissie die deze week gerapporteerd heeft.
De commissie is ook over de prestaties aan de andere universiteiten heel tevreden. ,,Ze weten heel goed waar ze mee bezig zijn”.
De visitatiecommissie stelt vast dat dreigende verdere bezuinigingen een gevaar vormen voor de toekomst van de natuurkunde in Nederland. Vooral over Delft, dat vijftien procent moet bezuinigen, maakt de commissie zich zorgen. Natuurkunde in Delft heeft te maken met een ,,structureel geldtekort, en als gevolg daarvan een vermindering van personeel”. Bovendien kent TN een onevenwichtige personeelssamenstelling: er is een oververtegenwoordiging van de leeftijdscategorie tussen de vijftig en 55 jaar. Het rapport prijst overigens de zorgvuldige manier waarop TN aan het reorganiseren is.
De visitatiecommissie stelt vast dat de faculteiten hun zwakke onderzoeksgroepen de laatste tien jaar verbeterd of opgeheven hebben. Ondanks dalende inkomsten hebben ze hun profiel zelfs versterkt. Hun onderzoek slaat een zeer goed figuur. Dat geldt vooral voor de grotere onderzoeksgroepen.
Reputatie
Voor de tweede keer in korte tijd wordt dus de reputatie van het Nederlandse bèta-onderzoek bevestigd door internationale deskundigen. Vorige week kregen de chemici gunstige rapportcijfers, met Delft als een van de uitzonderingen. Gemiddeld halen de natuurkundigen een ‘acht’ voor wetenschappelijke kwaliteit. Vooral de VU, Nijmegen en Leiden scoren hoog. De Twentse universiteit (bij scheikunde een topper) krijgt nu relatief de meeste kritiek.
De visitatiecommissie noemt de plannen van TN om in te krimpen en te reorganiseren ,,verstandig”. Die zijn gebaseerd ,,niet alleen op de sterke en zwakke punten van dit ogenblik, maar ook op de tokomstige behoeften van de faculteit”. De commissie signaleert in dit verband de plannen om theoretische natuurkunde in de krimpen, om signaalverwerking met procesdynamica te combineren, om te stoppen met akoestische perceptie en de activiteiten van fysische cristallografie en nanofysica in twee nieuwe groepen te herstructureren.
Grote groepen scoren hoog
De beoordelingscommissie voor Natuurkundig onderzoek – bemand met topfysici uit onder meer Harvard, Zürich, Calgary, Manchester en Grenoble – blijkt onder de indruk van de manier waarop de Nederlandse vakgenoten hun kwaliteit op peil houden. De ‘verkenningscommissie’ natuurkunde had in 1984 gewaarschuwdvoor onevenwichtigheden in het onderzoek, en voor gevolgen van vergrijzing en bezuinigingen.
Dit gunstige oordeel wordt ondersteund door publicatie- en citatietellingen. Daaruit blijkt dat artikelen van Nederlandse natuurkundigen een kwart tot de helft meer ‘impact’ hebben dan de publicaties van hun internationale vakgenoten. Vooral Leiden en Groningen scoren in de tellingen zeer hoog; Twente springt er het minst goed uit.
De experts zijn niet louter op deze cijfers afgegaan, maar velden hun eigen oordelen. Van honderd onderzoekgroepen kreeg zo ruim de helft een acht of hoger voor ‘wetenschappelijke kwaliteit’. Slechts drie kleine groepjes haalden een lichte onvoldoende.
Opvallend is dat ‘excellente’ kwaliteit bij natuurkunde alleen bij grote onderzoeksgroepen voorkomt. De acht absolute topgroepen hadden de afgelopen jaren allen meer dan tien fulltime onderzoekers. Ook in de subtop zijn grote groepen ver in de meerderheid. Groepen met minder dan tien fulltimers scoren gemiddeld maar een dikke zes.
De faculteiten van de VU, Nijmegen en Leiden halen met een 8,3 de beste gemiddelde cijfers voor wetenschappelijke kwaliteit. In al die gevallen toont de commissie zich ,,very much impressed” door enkele onderzoekgroepen van wereldklasse. De UvA in Amsterdam scoort een fractie lager (8,2). Andere faculteiten halen net geen acht; de Twentse faculteit doet het met een 7,3 iets slechter.
Een sterke troef in de Nederlandse natuurkunde blijkt de vaste-stoffysica. Dit gebied is met 350 van de duizend fulltime-onderzoekers ook verreweg het drukst bevolkt. Die inspanning heeft succes: zowel Leiden, Groningen, Delft als Amsterdam (UvA) hebben ‘excellente’ vaste-stofgroepen. En ook Twente, Nijmegen en de VU hebben er zeer sterk onderzoek in. Toch vreest de commissie overbevolking in populaire deelgebieden als supergeleiding en ‘mesoscopische fysica’. Gezien de grote internationale concurrentie vindt ze dat alleen de allerbeste groepen zich op zulke terreinen moeten begeven. Anderen geeft ze het advies om nieuwe thema’s te kiezen.
De ranglijst van natuurkundigen
(Gemiddeld kwaliteitsoordeel, gewogen naar de omvang van onderzoeksgroepen. Alle cijfers vermenigvuldigd met 2. Berekening: HOP)
1 . VU Amsterdam..8.34 (*)
2 . Nijmegen …..8.30
3 . Leiden……..8.26
4 . Uv Amsterdam..8.18
5 . Utrecht…….7.76
6 . Eindhoven…..7.72
7/8 .Delft………7.68
Groningen…..7.68
9 . Twente……..7.34
(*) Cijfer exclusief Bewegingswetenschappen. Deze aparte
faculteit kreeg een 6.00. De VU als totaal zou daardoor
slechts 7.58 scoren.
(HOP/F.S./R.M.)
Het onderzoek van Technische Natuurkunde kent een aantal zeer sterke gebieden en scoort een goed gemiddelde. Dat oordeel velt een internationale visitatiecommissie die deze week gerapporteerd heeft. De commissie is ook over de prestaties aan de andere universiteiten heel tevreden. ,,Ze weten heel goed waar ze mee bezig zijn”.
De visitatiecommissie stelt vast dat dreigende verdere bezuinigingen een gevaar vormen voor de toekomst van de natuurkunde in Nederland. Vooral over Delft, dat vijftien procent moet bezuinigen, maakt de commissie zich zorgen. Natuurkunde in Delft heeft te maken met een ,,structureel geldtekort, en als gevolg daarvan een vermindering van personeel”. Bovendien kent TN een onevenwichtige personeelssamenstelling: er is een oververtegenwoordiging van de leeftijdscategorie tussen de vijftig en 55 jaar. Het rapport prijst overigens de zorgvuldige manier waarop TN aan het reorganiseren is.
De visitatiecommissie stelt vast dat de faculteiten hun zwakke onderzoeksgroepen de laatste tien jaar verbeterd of opgeheven hebben. Ondanks dalende inkomsten hebben ze hun profiel zelfs versterkt. Hun onderzoek slaat een zeer goed figuur. Dat geldt vooral voor de grotere onderzoeksgroepen.
Reputatie
Voor de tweede keer in korte tijd wordt dus de reputatie van het Nederlandse bèta-onderzoek bevestigd door internationale deskundigen. Vorige week kregen de chemici gunstige rapportcijfers, met Delft als een van de uitzonderingen. Gemiddeld halen de natuurkundigen een ‘acht’ voor wetenschappelijke kwaliteit. Vooral de VU, Nijmegen en Leiden scoren hoog. De Twentse universiteit (bij scheikunde een topper) krijgt nu relatief de meeste kritiek.
De visitatiecommissie noemt de plannen van TN om in te krimpen en te reorganiseren ,,verstandig”. Die zijn gebaseerd ,,niet alleen op de sterke en zwakke punten van dit ogenblik, maar ook op de tokomstige behoeften van de faculteit”. De commissie signaleert in dit verband de plannen om theoretische natuurkunde in de krimpen, om signaalverwerking met procesdynamica te combineren, om te stoppen met akoestische perceptie en de activiteiten van fysische cristallografie en nanofysica in twee nieuwe groepen te herstructureren.
Grote groepen scoren hoog
De beoordelingscommissie voor Natuurkundig onderzoek – bemand met topfysici uit onder meer Harvard, Zürich, Calgary, Manchester en Grenoble – blijkt onder de indruk van de manier waarop de Nederlandse vakgenoten hun kwaliteit op peil houden. De ‘verkenningscommissie’ natuurkunde had in 1984 gewaarschuwdvoor onevenwichtigheden in het onderzoek, en voor gevolgen van vergrijzing en bezuinigingen.
Dit gunstige oordeel wordt ondersteund door publicatie- en citatietellingen. Daaruit blijkt dat artikelen van Nederlandse natuurkundigen een kwart tot de helft meer ‘impact’ hebben dan de publicaties van hun internationale vakgenoten. Vooral Leiden en Groningen scoren in de tellingen zeer hoog; Twente springt er het minst goed uit.
De experts zijn niet louter op deze cijfers afgegaan, maar velden hun eigen oordelen. Van honderd onderzoekgroepen kreeg zo ruim de helft een acht of hoger voor ‘wetenschappelijke kwaliteit’. Slechts drie kleine groepjes haalden een lichte onvoldoende.
Opvallend is dat ‘excellente’ kwaliteit bij natuurkunde alleen bij grote onderzoeksgroepen voorkomt. De acht absolute topgroepen hadden de afgelopen jaren allen meer dan tien fulltime onderzoekers. Ook in de subtop zijn grote groepen ver in de meerderheid. Groepen met minder dan tien fulltimers scoren gemiddeld maar een dikke zes.
De faculteiten van de VU, Nijmegen en Leiden halen met een 8,3 de beste gemiddelde cijfers voor wetenschappelijke kwaliteit. In al die gevallen toont de commissie zich ,,very much impressed” door enkele onderzoekgroepen van wereldklasse. De UvA in Amsterdam scoort een fractie lager (8,2). Andere faculteiten halen net geen acht; de Twentse faculteit doet het met een 7,3 iets slechter.
Een sterke troef in de Nederlandse natuurkunde blijkt de vaste-stoffysica. Dit gebied is met 350 van de duizend fulltime-onderzoekers ook verreweg het drukst bevolkt. Die inspanning heeft succes: zowel Leiden, Groningen, Delft als Amsterdam (UvA) hebben ‘excellente’ vaste-stofgroepen. En ook Twente, Nijmegen en de VU hebben er zeer sterk onderzoek in. Toch vreest de commissie overbevolking in populaire deelgebieden als supergeleiding en ‘mesoscopische fysica’. Gezien de grote internationale concurrentie vindt ze dat alleen de allerbeste groepen zich op zulke terreinen moeten begeven. Anderen geeft ze het advies om nieuwe thema’s te kiezen.
De ranglijst van natuurkundigen
(Gemiddeld kwaliteitsoordeel, gewogen naar de omvang van onderzoeksgroepen. Alle cijfers vermenigvuldigd met 2. Berekening: HOP)
1 . VU Amsterdam..8.34 (*)
2 . Nijmegen …..8.30
3 . Leiden……..8.26
4 . Uv Amsterdam..8.18
5 . Utrecht…….7.76
6 . Eindhoven…..7.72
7/8 .Delft………7.68
Groningen…..7.68
9 . Twente……..7.34
(*) Cijfer exclusief Bewegingswetenschappen. Deze aparte
faculteit kreeg een 6.00. De VU als totaal zou daardoor
slechts 7.58 scoren.
(HOP/F.S./R.M.)
Comments are closed.