Betrek burgers en publieke waarden al in een vroeg stadium in het ontwerpproces en het zal leiden tot betere technologieën, zeggen de pleitbezorgers van maatschappelijk verantwoord innoveren.
Maar dan moeten wetenschappers en bedrijfsleven dat wel willen en zij hebben zo hun eigen normen en waarden. Intussen weet de burger vaak zelf niet wat hij wil en wat niet.
Laat ik bij mezelf beginnen. Ik ben een heel normale burger, met heel normale wensen, ideeën en met volstrekt normaal inconsequent gedrag. Sinds mijn vroege tienerjaren matig ik mijn water- en elektriciteitsgebruik en geloof ik in nieuwe energiebronnen. ‘Geloven in’ klinkt opzettelijk vaag. Want mijn huis is niet supergeïsoleerd, ik heb vooralsnog geen zonnepanelen en ik gebruik de hele winter door een wasdroger. Ik ben een echte treinreiziger en ik doe veel op de fiets. Maar ik heb toch een, weliswaar nauwelijks gebruikte, benzine slurpende Fiat Doblo voor de deur staan. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Punt is dat mensen niet altijd doen wat ze (zeggen te) vinden, en dat ze niet altijd blij zijn met de gevolgen van de innovaties die ze dachten te verwelkomen.
‘Not in my backyard’ heet dat laatste. In mijn geval is dat heel letterlijk. De windmolens die gepland staan op het naast mijn wijk gelegen industrieterrein worden heel hoog en ze gaan veel lawaai maken. Ik slik mijn bedenkingen in ten faveure van mijn principes, maar ik zou het stiekem niet erg vinden als protesterende buurtbewoners de komst van de molens blokkeren.
Hadden protesten van burgers tegen de komst van deze windmolens voorkomen kunnen worden als ze eerder in het innovatieproces waren betrokken? Dus op het moment dat de molens nog op de ontwerptafel lagen? Zou kunnen, maar dan hadden de meedenkende burgers wel moeten weten wat hun ideeën precies waren en daar hadden ze dan ook eerlijk over moeten zijn geweest.
Lastige factor
De burger en zijn inconsequente gedrag zijn een lastige factor voor de pleitbezorgers van het maatschappelijk verantwoord innoveren (mvi). Hun idee is dat het betrekken van ethische waarden en maatschappelijke behoeftes in het ontwerpproces leidt tot betere innovaties. En dus tot betere, meer geaccepteerde producten en tot een efficiëntere besteding van middelen.
Zo bekeken kan niemand tegen mvi zijn. Onder voorzitterschap van de Delftse hoogleraar filosofie Jeroen van den Hoven (Techniek, Bestuur en Management) publiceerde de ‘expert group on the state of art in Europe on responsible research and innovation’ half februari 2013 een adviesrapport voor de Europese Commissie waarin staat uitgewerkt wat de voordelen van maatschappelijk verantwoord innoveren zijn en wie er baat bij hebben.
Dat is kort gezegd iedereen. De burger/consument, omdat hij zijn zegje mag doen voordat het te laat is en een nieuwe technologie uit ontwikkeld is. Bedrijven, omdat ze betere producten maken, die niet op onverwachte weerstand zullen stuiten. Wetenschappers, onderzoeksinstellingen en subsidieverstrekkers, omdat op deze manier de kwaliteit van hun onderzoek toeneemt. Dat leidt tot een beter eindresultaat, en daarmee tot een betere reputatie. En het mooie is: het kost minder geld, omdat er geen maatschappelijk ongewenste innovaties plaatsvinden waar niks mee gebeurt.
De voordelen kunnen dus groot zijn. De Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) heeft onlangs niet voor niets tien kortlopende onderzoeksprojecten gehonoreerd die ‘de ethische en maatschappelijke aspecten van innovatietrajecten al aan de ontwerptafel een rol laten spelen’. Van die tien zijn er maar liefst vier van de TU Delft, allen in samenwerking met bedrijven en andere belanghebbenden.
Bio-energie
Het eerste TU-project staat onder leiding van hoogleraar biotechnologie en maatschappij Patricia Osseweijer (Technische Natuurwetenschappen). Het wil een methode ontwikkelen voor het maken van duurzame productiesystemen met oog voor maatschappelijke waarden als duurzaamheid, vertrouwen en rechtvaardigheid. Alleen dan kan de ‘grote mondiale uitdaging’ om te voorzien in ‘de groeiende behoefte aan energie, mobiliteit en voedsel’ het hoofd worden geboden, is het idee.
En inderdaad, er zijn nog werelden te winnen bij de productie van bio-energie uit restproducten uit de voedsel- en veevoerindustrie. Milieuschade en een oneerlijke verdeling van kosten en baten leiden tot weerstand en wantrouwen. Dagblad Trouw publiceerde op 18 maart nog een interview met TU-alumnus en hoogleraar watermanagement aan de Universiteit Twente Arjen Hoekstra waarin hij pleit tegen biobrandstoffen, omdat de productie ervan te veel water kost.
De andere drie projecten, allemaal bij de faculteit TBM, bewaren meer afstand. Ze zijn niet voor of tegen de innovaties die ter discussie staan, ze onderzoeken puur hoe anderen erover denken.
Het tweede project staat onder leiding van hoogleraar economics of infrastructures Rolf Künneke en onderzoekt de maatschappelijke acceptatie van windmolens op zee. Het lijkt misschien alsof molens op zee tot weinig protest zullen leiden, maar op land is infrastructuur nodig die de leefsfeer van mensen wel degelijk raakt.
Hoogspanningskabels moeten verzwaard of nieuw gebouwd worden en industrieën verhuizen naar de kust. En dan zijn er nog vissers, de scheepvaart, olie- en gasbedrijven en milieuorganisaties die bezwaren hebben. Künneke en de zijnen denken dat zij een methode kunnen ontwerpen die hier al tijdens het ontwerpen zodanig rekening mee houdt dat er niet achteraf geconstateerd moet worden dat er te weinig maatschappelijk draagvlak is voor offshore windparken.
Ten derde is er het project dat zoekt naar aanvaardbare standaarden voor smart grids, slimme energienetwerken. Dat staat onder leiding van Jeroen van den Hoven. Probleem met deze toekomstige energienetten is dat verschillende partijen strijden om de positie van dominante standaard. Waar samenwerking de maatschappelijke acceptatie van smart grids zou kunnen helpen vergroten, is die door hevige concurrentie ver te zoeken. En dan kan het gebeuren dat er veel geld geïnvesteerd wordt in systemen die een roemloos einde wacht.
Neem de smart meters, die een onmisbaar onderdeel zijn van slimme energienetwerken. Die meters houden heel gedetailleerd bij hoeveel energie een gezin gebruikt. Handig om het energieverbruik in evenwicht te brengen met de energieproductie, maar minder prettig voor mensen die hechten aan hun privacy. De weerstand die volgde op de introductie van deze meters zorgde ervoor dat het ministerie van economische zaken afzag van verplichte installatie. Dat vertraagt de invoering van slimme energienetwerken. Van den Hoven en zijn medeonderzoekers zullen analyseren hoe ethische en sociale wensen van gebruikers eerder kunnen worden gewaarborgd.
Schaliegas
Het vierde TU-project dat NWO financiert gaat over het omstreden schaliegas en staat onder leiding van dr. Aad Correlé. Het project kijkt naar de aard van de bestaande meningsverschillen, gebruikmakend van de theorie van de waardehiërarchie. Die hiërarchie bestaat uit drie niveaus, te beginnen bij fundamentele waarden als veiligheid en economische efficiëntie. Een niveau hoger staan de normen: de vertaling van waarden in doelen als het minimaliseren van risico’s en kosten. Nog een niveau hoger staat de concrete vertaling van normen in ontwerpeisen voor innovatie.
De onderzoekers veronderstellen dat controverse over veiligheid en milieuschade de ontwikkeling van schaliegasdelving niet per se hoeft te stoppen. En niet alleen omdat schaliegasdelving tegemoet kan komen aan andere fundamentele waarden als energiezekerheid en geopolitieke onafhankelijkheid, wat ervoor zorgt dat er in Polen bijvoorbeeld veel minder weerstand is tegen schaliegas. Boven alles denken de pleitbezorgers van mvi dat daarmee betere producten of productieprocessen tot stand komen. Controverse wordt een motor voor optimale innovatie. Mits er methodes worden ontwikkeld om met conflicterende waarden om te gaan. Dat is waarschijnlijk de grootste uitdaging, want er zullen altijd voors en tegens blijven.
Sentimenten
Maar hoe weet je welke sentimenten er leven in de samenleving en op welke fundamentele waarden zij teruggrijpen? Dé burger bestaat niet, waarden en de afweging van die waarden zijn niet in beton gegoten. Om terug te komen op de windmolens naast mijn wijk: vind ik schone energie belangrijker of toch mijn nachtrust? Ik vind dat schone energie de toekomst moet hebben, maar denk ook: kan dat niet ergens anders dan middenin een stad. Wat zou ik zeggen als ik hierover een enquête moest invullen? Dat zou per dag kunnen verschillen, al naar gelang mijn bui.
Niet alleen zwalkende burgers en veranderende publieke waarden kunnen roet in het eten gooien. Ook het bedrijfsleven is een onzekere factor voor het slagen van maatschappelijk verantwoord innoveren. Bedrijven worden gedreven door hun winstoogmerk. Daarvoor zetten zij soms willens en wetens ethische waarden op een lager pitje. Natuurlijk zijn er voorbeelden van technologieën waarin zij geïnvesteerd hebben die op zoveel tegengas stuitten in de samenleving dat ze (vooralsnog) ongebruikt blijven. Denk aan ondergrondse CO2-opslag om de opwarming van de aarde tegen te gaan. Maar hoeveel voorbeelden zijn er niet te vinden van innovaties die ondanks weerstand dagelijks gebruikt worden? Medicijnen met ernstige bijwerkingen, oliewinningstechnieken die leiden tot grote milieuschade, legbatterijen.
En dan vergeten we maar even dat bedrijven misschien niet zo’n zin hebben om slapende honden wakker te maken. Hoezo op voorhand mensen wijzen op de mogelijk negatieve effecten van jouw nieuwste innovatie? Als je die effecten al kent. Want nee, de mens is niet echt goed in het voorspellen van de toekomst.
Inburgeren
Voor de Delftse onderzoekers is minstens zo belangrijk hoe hun collega-wetenschappers kijken naar maatschappelijk verantwoord innoveren. Het zal de meeste niet in de genen zitten om al in het beginstadium van een innovatieproces te (laten) onderzoeken hoe de maatschappij staat tegenover hun werk om daar rekening mee te houden. Voor een deel heeft dat tijd nodig. De notie van maatschappelijk verantwoord innoveren is niet breed ingeburgerd, maar de meeste Delftse studenten komen er tijdens hun studie vanzelf mee in aanraking in de vorm van al dan niet verplichte vakken. Dat was tien jaar geleden nog niet zo.
Er zit ook een lastigere kant aan. De expertgroep onder leiding van Jeroen van den Hoven refereert er (weliswaar in een iets andere context) in zijn adviesrapport kort aan: wetenschappers hechten veel waarde aan hun vrijheid. Die geeft hen de mogelijkheid steeds met nieuwe, vaak ongewisse onderzoekslijnen te beginnen. De vraag is of zij al in een heel vroeg stadium willen anticiperen op mogelijk negatieve maatschappelijke reacties.
Dat doen ze wel als maatschappelijk verantwoord innoveren beloond wordt zoals wetenschappelijke excellentie en het vermarkten van onderzoek dat worden, denken Van den Hoven en zijn mede-experts. Zij adviseren de Europese Commissie en de Europese lidstaten hun mvi-activiteiten te coördineren, overigens zonder het wettelijk te verplichten. Er moeten dan bijvoorbeeld richtlijnen en codes of conduct komen voor beleidsmakers, onderzoekers en bedrijven. En het moet geïntegreerd worden in aanvragen voor onderzoekssubsidies.
Voor het zover is, staan de pleitbezorgers van maatschappelijk verantwoord innoveren voor een enorme kluif om iedereen mee te krijgen. Maar als ze alle partijen blijven aanspreken op hun lange-termijn-eigenbelang, zouden ze een goede kans moeten maken. Ik hoop dat het ze lukt. De mooie en verantwoorde innovaties die in het verschiet liggen, geven mij ooit ongetwijfeld én groene stroom én een wijk zonder achtergrondruis. Wat zal ik dan rustig slapen.
Comments are closed.