Education

‘Veel ondersteuners gaan met tegenzin naar het werk’

Sinds de reorganisatie is de arbeidsvreugde bij veel ondersteuners gedaald, zeggen de lokale bonden. “Vooral bij de shared service centers gaan veel medewerkers met tegenzin naar hun werk”, stelt Floor Koornneef, voorzitter van het bondenoverleg op de TU Delft.

“Via onze netwerken bereiken ons tientallen klachten. Ook individuele gesprekken met ondersteuners leveren geen rooskleurig beeld op.”

Vorige week maakten collegelid Paul Rullmann en ondernemingsraadvoorzitter Kees Daleboudt de tussenbalans op (Delta 30). Zij beschouwen de operatie bedrijfseconomisch gezien als overwegend succesvol. De positieve toon van dat verhaal is de bonden in het verkeerde keelgat geschoten. Koornneef spreekt van ‘jubelverhalen die bij veel ondersteuners terecht kwaad bloed gezet hebben’. “Bij de tussenbalans is te veel naar de organisatie en te weinig naar de mensen gekeken. Veel ondersteuners die vertrokken, deden dat niet met een goed gevoel.”

Volgens de bonden heeft het streven naar efficiency vooral het werk van administratieve medewerkers eentoniger gemaakt. Het contact met collega’s zou sterk zijn afgenomen. Koornneef: “De mentaliteit van ‘ik help je even’ is bij een aantal shared service centers verdwenen.”

De carrièrevooruitzichten van veel ondersteuners zijn verslechterd, stelt Koornneef. “Ze zijn in hun nieuwe functie vaak lager ingeschaald. Ze houden hun oude salaris, maar de mogelijkheid om door te groeien is verdwenen.”

De bonden zijn bezorgd over ondersteuners die volgens hun leidinggevenden in hun nieuwe functie niet voldoen. “Halverwege het jaar berichtte het college dat zoiets maar bij een handjevol medewerkers speelde. Sindsdien horen we dat veel ondersteuners informeel de vraag krijgen voorgelegd of ze zelf ook niet vinden dat ze beter kunnen uitkijken naar een andere baan. Bij onderwijs- en studentenzaken is ook nog eens de zogeheten r&o-cyclus tijdelijk op een lager pitje gezet. Terwijl die de garantie biedt dat medewerkers een kans krijgen om kritiek te weerleggen of hun prestaties te verbeteren.”

Kritisch is Koornneef ook over TU-mobiel, dat niet geplaatste ondersteuners moet helpen een nieuwe baan te vinden. “TU-mobiel werpt boventallige medewerkers over de schutting bij outplacementbureaus en controleert vervolgens niet voldoende of die hun werk goed doen.” Directeur p&o Simone Blenk noemt deze opmerking ‘stemmingmakerij.’ Blenk: “Wij hebben het herplaatsingsproces zorgvuldig vormgegeven, met waarborgen en monitoring. Er is regelmatig contact met de externe bureaus die de herplaatsingskandidaten begeleiden.”

Dat er slechts twaalf ondersteuners zijn die nog geen nieuwe baan hebben gevonden, maakt weinig indruk op Koornneef. “Ruim de helft van deze mensen is ict’er. Daar zijn nu tientallen openstaande vacatures. Waarom deze mensen niet via omscholing een kans bieden om alsnog bij ict aan de slag te gaan? Het argument dat ze de vereiste kwaliteiten missen, overtuigt niet.”

De constatering dat met de opbrengsten uit de reorganisatie de kwaliteit van onderwijs en onderzoek zijn verbeterd, noemt Koornneef voorbarig. “De ondernemingsraad is nog steeds niet in staat om te toetsen of die doelstelling is gehaald. Meer geld is niet automatisch meer kwaliteit. Die extra promovendi moeten ook goed worden begeleid.”

“Vooral bij de shared service centers gaan veel medewerkers met tegenzin naar hun werk”, stelt Floor Koornneef, voorzitter van het bondenoverleg op de TU Delft. “Via onze netwerken bereiken ons tientallen klachten. Ook individuele gesprekken met ondersteuners leveren geen rooskleurig beeld op.”

Vorige week maakten collegelid Paul Rullmann en ondernemingsraadvoorzitter Kees Daleboudt de tussenbalans op (Delta 30). Zij beschouwen de operatie bedrijfseconomisch gezien als overwegend succesvol. De positieve toon van dat verhaal is de bonden in het verkeerde keelgat geschoten. Koornneef spreekt van ‘jubelverhalen die bij veel ondersteuners terecht kwaad bloed gezet hebben’. “Bij de tussenbalans is te veel naar de organisatie en te weinig naar de mensen gekeken. Veel ondersteuners die vertrokken, deden dat niet met een goed gevoel.”

Volgens de bonden heeft het streven naar efficiency vooral het werk van administratieve medewerkers eentoniger gemaakt. Het contact met collega’s zou sterk zijn afgenomen. Koornneef: “De mentaliteit van ‘ik help je even’ is bij een aantal shared service centers verdwenen.”

De carrièrevooruitzichten van veel ondersteuners zijn verslechterd, stelt Koornneef. “Ze zijn in hun nieuwe functie vaak lager ingeschaald. Ze houden hun oude salaris, maar de mogelijkheid om door te groeien is verdwenen.”

De bonden zijn bezorgd over ondersteuners die volgens hun leidinggevenden in hun nieuwe functie niet voldoen. “Halverwege het jaar berichtte het college dat zoiets maar bij een handjevol medewerkers speelde. Sindsdien horen we dat veel ondersteuners informeel de vraag krijgen voorgelegd of ze zelf ook niet vinden dat ze beter kunnen uitkijken naar een andere baan. Bij onderwijs- en studentenzaken is ook nog eens de zogeheten r&o-cyclus tijdelijk op een lager pitje gezet. Terwijl die de garantie biedt dat medewerkers een kans krijgen om kritiek te weerleggen of hun prestaties te verbeteren.”

Kritisch is Koornneef ook over TU-mobiel, dat niet geplaatste ondersteuners moet helpen een nieuwe baan te vinden. “TU-mobiel werpt boventallige medewerkers over de schutting bij outplacementbureaus en controleert vervolgens niet voldoende of die hun werk goed doen.” Directeur p&o Simone Blenk noemt deze opmerking ‘stemmingmakerij.’ Blenk: “Wij hebben het herplaatsingsproces zorgvuldig vormgegeven, met waarborgen en monitoring. Er is regelmatig contact met de externe bureaus die de herplaatsingskandidaten begeleiden.”

Dat er slechts twaalf ondersteuners zijn die nog geen nieuwe baan hebben gevonden, maakt weinig indruk op Koornneef. “Ruim de helft van deze mensen is ict’er. Daar zijn nu tientallen openstaande vacatures. Waarom deze mensen niet via omscholing een kans bieden om alsnog bij ict aan de slag te gaan? Het argument dat ze de vereiste kwaliteiten missen, overtuigt niet.”

De constatering dat met de opbrengsten uit de reorganisatie de kwaliteit van onderwijs en onderzoek zijn verbeterd, noemt Koornneef voorbarig. “De ondernemingsraad is nog steeds niet in staat om te toetsen of die doelstelling is gehaald. Meer geld is niet automatisch meer kwaliteit. Die extra promovendi moeten ook goed worden begeleid.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.