Wij wiskundigen praten anders dan normale mensen. We zijn dol op gestapelde bijvoeglijke naamwoorden als ‘enkelvoudig samenhangend semisimpliciaal complex’.
Vorige week liep ik met twee collega’s, oude bekenden van elkaar, naar de binnenstad. Het was een mooie zonnige dag, we gingen een biertje halen en de twee oude bekenden hadden elkaar al een tijd niet meer gezien. Normale mensen zouden in zo’n geval ditjes en datjes uitwisselen, maar wij wiskundigen hebben daar geen tijd voor. Het gesprek verliep in zinnen als: “Consider an immobile hider on a hamiltonian network and suppose that there exists a unique vertex of maximal degree. Now in our 1996 paper we already ….” En zo maar door, de hele weg van Mekelpark naar Beestenmarkt, waar Kobus Kuch ons vergastte op het bord: ‘TU . totaal uitgebrand . sterkte’.
Bouwkundigen praten ook anders dan normale mensen. Ze overgieten hun zelfstandige naamwoorden met bijvoegsels als contrasterend, geaccentueerd of speels. Ze houden van zinsconstructies als: ‘de centrale promenade loopt in de vorm van een bliksemschicht door het Mekelpark en voorziet de faculteitsfaades van het ontbrekende campusgevoel’. Het mooiste gebouw in de TU-wijk is de hunnebedbibliotheek, maar bijna even mooi is zijn architectonische beschrijving, waaruit ik een klein stukje citeer. ‘Het uitgestrekte grasveld is als een velletje papier aan één punt opgetild en vormt het dak van de nieuwe bibliotheek. Een dak dat belopen kan worden. Het wordt ondersteund door kolommen en de grote hal die zo ontstaat is voorzien van glazen gevels.’ Bij zoveel architectentaal vergeet je zelfs dat er geen goed café in zit.
Op derde Pinksterdag werd het Mekelpark vanuit een koffiezetapparaat geraakt door hemels vuur. Een grijsgrauwe rookwolk contrasteerde speels met een hemelsblauwe achtergrond, accentueerde de centrale promenade. Prometheus op het TU-logo. Velletjes papier werden opgetild, verdwenen vanuit één punt door het open dak van het oude bouwkundegebouw. Een gebouw dat nooit meer belopen zal worden. Er rest een zwartgeblakerde faculteitsfaade, in afwachting van een toekomstige kroon vol campusgevoel op de kop van de centrale promenade.
Robert Fokkink
Wij wiskundigen praten anders dan normale mensen. We zijn dol op gestapelde bijvoeglijke naamwoorden als ‘enkelvoudig samenhangend semisimpliciaal complex’. Vorige week liep ik met twee collega’s, oude bekenden van elkaar, naar de binnenstad. Het was een mooie zonnige dag, we gingen een biertje halen en de twee oude bekenden hadden elkaar al een tijd niet meer gezien. Normale mensen zouden in zo’n geval ditjes en datjes uitwisselen, maar wij wiskundigen hebben daar geen tijd voor. Het gesprek verliep in zinnen als: “Consider an immobile hider on a hamiltonian network and suppose that there exists a unique vertex of maximal degree. Now in our 1996 paper we already ….” En zo maar door, de hele weg van Mekelpark naar Beestenmarkt, waar Kobus Kuch ons vergastte op het bord: ‘TU . totaal uitgebrand . sterkte’.
Bouwkundigen praten ook anders dan normale mensen. Ze overgieten hun zelfstandige naamwoorden met bijvoegsels als contrasterend, geaccentueerd of speels. Ze houden van zinsconstructies als: ‘de centrale promenade loopt in de vorm van een bliksemschicht door het Mekelpark en voorziet de faculteitsfaades van het ontbrekende campusgevoel’. Het mooiste gebouw in de TU-wijk is de hunnebedbibliotheek, maar bijna even mooi is zijn architectonische beschrijving, waaruit ik een klein stukje citeer. ‘Het uitgestrekte grasveld is als een velletje papier aan één punt opgetild en vormt het dak van de nieuwe bibliotheek. Een dak dat belopen kan worden. Het wordt ondersteund door kolommen en de grote hal die zo ontstaat is voorzien van glazen gevels.’ Bij zoveel architectentaal vergeet je zelfs dat er geen goed café in zit.
Op derde Pinksterdag werd het Mekelpark vanuit een koffiezetapparaat geraakt door hemels vuur. Een grijsgrauwe rookwolk contrasteerde speels met een hemelsblauwe achtergrond, accentueerde de centrale promenade. Prometheus op het TU-logo. Velletjes papier werden opgetild, verdwenen vanuit één punt door het open dak van het oude bouwkundegebouw. Een gebouw dat nooit meer belopen zal worden. Er rest een zwartgeblakerde faculteitsfaade, in afwachting van een toekomstige kroon vol campusgevoel op de kop van de centrale promenade.
Robert Fokkink
Comments are closed.