Gaan Nederlandse universiteiten straks wereldwijd concurreren of trekken ze zich terug achter de dijken? “Een universiteit kan uitgroeien tot een wereldspeler en de beste vrienden met Harvard worden. Maar in Nederland heeft ze dan geen vrienden meer.”
Zelf noemen ze het een brandweeroefening. Je weet niet of er brand uitbreekt, maar het is goed om voorbereid te zijn. “Zodat we dan niet in paniek gaan rondrennen, maar weten wat het alarmnummer is, waar de blusser hangt, wie we moeten waarschuwen, waar de nooduitgang is…”
Zo staat het in het boekje ‘Vizier vooruit’ dat het Rathenau Instituut en universiteitenvereniging VSNU samen hebben gemaakt. Ze schetsen daarin vier beelden van de toekomst, het ene wat waarschijnlijker dan het andere, maar allevier enigszins plausibel.
“Er komen nogal wat dreigingen en kansen op ons af”, zegt Karl Dittrich, voorzitter van de VSNU. “We hebben te maken met globalisering, digitalisering… je kunt het zelf invullen. Maar als bestuurders doen we vaak alsof we alles weten. Er is één gen dat we niet vaak gebruiken: het gen van de twijfel. Deze toekomstscenario’s helpen ons toch over onzekerheden na te denken.”
Directeur Jan Staman van het Rathenau Instituut vult hem aan: “We hebben een boekje, maar het gezamenlijke denkwerk is minstens zo belangrijk. Het zijn gezamenlijke avonturen waarin we de horizon verkennen. Eerst waren we nog wel voorzichtig met onze voorspellingen, maar dat is allang weg. We leggen er onze hele ziel en zaligheid in.”
Er zijn twee belangrijke onzekerheden, zeggen de makers van de scenario’s. Allereerst: wie gaat voor het onderwijs en onderzoek betalen: is dat de overheid of zijn het de studenten en het bedrijfsleven? Ten tweede: hoe sterk moeten universiteiten concurreren? Moeten ze de wereldwijde strijd om de allerbeste studenten en wetenschappers aangaan of gaan ze vooral samenwerken en hebben ze een regionale functie?
Deze twee variabelen kun je kruisen en dat levert twee keer twee is vier scenario’s op. De verhalen zijn beschreven als een soort utopieën of dystopieën, al naar gelang je voorkeur. “Na een paar hoogoplopende conflicten tussen Rusland en Europa (onder andere over de levering van gas) is door een succesvolle interventie van de Verenigde Staten de rust uiteindelijk teruggekeerd”, staat er in één van de scenario’s, waarin de universiteiten weinig met elkaar concurreren. In een ander scenario, met veel concurrentie, zetten landen als Iran en Brazilië alles op alles om de slimste studenten binnen te halen. Die kunnen bovendien uit alle hoeken van de wereld komen, want onderwijs raakt meer verbreid. Een “smoezelig meisje uit een krottenwijk” wordt Nobelprijswinnaar en inspireert honderdduizenden meisjes in soortgelijke omstandigheden wereldwijd.
Wat nu het meest waarschijnlijke toekomstbeeld is? Dittrich: “Ik sprak twee bestuurders die allebei tegen me zeiden: leuk, die scenario’s, maar eigenlijk is er maar één reëel. Wat denk je? Ze noemden allebei een ander scenario.” “Ik geef geen cent voor mijn eigen verwachting”, zegt Staman op zijn beurt, “maar ik verwacht een mengvorm van de verschillende scenario’s. Er komt misschien wel een global player in Nederland, maar dan zullen de overige universiteiten andere rollen kiezen, uit één van de andere scenario’s.”
Stel, zegt Staman, dat een Amsterdamse universiteit een soort Harvard wordt en wereldwijd de slag wint om de allerbeste studenten. Dan is die universiteit niet langer toegankelijk voor gewone Nederlandse studenten. Die moeten toch ergens heen en dan zullen andere universiteiten hen opvangen: die zoeken dan meer de regionale functie, waarin ze minder concurrentie te duchten hebben. “De scenario’s helpen vooral bij het vinden van een gezamenlijke taal. Je kunt elkaar beter duidelijk maken waar je je ongeveer bevindt en praat niet langs elkaar heen. Dat is de winst.”
De moeilijkste toekomst lijkt die waarin universiteiten gebukt gaan onder keiharde, wereldwijde concurrentie. Als je overal op voorbereid wilt zijn, als in een brandweeroefening, zou je je vooral tegen dat scenario moeten wapenen. Zijn deze scenario’s wel zo neutraal als ze lijken?
Bovendien hebben de universiteiten nu al duidelijke ideeën over de toekomst en waar het heen moet. Ze willen bijvoorbeeld meer vrijheid om hun eigen collegegelden te bepalen en kijken ook begerig naar de basisbeurs. “Wij pleiten voor extra investeringen in het hoger onderwijs”, erkent Dittrich, “en volgens de overheid kan dat alleen als er een leenstelsel komt.”
Voor iemand die de scenario’s van de toekomst presenteert, maakt Staman zich weinig zorgen om de toekomst. Van hem mag de basisbeurs best verdwijnen, als universiteiten dan beter onderwijs kunnen bieden. Met of zonder leenstelsel, het hoger onderwijs zal volgens Staman heus wel toegankelijk blijven. “Ik zie het in Nederland niet zo snel gebeuren dat iemand zegt: ik heb er lak aan, ik wil gewoon een leenstelsel, ook al kunnen kinderen van arme ouders dan niet meer studeren.”
“De problemen worden gewoon duidelijker van deze scenario’s”, legt hij uit. “Een universiteit kan uitgroeien tot een wereldspeler en de beste vrienden met Harvard worden. Maar in Nederland heeft zo’n universiteit dan geen vrienden meer. Mensen voelen zich er niet mee verbonden en zeggen: sorry, maar ik ben niet eens trots op deze universiteit. Zoiets gebeurt nu in Singapore en Zürich. Natuurlijk, wat dacht je? Daar staan geweldige universiteiten, maar er ontstaat afstand tussen de inwoners van die steden en de universiteit.”
Maakt het voor het wetenschappelijk onderzoek eigenlijk uit welk scenario zich zal ontvouwen? Onderzoek moet toch altijd zo goed mogelijk zijn? Dat klopt, zegt Dittrich, maar het maakt wel uit voor de koers. “Misschien ligt de nadruk in de toekomst sterk op excellentie en science for science, waarbij wetenschappers elkaar moeten overtreffen om beurzen in de wacht te slepen. Maar wetenschap zou ook een veel sterkere regionale functie kunnen krijgen. En als de overheid het onderzoek betaalt, zullen wetenschappers zich meer op de grand challenges als duurzaamheid en gezondheid richten. Als universiteiten sterker afhankelijk worden van het bedrijfsleven, zullen ze meer innovatief onderzoek voor de topsectoren verrichten.”
Vier scenario’s
Hoe ziet de wereld eruit in het jaar 2025? Gaan universiteiten wereldwijd de strijd aan om de beste studenten en wetenschappers of zoeken ze het dichter bij huis? Betaalt de overheid voor onderwijs en onderzoek of moeten studenten en bedrijfsleven in de buidel tasten? In gesprek met experts, wetenschappers, bestuurders en studenten in het hoger onderwijs hebben universiteitenvereniging VSNU en het Rathenau Instituut vier scenario’s geschetst, die zich op twee assen bewegen: veel of weinig concurrentie en veel of weinig overheidsgeld.
1. Nationale vertrouwdheid: veel overheidsgeld, weinig concurrentie tussen universiteiten
De machtsblokken in de wereld houden elkaar redelijk in evenwicht. Er komt één groot Europees wetenschapsbudget, gericht op grand challenges als recycling, gepersonaliseerde geneeskunde en innovatie voor een beter leven. Het universitaire onderwijs is een nationale zaak en is meer gericht op Bildung dan op vakonderwijs.
2. Regionale kracht: veel particulier geld, weinig concurrentie tussen universiteiten
Europa is uiteen gevallen in regio’s, die met wisselend succes samenwerken. Burgers en het lokale bedrijfsleven slaan de handen ineen en doen meer zelf. Op scholen krijgen leerlingen niet alleen lezen en schrijven, maar worden ook creativiteit, ondernemerszin en zelfstandigheid aangemoedigd. Wetenschappelijk onderzoek en onderwijs zijn sterk gericht op economisch nut. Studenten studeren veel meer dan vroeger in deeltijd en kopen hun eigen cursussen en trainingen in. Toepasbare studies hebben de voorkeur.
3. Internationale selectie: veel particulier geld, veel concurrentie tussen universiteiten
Over de hele wereld gooien landen hun grenzen open om de beste studenten en wetenschappers aan te trekken, die dan ook met gemak naar de andere kant van de wereld verhuizen. Ook jongeren uit arme landen gaan massaal studeren. Universiteiten vechten om een hoge plek op de ranglijsten en concurreren ook om overheidsgeld, dat vrijwel alleen nog in competitie wordt verdeeld.
4. Europese variatie: veel overheidsgeld, veel concurrentie tussen universiteiten
Er komt een groot Europees onderzoeksfonds. Dat was aanvankelijk bedoeld om de achterstand op de Amerikanen in te halen, maar na een grote energiecrisis blijven overheden en particulieren stevig investeren in onderzoek en innovatie. Wetenschappers moeten inschrijven op allerlei onderzoeksprogramma’s van overheden en particuliere fondsen. Vooral universiteiten in Noord-West Europa profiteren hiervan: wetenschappers en studenten trekken weg uit Zuid-Europa. Wetenschappers hebben nauwelijks nog een vaste aanstelling en moeten concurreren om tijdelijke beurzen. Alleen de beste tien procent van de studenten wordt klaargestoomd voor een academische carrière, de rest krijgt les op lagere niveaus.
Het boek Vizier vooruit – 4 toekomstscenario’s voor de Nederlandse universiteiten wordt vandaag gepresenteerd.
Comments are closed.